-
1 rechnen
rekenen -
2 rechnen
rechnen3 rekenen, vertrouwen4 rekening houden met, bedacht zijn op♦voorbeelden:im Kopf rechnen • hoofdrekenenin Gulden rechnen • met guldens rekenenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 rekenen bij, tot♦voorbeelden:1 renderen, rendabel zijn, iets opleveren -
3 zählen
zählen♦voorbeelden:1 auf jemanden, etwas zählen • op iemand, iets rekenender kann nicht bis drei zählen • die kan geen drie, tien tellenehe man bis drei gezählt hatte • in een oogwenkdie Verluste zählten nach Millionen • de verliezen liepen in de miljoenener zählte zu den besten Chemikern seiner Zeit • hij behoorde tot de beste chemici van zijn tijdII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:er zählte (ganze) siebzehn Jahre • hij was (pas) zeventien (jaar oud)jemanden nicht unter seine Freunde, zu seinen Freunden zählen • iemand niet onder, tot zijn vrienden rekenen -
4 die Rechnung ohne den Wirt machen
————————die Rechnung ohne den Wirt machenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Rechnung ohne den Wirt machen
-
5 rechnerisch
-
6 Kopf
〈m.; Kopf(e)s, Köpfe〉3 hoofd, kop ⇒ wil, zin7 hoofd, kop ⇒ titel, opschrift8 hoofd, kop ⇒ begin(stuk), boveneinde♦voorbeelden:sich die Köpfe heiß reden • heftig discussiërenKopf und Kragen riskieren • alles op het spel zetten〈 informeel〉 Kopf hoch! • kop op!die Menge stand Kopf an Kopf • je kon over de hoofden lopen〈informeel; schertsend〉 jemandem auf den Kopf spucken können • een stuk groter zijn dan iemand andersalles auf den Kopf stellen • (a) de hele zaak door elkaar halen; (b) de hele zaak verkeerd voorstellender Ruhm ist ihm in den Kopf gestiegen • de roem is hem naar het hoofd gestegenmit seinem Kopf für etwas einstehen • volledig voor iets instaanmit bloßem Kopf • blootshoofdspro Kopf • per persoon, per hoofd〈 figuurlijk〉 er ist seinen Eltern über den Kopf gewachsen • hij laat zich niks meer vertellen door zijn oudersbis über den Kopf in Schulden stecken • tot over de oren in de schulden stekenvon Kopf bis Fuß • van top tot teender Erfolg ist ihm zu Kopf gestiegen • het succes is hem naar het hoofd gestegen〈informeel; schertsend; figuurlijk〉 jemandem den Kopf zwischen die Ohren setzen • iemand op zijn nummer zettenKopf oder Zahl • kruis of munteinen kühlen Kopf bewahren • het hoofd koel houdenseinen Kopf aufsetzen • per se zijn zin willen hebbenseinen Kopf durchsetzen • zijn zin doordrijvendanach steht mir der Kopf nicht • daar heb ik geen zin in〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas durch den Kopf gehen lassen • zijn gedachten over iets laten gaanim Kopf rechnen • uit het hoofd (uit)rekenen4 die Besatzung war 100 Köpfe stark • de bemanning telde, bestond uit 100 koppen -
7 Rechnen ist seine schwache Seite
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Rechnen ist seine schwache Seite
-
8 Rechnung
Rechnung〈v.; Rechnung, Rechnungen〉3 berekening ⇒ veronderstelling, overweging♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 die Rechnung zahlen müssen • de rekening, het gelag moeten betalendas geht auf meine Rechnung • dat is voor mijn rekeningin Rechnung stellen • in rekening brengen〈 spreekwoord〉 man soll die Rechnung nicht ohne den Wirt machen • wie buiten de waard rekent, komt bedrogen uitetwas in Rechnung setzen, stellen • met iets rekening houden -
9 Seite
Seite〈v.; Seite, Seiten〉1 kant, zijde ⇒ zijkant, (zij)vlak2 bladzijde, pagina♦voorbeelden:auf der einen Seite …, auf der anderen Seite … • enerzijds …, anderzijds …die hintere, innere Seite • de achter-, binnenkantetwas an der Seite tragen • iets opzij dragenauf, zu beiden Seiten von • aan weerszijden, weerskanten vanetwas auf die Seite schaffen • (a) iets opzijleggen; (b) iets in veiligheid brengen • (c) iets achteroverdrukken; (d) iets uit de weg ruimenauf die, zur Seite gehen, rücken, treten • aan de kant gaan, opzijgaan (staan)jemanden auf die, zur Seite nehmen • iemand terzijde nemen〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas nach allen Seiten hin überlegen • iets lang en breed overwegenzur Seite blicken • opzij kijkenetwas zur Seite legen • iets terzijde, opzijleggen〈 figuurlijk〉 etwas zur Seite schieben • iets terzijde schuiven, opzijzetten〈 figuurlijk〉 jemanden jemandem an die Seite stellen • iemand naast iemand plaatsen, zetten, iemand met iemand vergelijkenvon zuverlässiger Seite • uit betrouwbare bronvon (gut) unterrichteter Seite • van welingelichte zijdeauf Seiten, aufseiten der Regierung stehen • aan de kant van de regering staanjemanden auf seine Seite bringen, ziehen • iemand voor zich winnenauf jemandes Seite 〈 2e naamval〉 stehen • aan iemands kant, achter iemand staanvon Seiten, vonseiten der Eltern • van de kant van de ouderszur anderen Seite übergehen • overlopenzur stärkeren Seite übergehen • de sterkste partij kiezen -
10 Wirt
〈m.; Wirt(e)s, Wirte〉1 waard, kastelein ⇒ café-, restauranthouder2 kamerverhuurder, hospes♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 man soll die Rechnung nicht ohne den Wirt machen • wie buiten de waard rekent, komt bedrogen uit -
11 aufschlagen
aufschlagen6 〈 sport en spel〉serveren, opslaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:5 ein Lager, Zelt aufschlagen • een kamp, tent opslaan -
12 aufsummieren
aufsummieren, baufsummen/b -
13 beiordnen
-
14 bruchrechnen
bruchrechnen -
15 die Todesstrafe ist ihm sicher
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Todesstrafe ist ihm sicher
-
16 eine Belohnung war ihm gewiss
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > eine Belohnung war ihm gewiss
-
17 einrechnen
einrechnen1 meerekenen, erbij rekenen -
18 erwarten
-
19 gewiss
gewiss1♦voorbeelden:sie hat so ein gewisses Etwas • ze heeft zoiets over zich, zoiets bepaaldseiner Sache 〈 2e naamval〉 gewiss sein • zeker zijn van iets, van iets op aan kunneneine Belohnung war ihm gewiss • hij kon op een beloning rekenen————————gewiss2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 aber gewiss doch! • maar zeker!ganz gewiss! • zeer, heel zeker!, vast en zeker! -
20 groß
groß1〈bijvoeglijk naamwoord; größer, (am) größt(en)〉♦voorbeelden:das ist ganz große Mode • dat is de grote mode〈 figuurlijk〉 die Großen der Welt • de grote heren, de grote lui, de groten der aardeunsere Große • onze grootste dochter, oudsteunser Großer, Größter • onze oudste (zoon, jongen)〈 informeel〉 das war ganz groß! • dat was geweldig, fantastisch!im Rechnen ist er groß • wat rekenen betreft is hij een hele pietim Großen betrachtet, gesehen • over het algemeen beschouwd, globaal genomenim Großen (und) Ganzen • over het geheel genomen, in het algemeenim Großen einkaufen • in het groot inkopenim Großen handeln • in het groot handelen, (een) groothandel drijven〈 figuurlijk〉 groß und breit • lang en breed, uitvoerig————————groß2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 eine groß angelegte Aktion • een groots opgezette, grootscheepse actiejemanden groß anblicken, ansehen • iemand met grote ogen aankijkenwas ist da groß zu sagen? • wat moet je daar nou op zeggen?was ist das schon groß? • wat is daar nou aan?
- 1
- 2
См. также в других словарях:
rekenen — … Useful english dictionary
Scouting Nederland — Headquarters … Wikipedia
Reckon — Reck on (r[e^]k n), v. t. [imp. & p. p. {Reckoned} (r[e^]k nd); p. pr. & vb. n. {Reckoning}.] [OE. rekenen, AS. gerecenian to explain; akin to D. rekenen to reckon, G. rechnen, OHG. rehhan[=o]n (cf. Goth. rahnjan), and to E. reck, rake an… … The Collaborative International Dictionary of English
Reckoned — Reckon Reck on (r[e^]k n), v. t. [imp. & p. p. {Reckoned} (r[e^]k nd); p. pr. & vb. n. {Reckoning}.] [OE. rekenen, AS. gerecenian to explain; akin to D. rekenen to reckon, G. rechnen, OHG. rehhan[=o]n (cf. Goth. rahnjan), and to E. reck, rake an… … The Collaborative International Dictionary of English
Reckoning — Reckon Reck on (r[e^]k n), v. t. [imp. & p. p. {Reckoned} (r[e^]k nd); p. pr. & vb. n. {Reckoning}.] [OE. rekenen, AS. gerecenian to explain; akin to D. rekenen to reckon, G. rechnen, OHG. rehhan[=o]n (cf. Goth. rahnjan), and to E. reck, rake an… … The Collaborative International Dictionary of English
Isabelle A — 2006. Isabelle A mit Luc De Vos von der Band Gorki beim 01 … Deutsch Wikipedia
Isabelle Adam — Isabelle A 2006. Isabelle A mit Luc De Vos von der Band Gorki beim 0110 Konzert in Gent, 2006. Isabelle A (eigentlich Isabelle Adam; * 25. Mai … Deutsch Wikipedia
rekanōn — *rekanōn, *reknōn germ., schwach. Verb: nhd. erklären, rechnen; ne. explain, count (Verb); Rekontruktionsbasis: ae., afries., mnl., mnd., ahd.; Hinweis: s. *reka , *rekana ; Etymologie … Germanisches Wörterbuch
reckon — verb (reckoned; reckoning) Etymology: Middle English rekenen, from Old English recenian (as in gerecenian to narrate); akin to Old English reccan Date: 13th century transitive verb 1. a. count < reckon the days till Christmas > … New Collegiate Dictionary
Pi — This article is about the number. For the Greek letter, see Pi (letter). For other uses, see Pi (disambiguation). The circumference of a ci … Wikipedia
Leibniz formula for pi — See Leibniz formula for other formulas known under the same name. In mathematics, the Leibniz formula for pi;, named after Gottfried Leibniz, states that:1 , , frac{1}{3} ,+, frac{1}{5} , , frac{1}{7} ,+, frac{1}{9} , , cdots ;=; frac{pi}{4}.!The … Wikipedia