-
1 eiwit
♦voorbeelden: -
2 eiwit
-
3 eiwit
albumen, albumine, protéine -
4 eiwit stijf kloppen
eiwit stijf kloppen————————eiwit stijf kloppen -
5 eiwit slaan
eiwit slaan -
6 dooier en eiwit scheiden
dooier en eiwit scheiden -
7 geklopt eiwit
geklopt eiwit -
8 kloppen
2 [op iets slaan om er de aandacht op te vestigen] frapper3 [m.b.t. de hartspier] battre♦voorbeelden:binnen zonder kloppen • entrez sans frapper→ link=deur deurkloppende boekhouding • comptabilité exactede rekening klopt • le compte y estdat klopt • c'est exactdaar klopt iets niet • il y a qc. qui ne va pasII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [een slag geven; verslaan, overwinnen] battre♦voorbeelden:iemand op de rug kloppen • donner une tape dans le dos à qn.de as van de sigaar kloppen • faire tomber la cendre d'un cigare→ link=borst borst -
9 scheiden
1 [algemeen] séparer2 [echtscheiding uitspreken] prononcer le divorce de♦voorbeelden:de dood heeft hen gescheiden • la mort les a séparésdooier en eiwit scheiden • séparer le jaune d'oeuf du blancde Pyreneeën scheiden Frankrijk en Spanje • les Pyrénées séparent la France et l'Espagnebezigheden die hem van zijn huisgezin gescheiden hielden • occupations qui le tenaient éloigné de son foyerdie begrippen zijn niet scherp van elkaar te scheiden • ces deux notions sont difficilement dissociableseen kamer door schotten in tweeën scheiden • diviser une pièce en deux par des cloisonstien kilometers scheiden ons van de finish • dix kilomètres nous séparent de l'arrivéehij weet zijn werk niet van zijn privéleven te scheiden • il ne sait pas séparer son travail de sa vie privée1 [niet langer samen gaan; zich losmaken] se séparer (de)2 [m.b.t. huwelijk] divorcer (d'avec qn.)♦voorbeelden: -
10 slaan
2 〈 in het gezicht〉 gifler (qn.)3 [door een zwaaiende beweging op, van de plaats brengen; ook m.b.t. het oog, de blik] jeter4 [van het speelbord verwijderen] prendre♦voorbeelden:een steen sloeg een barst in het raam • une pierre a fêlé la vitreeiwit slaan • battre les blancs d'oeufsde gevangenen werden geslagen • les prisonniers étaient battuseen spijker in de muur slaan • enfoncer un clou dans le murde trommel slaan • battre le tambouralles kort en klein slaan • tout démolirzich door het werk heen slaan • venir à bout de son travail〈 figuurlijk〉 niet van iemand af te slaan zijn • être toujours pendu aux basques de qn.〈 figuurlijk〉 ergens niet weg te slaan zijn • ne pouvoir être délogé de qp.iemand in elkaar slaan • rouer qn. de coupsiemand in het gezicht slaan • frapper qn. au visagede bal over het hek slaan • envoyer le ballon par-dessus la grillestof uit een tapijt slaan • battre un tapisstof van zijn jas slaan • secouer la poussière de son manteau; épousseter son manteau 〈 met borstel〉2 iemand een mantel om het lichaam slaan • envelopper qn. dans un manteaude armen om de hals van iemand slaan • jeter les bras autour du cou de qn.zijn arm om iemand heen slaan • enlacer qn.de armen over elkaar slaan • croiser les bras2 [m.b.t. hart, pols; ook deur, trom] battre3 [m.b.t. klok] sonner4 [+ op][betreffen] concerner5 [begin maken met] se mettre (à faire qc.)♦voorbeelden:hard slaan • taper durmet de vleugels slaan • battre des ailesmet de armen en benen slaan • se démenerer maar op los slaan, in het wilde weg slaan • taper dans le taser flink op los slaan • ne pas y aller de main mortehet schip slaat aan stukken • le navire se brisehet water slaat tegen het schip • l'eau bat le navirede regen slaat tegen de ruit • la pluie fouette contre la vitrehet slaan van het hart • le battement du coeurhet slaan van de regen • le fouettement de la pluiehet slaat twee uur • deux heures sonnentdat slaat nergens op • ça ne rime à riendat slaat op de huidige situatie • cela se rapporte à la situation actuelleoverboord slaan • passer par-dessus bordde angst slaat hem om het hart • l'angoisse le paralysede rook slaat me op de adem • la fumée me suffoquetegen de grond slaan • tomber par terrede vlammen sloegen uit het dak • les flammes jaillissaient du toit -
11 stijf
♦voorbeelden:1 wat een stijve hark! • 〈 letterlijk〉 il, elle est raide comme un échalas; 〈 figuurlijk〉 quel(le) empoté(e)!een stijf knikje • un salut compasséstijve manieren • manières guindéeseen stijve rug • des courbatures dans le dosstijf lopen • marcher sans souplesse〈 figuurlijk〉 iemand stijf schelden, vloeken • engueuler qn. un bon coupstijf van de kou • engourdi par le froidstijf van angst • paralysé par la peurstijf laten worden • laisser prendreze hield het pak stijf vast • elle serra le paquet entre ses mains
Перевод: с нидерландского на французский
с французского на нидерландский- С французского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Пенджабский
- Русский
- Турецкий
- Французский