-
1 continuer
continuer [kõtienuu.ee]1 (voort)duren ⇒ voortgaan, aanhouden♦voorbeelden:il continue à boire • hij blijft drinkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 voortzetten ⇒ doorgaan met, vervolgenv1) voortgaan, aanhouden4) voortzetten, vervolgen5) doortrekken, verlengen -
2 chasse
chasse [sĵaas]〈v.〉3 jacht ⇒ jachttijd, -terrein, -buit♦voorbeelden:aller, partir à la chasse • op jacht gaan〈 spreekwoord〉 qui va à la chasse perd sa place • opgestaan, plaats vergaanchasse aux sorcières • heksenjachtf1) jacht2) (het) jagen4) speling, speelruimte -
3 châsse
chasse [sĵaas]〈v.〉3 jacht ⇒ jachttijd, -terrein, -buit♦voorbeelden:aller, partir à la chasse • op jacht gaan〈 spreekwoord〉 qui va à la chasse perd sa place • opgestaan, plaats vergaanchasse aux sorcières • heksenjachtf2) vatting, montuur3) dop, kijker [oog] -
4 parcourir
parcourir [paarkoerier]〈 werkwoord〉1 doorkruisen ⇒ doortrekken, doorlopen, aflopen2 afleggen3 doornemen ⇒ doorbladeren, snel, vluchtig doorlezen♦voorbeelden:parcourir le monde • de wereld afreizenv1) doorkruisen, doorlopen2) afleggen3) doornemen, doorkijken4) inspecteren -
5 passer
passer [paasee]2 voorbijgaan ⇒ voorbijkomen, gaan (langs), passeren4 gaan (van … naar) ⇒ overgaan (naar, tot)5 doorgaan (voor) ⇒ gelden (als), passeren (voor)♦voorbeelden:défense de passer • geen toegangmon dîner ne passe pas • mijn avondeten ligt me zwaar op de maagcette histoire-là ne passe pas • dat verhaal is niet geloofwaardigla loi a passé • de wet is aangenomencette scène ne passe pas • die scène komt niet goed over (bij het publiek)laissez passer! • maak ruimte!, opzij!passer outre à qc. • geen rekening houden met ietsje suis passé par là • dat heb ik ook meegemaaktil faut en passer par ses volontés • men moet voor zijn wil buigenil faudra en passer par là • er zit niets anders openfin, passe pour lui • nu goed, voor hem maken we een uitzondering(cela) passe (encore), mais … • dat is nog tot daar aan toe, maar …passer prendre qn. • iemand komen ophalenen passant • in het voorbijgaan, terloopssoit dit en passant • trouwens, tussen twee haakjespasser sur les fautes de qn. • iemands fouten door de vingers zienpasser sur les détails • niet stil blijven staan bij details3 comme le temps passe! • wat gaat de tijd snel!faire passer le temps • de tijd verdrijvenfaire passer à qn. le goût, l'envie de qc. • iemand de lust tot iets doen vergaan〈 spreekwoord〉 tout passe, tout lasse, tout casse 〈 alles gaat voorbij〉cela lui passera • dat gaat wel overenfin, passons! • nu goed, laten we daar niet meer over praten!4 où est-il passé? • waar is hij gebleven?passer à l'ennemi • naar de vijand overlopenpasser en deuxième, seconde • overschakelen naar de tweede versnellingpasser en seconde • naar de vijfde klas gaanse faire passer pour • zich uitgeven voor1 oversteken ⇒ over-, doortrekken, overgaan, doorkomen, gaan door3 voorbijgaan ⇒ passeren, overschrijden4 aanreiken ⇒ overhandigen, aan-, doorgeven5 aanschieten ⇒ aandoen, aantrekken6 halen door, langs, over ⇒ strijken langs, over, steken door, in, vertonen 〈 film〉 ⇒ draaien 〈 plaat〉7 overslaan ⇒ voorbij laten gaan, weglaten♦voorbeelden:1 passer un mur • over een muur klimmen, springenpasser sa vie à manger et à dormir • niets anders doen dan eten en slapenpasser la seconde • naar de tweede versnelling gaanpasser un coup de fil à qn. • iemand opbellen〈 communicatie(media)〉 je vous passe … • ik verbind u door met …6 qu'est-ce qu'il lui a passé! • hij heeft hem er flink van langs gegeven!j'en passe et des meilleures! • en ik vertel nog niet ééns alles!1 gebeuren ⇒ zich afspelen, voorvallen4 het stellen zonder ⇒ missen, ontberen, afzien van♦voorbeelden:1 que se passe-t-il?, qu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?ça ne se passera pas comme ça! • dat gaat zomaar niet!tout se passe comme si • het lijkt wel of, alles wijst erop datne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi • niet kunnen zeggen wat er in zijn binnenste omgaat→ jeunesse4 je me passerais bien volontiers de cette corvée • ik zou maar al te graag onder dat karwei uit willen komenvoilà qui se passe de commentaires • dat maakt commentaar overbodig, dat spreekt voor zichzelf1. v2) gaan (van...naar)4) uitgezonden worden [film, radio]6) verbleken7) oversteken8) doorbrengen9) passeren, overschrijden10) over-handigen11) aantrekken12) halen door, langs, over13) vertonen [film]14) overslaan15) vergeven16) doen verdwijnen17) zeven18) boeken2. se passerv1) gebeuren2) voor-bijgaan3) missen, afzien (van) -
6 percer
percer [persee]1 doorbreken ⇒ doorkomen, aanbreken3 doorschemeren ⇒ zichtbaar worden, bekend worden4 bekendheid krijgen ⇒ beroemd worden, beginnen naam te makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een gat maken in ⇒ boren door, doorsteken, doorprikken3 doorbreken ⇒ breken door, dringen door, zich een weg banen door4 doorgronden ⇒ ontdekken, achter (iets) komen♦voorbeelden:cela me perce le coeur • dat is een steek in mijn hartbruit qui perce les oreilles • oorverdovend lawaaipercer une rue • een straat doortrekkenpercer un tunnel • een tunnel gravenv1) doorbreken5) boren (door), doorsteken, doorprikken6) openbreken8) achter [iets] komen -
7 prolonger
prolonger [prollõzĵee]1 verlengen ⇒ langer laten duren, langer maken1 voortduren ⇒ aanhouden, lang(er) durenv1) verlengen, door-trekken -
8 traverser
traverser [traaversee]〈 werkwoord〉3 kruisen4 dwars door … gaan5 doordringen ⇒ doorboren, gaan (dwars) door♦voorbeelden:v1) oversteken2) doorreizen, lopen (door)3) kruisen4) dwars door.. gaan5) doordringen6) doormaken -
9 aux chiottes!
aux chiottes!doortrekken! -
10 chiottes
-
11 percement
percement [persəmã]〈m.〉♦voorbeelden:percement d'une rue • (het) doortrekken van een straatpercement d'un tunnel • (het) graven van een tunnel -
12 percement d'une rue
percement d'une rue -
13 percer une rue
percer une rueeen straat doortrekken -
14 tirer la chasse d'eau
tirer la chasse d'eau
См. также в других словарях:
Rijksweg 15 — Vorlage:Infobox hochrangige Straße/Wartung/NL AN Autosnelweg A15/Autoweg N15 in den Niederlanden … Deutsch Wikipedia
Rijksweg 18 — Vorlage:Infobox hochrangige Straße/Wartung/NL AN Autosnelweg A18/Autoweg N18 in den Niederlanden … Deutsch Wikipedia
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon