-
1 corriger
corriger [korriezĵee]4 afranselen ⇒ slaan, lichamelijk straffen♦voorbeelden:corriger une observation • een waarneming rechtzetten1. v1) corrigeren, verbeteren3) afzwakken, verzachten4) afranselen2. se corrigerv1) zich beteren, beter worden2) afleren, afwennen -
2 racheter
racheter [raasĵtee]2 afkopen5 weer goedmaken ⇒ boeten, uitdagen♦voorbeelden:1 het weer goedmaken ⇒ zich rehabiliteren, zijn goede naam terugkrijgen, vergoeden 〈 gebrek, tekortkoming〉v1) terugkopen2) afkopen3) vrijkopen4) verlossen5) weer goedmaken, compenseren6) corrigeren -
3 rectifiable
-
4 rectifier
rectifier [rektiefjee]〈 werkwoord〉v1) rechtzetten, corrigeren2) rechtmaken3) rectificeren4) bijslijpen5) koud maken, doden -
5 enfin
-
6 redresser
redresser [rədressee]1 weer rechtmaken ⇒ weer rechtbuigen, weer rechtop zetten4 herstellen ⇒ corrigeren, weer op de rechte weg brengen♦voorbeelden:1 redresser la tête • het hoofd oprichten, in de nek werpen; 〈 figuurlijk〉 het hoofd niet weer buigen1 zich weer oprichten ⇒ rechtop gaan staan, zitten1. v3) optrekken [vliegtuig]4) herstellen, rechtzetten5) gelijkrichten [elektriciteit]6) het stuur terug laten komen [auto]2. se redresserv3) zich herstellen [economisch] -
7 réviser
réviser [reeviezee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:v1) herzien, verbeteren2) een beurt geven [auto]3) repeteren [stof] -
8 revoir
revoir1 [rəvwaar]〈m.〉♦voorbeelden:dire au revoir de la main • gedag wuiven————————revoir2 [rəvwaar]1 weerzien ⇒ terugzien, opnieuw bekijken♦voorbeelden:1 elkaar, zichzelf terugzienv1) weerzien2) herzien3) nakijken, repeteren -
9 surcharger
surcharger [suursĵaarzĵee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:v1) overbelasten3) corrigeren, wijzigen [tekst]4) van overdruk voorzien [postzegels] -
10 épurer
épurer [eepuuree]1 zuiveren ⇒ reinigen, filtreren, raffineren2 vervolmaken ⇒ verbeteren, verfijnen♦voorbeelden:2 verfijnd(er) worden ⇒ beschaafd(er) worden, verbeteren -
11 rattraper
-
12 retoucher
retoucher [rətoesĵee]〈 werkwoord〉
См. также в других словарях:
korrigieren — Vsw std. (14. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. corrigere. Ebenso nndl. corrigeren, ne. correct, nfrz. corriger, nschw. korrigera, nnorw. korrigere; korrekt. lateinisch l … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache