Перевод: с французского на нидерландский

с нидерландского на французский

С нидерландского на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

zuiveren

Толкование Перевод

1 clarifier

clarifier [klaariefjee]

〈 werkwoord〉

1 zuiveren ⇒ helder maken, klaren

2 ophelderen ⇒ verhelderen

♦voorbeelden:

2 clarifier une question • een vraag toelichten

v

1) ophelderen, toelichten

2) klaren, zuiveren [vloeistof]

Dictionnaire français-néerlandais > clarifier
2 purger

purger [puurzĵee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 zuiveren ⇒ reinigen

2 purgeren ⇒ een purgeermiddel toedienen

3 ontluchten ⇒ aftappen

→ peine

II se purger 〈 wederkerend werkwoord〉

1 een purgeermiddel innemen

v

1) zuiveren, reinigen

2) purgeren

3) ontluchten

4) aftappen

5) ontdoen (van)

Dictionnaire français-néerlandais > purger
3 purifier

purifier [puuriefjee]

〈 werkwoord〉

1 zuiveren ⇒ reinigen

v

1) zuiveren

2) reinigen

Dictionnaire français-néerlandais > purifier
4 raffiner

raffiner [raafienee]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 tot het uiterste gaan ⇒ haarkloven, overdreven kieskeurig zijn

♦voorbeelden:

1 raffiner sur qc. • iets verfijnen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 raffineren ⇒ zuiveren ⇒ 〈 olie〉 kraken

2 〈 figuurlijk〉 verfijnen

v

1) tot het uiterste gaan

2) raffineren, zuiveren

3) verfijnen

Dictionnaire français-néerlandais > raffiner
5 écheniller

écheniller [eesĵniejee]

〈 werkwoord〉

1 〈 een boom〉 van rupsen zuiveren

2 〈 een verhaal, tekst〉 kuisen ⇒ zuiveren

Dictionnaire français-néerlandais > écheniller
6 laver

laver [laavee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 wassen ⇒ afwassen, (uit)spoelen

2 uitwissen ⇒ zuiveren, wegnemen

♦voorbeelden:

1    laver le plancher à grande eau • de vloer schrobben

2    laver qn. d' un soupçon • een verdenking van iemand wegnemen

  → linge

¶    laver une injure dans le sang • bloedige wraak over een belediging nemen

II se laver 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich wassen

♦voorbeelden:

1    se laver les dents • zijn tanden poetsen

¶    se laver d' un crime • aantonen dat men onschuldig is aan een misdaad

1. v
1) wassen

2) uitwissen
2. se laver
v

zich wassen

Dictionnaire français-néerlandais > laver
7 nettoyer

nettoyer [netwaajee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 schoonmaken ⇒ reinigen, zuiveren ⇒ 〈 leger〉 verdrijven

2 〈 informeel〉 leegplunderen ⇒ verkwisten

3 〈 argot〉 uit de weg ruimen ⇒ van kant maken

♦voorbeelden:

1    nettoyer à sec • chemisch reinigen, stomen

2    nettoyer qn. • iemand zijn geld afhandig maken

se faire nettoyer au poker • uitgekleed worden bij het pokeren

II se nettoyer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich wassen ⇒ zich schoonmaken

v

1) schoonmaken, reinigen

2) ontruimen, leegmaken

3) verkwisten

4) van kant maken

Dictionnaire français-néerlandais > nettoyer
8 rectifier

rectifier [rektiefjee]

〈 werkwoord〉

1 rectificeren 〈 ook wiskunde〉 ⇒ corrigeren, herstellen, rechtzetten

2 rechtmaken

3 〈 scheikunde〉 rectificeren ⇒ verder zuiveren

4 〈 mechanische onderdelen〉 (bij)slijpen ⇒ bijwerken

5 〈 argot〉 koud maken ⇒ mollen

v

1) rechtzetten, corrigeren

2) rechtmaken

3) rectificeren

4) bijslijpen

5) koud maken, doden

Dictionnaire français-néerlandais > rectifier
9 affiner

affiner [aafienee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 zuiveren

2 verfijnen ⇒ preciseren, aanscherpen 〈 ook letterlijk〉

3 〈 kaas〉 laten rijpen

II s'affiner 〈 wederkerend werkwoord〉

1 fijner worden ⇒ zich verfijnen, beschaafder worden

Dictionnaire français-néerlandais > affiner
10 assainir

assainir [aasennier]

〈 werkwoord〉

1 gezond maken ⇒ saneren, zuiveren

2 droogleggen ⇒ draineren

♦voorbeelden:

1 assainir l'atmosphère politique • de politieke sfeer opklaren

assainir une plaie • een wond desinfecteren

Dictionnaire français-néerlandais > assainir
11 déféquer

déféquer [deefeekee]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 z'n behoefte doen ⇒ stoelgang hebben, zijn gevoeg doen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉〈 scheikunde〉

1 〈 vloeistof〉 zuiveren ⇒ klaren, louteren

Dictionnaire français-néerlandais > déféquer
12 dépolluer

dépolluer [deepolluu.ee]

〈 werkwoord〉

1 schoon maken ⇒ zuiveren, de milieuvervuiling verminderen van

Dictionnaire français-néerlandais > dépolluer
13 désintoxiquer

désintoxiquer [deezẽtoksiekee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 ontgiften

2 doen afkicken ⇒ ontwennen

II se désintoxiquer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 afkicken ⇒ een ontwenningskuur ondergaan

2 zijn longen zuiveren

Dictionnaire français-néerlandais > désintoxiquer
14 disculper

disculper [dieskuulpee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 de onschuld aantonen van ⇒ vrijpleiten, van alle blaam zuiveren

II se disculper 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zijn onschuld bewijzen ⇒ zich rechtvaardigen, zich vrijpleiten

Dictionnaire français-néerlandais > disculper
15 épurer

épurer [eepuuree]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 zuiveren ⇒ reinigen, filtreren, raffineren

2 vervolmaken ⇒ verbeteren, verfijnen

3 kuisen ⇒ corrigeren

♦voorbeelden:

¶ 〈 informeel〉 épurer un indésirable • een ongewenst iemand eruit werken

II s'épurer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 gezuiverd worden

2 verfijnd(er) worden ⇒ beschaafd(er) worden, verbeteren

Dictionnaire français-néerlandais > épurer
16 expurger

expurger [ekspuurzĵee]

〈 werkwoord〉

1 censureren ⇒ zuiveren, kuisen

Dictionnaire français-néerlandais > expurger
17 *hannetonner

*hannetonner ['aantonnee]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 meikevers verdelgen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 van meikevers zuiveren

Dictionnaire français-néerlandais > *hannetonner
18 monder

monder [mõdee]

〈 werkwoord〉

1 〈 plantaardige producten〉 zuiveren ⇒ reinigen, schoonmaken, pellen, doppen, ontvellen, ontpitten

♦voorbeelden:

1 orge mondé • gepelde gerst

Dictionnaire français-néerlandais > monder
19 nettoyage

nettoyage [netwaajaazĵ]

〈m.〉

1 schoonmaak ⇒ (het) reinigen, zuiveren ⇒ 〈 leger〉 (het) verdrijven

♦voorbeelden:

1 nettoyage à sec • (het) chemisch reinigen, (het) stomen

nettoyage du sol • onkruidverdelging

nettoyage par le vide • (het) stofzuigen, uitmesten

Dictionnaire français-néerlandais > nettoyage
20 régénérer

régénérer [reezĵeeneeree]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 regenereren ⇒ herstellen, her-, vernieuwen 〈 ook religie〉

2 doen herleven ⇒ verkwikken

3 chemisch zuiveren

♦voorbeelden:

1 régénérer la société • de maatschappij volledig veranderen

II se régénérer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zichzelf vernieuwen

Dictionnaire français-néerlandais > régénérer

См. также в других словарях:

Carel Anton Fodor — or Carolus Antonius Fodor (Venlo [According to Karl Gustav Fellerer, Musikbeziehungen zwischen den Nördlichen niederlanden und dem Reich im 18. Jahrhundert , Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 30.1 (1980:51 69) pp.… … Wikipedia
Augiasstall — 1. Einen Augiasstall kann man mit keinem Federkiel säubern. Eine Heerde von 3000 Ochsen liefern in einigen Jahren schon ein Häuflein Mist, das über Federkiele hinausgeht. *2. Einen Augiasstall misten. Eine ungeheuere, äusserst schwierige, durch… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

zuiveren

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

zuiveren

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: