-
1 défoncer
défoncer [deefõsee]♦voorbeelden:2 zich helemaal op iets gooien ⇒ zich helemaal geven, zich uitleven1. v2) stukslaan3) intrappen [deur]4) diepploegen5) doen trippen [drugs]2. se défoncerv1) trippen [drugs], high worden -
2 pelleter
-
3 remuer
remuer [rəmuu.ee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewegen ⇒ in beweging brengen, roeren, verplaatsen2 (om)roeren ⇒ (om)schudden, mengen♦voorbeelden:remuer l'ordure, la boue • een schandaal oprakelenremuer des souvenirs • (oude) herinneringen ophalenremuer la terre • de aarde omwerken, omspitten2 zich inspannen ⇒ zich druk maken, zich moeite geven♦voorbeelden:3 remue-toi un peu! • schiet eens een beetje op!v1) bewegen3) omroeren4) ontroeren -
4 ameublir
-
5 refondre
refondre [rəfõdr]〈 werkwoord〉 -
6 remanier
remanier [rəmaanjee]〈 werkwoord〉1 veranderen ⇒ wijzigen, reorganiseren2 herschrijven ⇒ omwerken, verbeteren -
7 remuer la terre
-
8 retoucher
retoucher [rətoesĵee]〈 werkwoord〉 -
9 retravailler
retravailler [rətraavaajee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 weer bewerken ⇒ omwerken, opnieuw werken aan
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский