-
1 castrate
v. castreren; verminken[ kæstreet] 〈zelfstandig naamwoord: castration〉2 ontzielen ⇒ beroven van energie/veerkracht3 castigeren ⇒ kuisen, zuiveren -
2 emasculate
-
3 neuter
adj. geslachtsloos; neutraal--------n. geslachtsloos (gram.); gecastreerd--------v. castrerenneuter1[ njoe:tə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 biologie〉geslachtloos/gecastreerd dier————————neuter2♦voorbeelden:————————neuter3〈 werkwoord〉 -
4 alter
v. veranderen; wijzigen[ o:ltə] -
5 doctor
n. dokter, arts; iemand met een dokterstitel--------v. behandelendoctor1[ doktə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ apple apple/————————doctor2〈 werkwoord〉2 knoeien met ⇒ rommelen met, vervalsen♦voorbeelden:the wine was doctored • de wijn was versneden -
6 fix
n. ongeluksgeval; opsporing, localisatie; gebruik van heroine (slang)--------v. vastmaken; vaststellen; vestigen; opknappen; fixeren; regelenfix1[ fiks] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 moeilijke situatie ⇒ knel, penarie♦voorbeelden:1 be in/ get oneself into a fix • in de knel zitten/raken————————fix2♦voorbeelden:¶ fix (up)on (the idea) of something • iets vaststellen/besluitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vastmaken ⇒ bevestigen, monteren5 opknappen ⇒ repareren, in orde brengen7 omkopen♦voorbeelden:1 fix something in the mind/memory • iets in de geest/in het geheugen prentenfix the blame on someone • iemand de schuld gevenfix something onto something • iets ergens aan vastmaken2 fix one's eyes/gaze/attention (up)on something • de blik/aandacht fixeren/vestigen op ietsfix someone with a cold stare/look • iemand koud/strak aankijken6 I'll fix him! • ik krijg hem wel te pakken!, ik zál hem!¶ have one's cat fixed • zijn kater laten castreren, zijn poes laten steriliseren→ fix up fix up/ -
7 geld
v. kastreren (vooral van dieren), steriliseren1 snijden ⇒ castreren, lubben -
8 have one's cat fixed
zijn kater laten castreren, zijn poes laten steriliseren -
9 asexualise
v. asexualiseren, castreren, asexueel maken; ongeschikt maken van voortplanting (ook "asexualize") -
10 asexualize
v. asexualiseren, castreren, asexueel maken; ongeschikt maken van voortplanting (ook "asexualise") -
11 caponization
n. het castreren of vetmesten van kippen -
12 castrator
n. castreren, stereliseren -
13 cat spaying
katten sterilisatie (castreren) -
14 demasculinise
v. castreren -
15 demasculinize
v. castreren -
16 desex
v. ontsexen; castreren -
17 desexualize
v. castreren -
18 dog spaying
honden castreren
См. также в других словарях:
kastrieren — Vsw entmannen erw. fach. (16. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. castrāre eigentlich verschneiden . Abstraktum: Kastration. Ebenso nndl. castreren, ne. castrate, nfrz. castrer, nschw. kastrera, nnorw. kastrere. ✎ DF 1 (1913), 339; Niederhellmann … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache