-
1 butcher
n. slager; beul--------v. slagen; slachten, ombrengenbutcher1[ boetsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————butcher2〈 werkwoord〉1 slachten -
2 butcher knife
slagermes -
3 butcher shop
slagerij (winkel voor het verkopen van vlees) -
4 a butcher by trade
a butcher by trade -
5 follow the trade of butcher
-
6 pork-butcher
pork-butcher -
7 take a butcher's
-
8 the butcher's
-
9 like a butcher's daughter
(Slang) nymfomaan, sexueel actief -
10 follow
v. volgen, opvolgen; begrijpen; achter iemand aangaan; achtervolgen; zich gedragen volgens; eruit voorkomen[ folloo]1 〈 benaming voor〉 volgen ⇒ er achteraan/erna komen; achternalopen/gaan; aanhouden, gaan langs 〈 weg, richting, rivier〉; achternazitten, achtervolgen; vergezellen; bijwonen; komen na, volgen op; opvolgen; aandacht schenken aan, in de gaten houden; begrijpen; bijhouden 〈 nieuws〉; zich laten leiden door, handelen naar, uitvoeren 〈 bevel, advies〉; nadoen 〈 voorbeeld〉; voortvloeien uit♦voorbeelden:follow the plough/sea • boer/zeeman zijnfollow the rules • zich aan de regels houdenfollow someone about/(a)round • iemand overal volgenfollow someone close • iemand op de voet volgenfollow someone home • met iemand mee naar huis lopen/gaanfollow something home • iets helemaal uitwerkenfollow on • verder gaan, volgen 〈 na onderbreking〉follow out • (nauwkeurig) opvolgen/uitvoeren; afmaken, afwerkenfollow up • (op korte afstand) volgen, in de buurt blijven van; vervolgen, een vervolg maken op; gebruik maken van; nagaanfollow (up)on • volgen opthe outcome is as follows • het resultaat is als volgtit follows that I am in favour of the scheme • ik ben derhalve voor het planto follow • als volgend(e) gang/gerechtwould you like anything to follow? • wilt u nog iets toe?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitoefenen ⇒ beoefenen, bedrijven♦voorbeelden:follow the navy • bij de marine zijnfollow the trade of butcher • het slagersvak uitoefenen -
11 trade
adj. handel-, zaken---------n. handel, zaken; werk--------v. handelen, zaken doen, kopen, inkopen, verkopentrade1[ treed] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 vak ⇒ ambacht, beroep♦voorbeelden:terms of trade • (handels)ruilvoetbad for trade • nadelig voor de handeldo a good trade • goede zaken doenbe in trade • een zaak/winkel hebbena butcher by trade • slager van beroep→ jack jack/————————trade21 handel drijven ⇒ handelen, zaken doen2 〈Amerikaans-Engels; +at/with〉(vaste) klant zijn (van/in)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verhandelen ⇒ uitwisselen, (om)ruilen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Butcher — ist der Familienname folgender Personen: Adam Butcher (* 1988), kanadischer Schauspieler Eugene Butcher (* 1950), US amerikanischer Mediziner, Immunologe und Hochschullehrer Garth Butcher (* 1963), kanadischer Eishockeyspieler Goler Teal Butcher… … Deutsch Wikipedia
Butcher 2 — (Hatchet 2) est un film d horreur / gore américain réalisé par Adam Green en 2010. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique 3 Distribution 4 … Wikipédia en Français
Butcher — Butch er (b[.u]ch [ e]r), n. [OE. bochere, bochier, OF. bochier, F. boucher, orig., slaughterer of buck goats, fr. OF. boc, F. bouc, a buck goat; of German or Celtic origin. See {Buck} the animal.] 1. One who slaughters animals, or dresses their… … The Collaborative International Dictionary of English
butcher — [n] meat killer, seller boner*, meatmarket person, meat person, processor, skinner*, slaughterer, slayer*; concept 348 butcher [v1] slay and prepare animal for meat beef up, carve, clean, cure, cut, cut down, dress, joint, liquidate, salt,… … New thesaurus
butcher — ► NOUN 1) a person who cuts up and sells meat as a trade. 2) a person who slaughters animals for food. 3) a person who kills brutally or indiscriminately. ► VERB 1) slaughter or cut up (an animal) for food. 2) kill (someone) brutally. 3) … English terms dictionary
Butcher — Butch er, v. t. [imp. & p. p. {Butchered}; p. pr. & vb. n. {Butchering}.] 1. To kill or slaughter (animals) for food, or for market; as, to butcher hogs. [1913 Webster] 2. To murder, or kill, especially in an unusually bloody or barbarous manner … The Collaborative International Dictionary of English
butcher — c.1300, from Anglo Norm. boucher, from O.Fr. bochier butcher, executioner, probably lit. slaughterer of goats (12c., Mod.Fr. boucher), from bouc male goat, from Frank. *bukk (see BUCK (Cf. buck) (n.1)) or Celtic *bukkos he goat. Related … Etymology dictionary
Butcher — (spr. Bötscher), Johanna (Joh. von Kent), Schwärmerin in England im 16. Jahrh., leugnete die Dreieinigkeit u. die Gottheit Christi u. behauptete, daß ein wiedergeborener Mensch zwar äußerlich, aber nicht innerlich sündigen könne; sie wurde 1549… … Pierer's Universal-Lexikon
butcher — index extinguish, mutilate, spoil (impair) Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
butcher — [booch′ər] n. [ME bocher < OFr bochier, bouchier, one who kills and sells he goats < bouc, he goat < Frank * bukk, akin to OE bucca: see BUCK1] 1. a person whose work is killing animals or dressing their carcasses for meat 2. a person… … English World dictionary
Butcher — Boning redirects here. For the use of this term in corsetry, see Bone (corsetry). For other uses, see Butcher (disambiguation). Butcher A butcher s, Tacuinum sanitatis casanatensis (XIV (14th) century) … Wikipedia