-
1 ablenken
ablenken2 afwenden, afbrengen ⇒ afwentelen4 van richting doen veranderen ⇒ afweren, pareren♦voorbeelden:〈 ook onovergankelijk werkwoord〉 vom Thema ablenken • van onderwerp veranderen, het gesprek op een ander onderwerp brengen -
2 liefern
liefern♦voorbeelden:an privat liefern • aan particulieren leverenins Haus liefern • thuis, aan huis bezorgen -
3 nachweisen
nachweisen♦voorbeelden:jemandem einen Diebstahl nachweisen • bewijzen dat iemand een diefstal gepleegd heeftjemandem nichts nachweisen können • iemand niets ten laste kunnen leggen2 jemandem eine Stelle, eine Wohnung nachweisen • iemand een betrekking, een woning bezorgen -
4 Arbeit
Arbeit〈v.; Arbeit, Arbeiten〉3 arbeid, werk ⇒ job, baan4 bewerking, uitvoering5 werk(stuk) ⇒ product, studie♦voorbeelden:ganze, gründliche Arbeit leisten, tun • grondig te werk gaanArbeit macht das Leben süß • werken maakt het leven aangenaaman die Arbeit gehen • aan het werk gaanbei der Arbeit sein, sitzen • aan het werk(en) zijnder Vulkan ist in voller Arbeit • de vulkaan is in volle werkingmit der Arbeit aufhören • ophouden met werkenvor Arbeit nicht mehr aus den Augen sehen • tot over zijn oren in het werk zittendu machst dir die Arbeit leicht • je maakt het je (wel) gemakkelijkdu machst dir unnötige Arbeit • je doet nodeloze moeitekeine Mühe und Arbeit scheuen • geen moeite schuwenin Arbeit (und Brot) kommen, stehen • werk krijgen, hebbenjemanden in Arbeit nehmen • iemand in dienst nemen(bei jemandem) in Arbeit sein, stehen • (bij iemand) werk hebbenohne Arbeit sein • zonder werk, werkloos zijnzur Arbeit gehen • naar zijn werk gaanetwas in Arbeit haben • iets aan het maken zijn, iets onder handen hebbenetwas in Arbeit nehmen • een werk aannemenin Arbeit sein • in de maak zijnnur halbe Arbeit machen • slechts half werk levereneine saubere Arbeit • (a) een verzorgd, keurig werk; (b) een mooi stukje werk • 〈 ook〉 een knap staaltjeeine Arbeit schreiben lassen • een proefwerk laten makenArbeit mit einem Hund • africhting van een hond -
5 Besorgung
Besorgung〈v.; Besorgung, Besorgungen〉2 verzorging ⇒ uitvoering, afhandeling3 bezorging, het bezorgen♦voorbeelden: -
6 Drucklegung
-
7 Mühe
Mühe〈v.; Mühe, Mühen〉1 moeite, inspanning, last♦voorbeelden:jemandem Mühe machen • iemand last bezorgenkeine Mühe scheuen • geen moeite ontziender, die Mühe wert sein • de moeite waard zijnMühe auf etwas verwenden • moeite voor iets doenseine Mühe mit jemandem haben • met iemand veel te stellen hebbenmit (knapper) Müh und Not • met veel moeite, ternauwernood -
8 Ruf
〈m.; Ruf(e)s, Rufe〉4 beroeping, het aanbieden van een ambt ⇒ uitnodiging♦voorbeelden:jemanden in einen üblen Ruf bringen • iemand een slechte naam bezorgeneine Firma von Ruf • een gerenommeerde firmader Ruf nach Frieden • het appel voor vredeein Ruf an die Oper in Wien • een uitnodiging voor een engagement bij de opera in Wenen -
9 Unannehmlichkeit
Unannehmlichkeit〈v.; Unannehmlichkeit, Unannehmlichkeiten〉♦voorbeelden: -
10 Ungelegenheit
Ungelegenheit〈v.〉♦voorbeelden:1 jemandem Ungelegenheiten bereiten, machen • iemand last bezorgen; 〈 ook〉 iemand in verlegenheid brengenin Ungelegenheiten geraten, kommen • in de problemen komen -
11 Verruf
-
12 Wurfsendung
-
13 anliefern
-
14 ausfahren
ausfahrenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉2 uitrijden, uit rijden gaan4 (automatisch) uitschuiven, uitklappen♦voorbeelden:¶ gegen jemanden ausfahren • tegen iemand uitvaren, tekeergaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 rondbrengen, bezorgen3 (automatisch) uitlaten, -schuiven, -klappen ⇒ uitbrengen4 uitslijten, stukrijden♦voorbeelden:einen Wagen voll ausfahren • een auto op topsnelheid rijden -
15 austragen
austragen1 bezorgen, rondbrengen3 uitdragen, ten einde dragen4 verspreiden ⇒ uit-, rondstrooien5 schrappen, doorhalen♦voorbeelden: -
16 beliefern
beliefern1 leveren aan ⇒ voorzien, bezorgen, bevoorraden -
17 bereiten
-
18 beschaffen
-
19 bescheren
-
20 besorgen
besorgen2 verzorgen, doen, zorgen voor ⇒ uitvoeren, afhandelen♦voorbeelden:2 〈 spreekwoord〉 was du heute kannst besorgen, das verschiebe nicht auf morgen • laat nimmer iets tot morgen staan, wat nog voor heden kan gedaan
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Brief — 1. Auf heimliche Briefe muss man keine Handlung anfangen. 2. Beschwerte Briefe sind willkommen. D.h. von Werthpapieren begleitete. Ein afrikanischer Negerstamm hat das Sprichwort: Leere Briefe gehen nicht an Bord. (Reinsberg II, 109.) 3. Besser… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kuh — 1. A Kü moalkat trog a Hols. (Nordfries.) – Johansen, 72. Die Kuh milcht durch den Hals. 2. A Kuh söüft â méa, ässe vertroa kô. (Henneberg.) Auch eine Kuh säuft wol mehr als sie vertragen kann. Mit Anwendung auf Säufer. 3. A Küh wal t egh wed,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Seligkeit — 1. Vor fünf Seligkeiten bewahre mich Gott zu allen Zeiten: vor Armseligkeit, Feindseligkeit, Mühseligkeit, Redseligkeit und Saumseligkeit. 2. Wer heut für seine Seligkeit sorgen kann, soll es nicht bis morgen lan. Holl.: Die zijne zaligheid… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon