-
1 ausfahren
ausfahrenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉2 uitrijden, uit rijden gaan4 (automatisch) uitschuiven, uitklappen♦voorbeelden:¶ gegen jemanden ausfahren • tegen iemand uitvaren, tekeergaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 rondbrengen, bezorgen3 (automatisch) uitlaten, -schuiven, -klappen ⇒ uitbrengen4 uitslijten, stukrijden♦voorbeelden:einen Wagen voll ausfahren • een auto op topsnelheid rijden -
2 anherrschen
-
3 Maul
〈o.; Maul(e)s, Mäuler〉1 muil, bek♦voorbeelden:ein schiefes Maul machen, ziehen • een scheve bek trekkenein ungewaschenes Maul • een brutale bekdas Maul aufreißen • een grote bek opzettendas Maul hängen lassen • een lang gezicht trekkenjemandem das Maul stopfen • iemand de mond snoerendas Maul voll nehmen • een grote bek opzettennicht aufs Maul gefallen sein • niet op zijn mondje gevallen zijnjemandem übers Maul fahren • tegen iemand uitvarenjemandem ums Maul gehen • iemand naar de mond praten¶ 〈 spreekwoord〉 einem geschenkten Gaul sieht man nicht ins Maul • een gegeven paard moet men niet in de bek zien -
4 Wagen
Wagen〈m.; Wagens, Wagen〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 sich nicht vor jemandes Wagen spannen lassen • zich niet voor iemands karretje laten spannen〈 informeel〉 jemandem an den Wagen fahren, pinkeln • (a) tegen iemand uitvaren, iemand grof bejegenen; (b) iemand in de wielen rijden -
5 anhauchen
-
6 antoben
antobenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden: -
7 aus dem Hafen ausfahren
aus dem Hafen ausfahren -
8 auslaufen
auslaufen1 uit-, weg-, leeglopen4 aflopen, ten einde lopen, eindigen♦voorbeelden:böse auslaufen • slecht aflopen1 zich door wandelen, lopen ontspannen -
9 ausschelten
ausschelten -
10 gegen jemanden ausfahren
gegen jemanden ausfahrentegen iemand uitvaren, tekeergaanWörterbuch Deutsch-Niederländisch > gegen jemanden ausfahren
-
11 jemandem übers Maul fahren
jemandem übers Maul fahrenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem übers Maul fahren
-
12 jemanden barsch anherrschen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden barsch anherrschen
-
13 losziehen
-
14 schimpfen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский