-
81 label
n. label (ook in computers), adreskaartje; kenteken; insigne; teken; bijnaam (in computers) label, tekst op een elektronische rekenblad; (in computers) de bestemming van het bevel GOTO--------v. etiketteren, labelen; bestempelen alslabel1[ leebl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————label2〈werkwoord; labelled〉1 etiketteren ⇒ labelen; merken -
82 lead
adj. belangrijkste; eerste; de leider; de leiding; opening (van een artikel)--------adj. loden--------n. leiding; bescherming; verschil tussen-; leidend; voorbeeld; richting (van een verhoor); toespeling; de eerste plaats; leidinggevende positie; leiding; bescherming; leidend; toelichting, voorlichting--------n. lood; grafiet; kogels (voor vuurwapen); gewicht; printplaat--------v. leiden, ertoe brengen; vooropgaan; voorgaan; aanvoeren; leiden (leven)--------v. met lood bedekken, verloden; in lood zettenlead1[ led] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lood♦voorbeelden:————————lead2[ lie:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aanknopingspunt ⇒ aanwijzing, suggestie8 〈 elektriciteit〉voedingsdraad/leiding/lijn9 〈 voornamelijk Brits-Engels〉(honden)lijn/riem♦voorbeelden:2 give someone a lead • iemand op weg helpen/een hint geven5 whose lead is it? • wie moet er uitkomen?————————lead3♦voorbeelden:1 voorgaan ⇒ de weg wijzen, (bege)leiden2 aan de leiding gaan ⇒ aanvoeren, op kop/voor(op) liggen; 〈 sport〉 voorstaan, een voorsprong hebben op; 〈 figuurlijk〉 de toon aangeven4 leiden ⇒ aanvoeren, het bevel hebben/voeren (over)♦voorbeelden:Liverpool leads with sixty points • Liverpool staat bovenaan met zestig punten¶ lead off (with) • beginnen/openen/van start gaan (met)2 brengen/bewegen tot ⇒ overhalen, aanzetten tot♦voorbeelden:¶ lead (someone) astray • (iemand) op een dwaalspoor/het verkeerde pad brengenlead (someone) on • (iemand) overhalen/verleiden (tot); iemand iets wijsmaken -
83 maintenance order
-
84 make/issue an order
make/issue an order -
85 mandatory
-
86 nature
n. de natuur, het heelal[ neetsjə]1 wezen ⇒ natuur, karakter♦voorbeelden:by/from/in the (very) nature of the case/of things • uit de aard der zaaksomething of that nature • iets van dien aardher request was in/of the nature of a command • haar verzoek had meer weg van een bevel♦voorbeelden:against/contrary to nature • wonderbaarlijk; onnatuurlijk, tegennatuurlijkpaint from nature • schilderen naar de natuur -
87 nod
n. knik; knikkebol--------v. knikken, knikkebollennod1[ nod] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 on the nod • op de pof, op krediet; zonder discussie/formele stemming〈 spreekwoord〉 a nod is as good as a wink (to a blind horse) • een goed verstaander heeft maar een half woord nodig————————nod2〈 nodded〉3 suffen ⇒ niet opletten, een fout maken♦voorbeelden:1 have a nodding acquaintance with someone/something • iemand/iets oppervlakkig kennenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 door knikken/wenken te kennen geven 〈 goedkeuring, groet, toestemming〉♦voorbeelden:nod someone out • iemand beduiden/wenken weg te gaan -
88 obey an order
-
89 obey orders
-
90 obey
-
91 observe a command
-
92 observe
v. observeren; opletten; oppassen; uitvoeren; nauwkeurig nagaan; aanmerken[ əbzə:v]♦voorbeelden:4 he was observed to break in/observed breaking in • hij werd gezien terwijl hij aan het inbreken was -
93 orderly
adj. opgeruimd; gehoorzame; iemand die dienst doet--------n. broeder (in leger hospitaal); ziekenhuis hulporderly1[ o:dəlie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: orderlies〉————————orderly2〈bijvoeglijk naamwoord; orderliness〉1 ordelijk ⇒ geordend, geregeld; in/op orde, netjes (opgeruimd); gedisciplineerd, methodisch; vreedzaam (verlopend)♦voorbeelden: -
94 precept
n. voorschrift; stelregel, (bevel)schrift, mandaat[ prie:sept]1 voorschrift ⇒ principe, grondregel -
95 recall
n. herinnering, aandenken; (het) terugbrengen; intrekking--------v. herinneren; terugbrengen; aflastenrecall1[ rikko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:beyond/past recall • onmogelijk te herinneren————————recall2[ rikko:l]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
96 reprieve
n. uitstel/opschorting van executie; verzachten--------v. verzachten; uitstellenreprieve1[ riprie:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 respijt ⇒ verlichting, verademing♦voorbeelden:————————reprieve2〈 werkwoord〉1 uitstel/gratie/opschorting verlenen 〈 van doodstraf〉 -
97 rescript
n. antwoordbrief; rescript; bevel[ rie:skript] -
98 revoke
n. herroepen, intrekken; verzaken--------v. herroepen, intrekken[ rivvook]1 verzakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
99 rule
n. wet; regel; heerschappij; liniaal; omgangsvorm--------v. beslissen; beheren; regeren; liniërenrule1[ roe:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 gewoonte ⇒ gebruik, regel4 regering ⇒ bewind, bestuur♦voorbeelden:1 rules of the road • verkeersregels/codeaccording to/by rule • volgens de regels, stipt2 as a rule • gewoonlijk, in het algemeenrule of thumb • vuistregel, natte vingerwerkbend/stretch the rules • soepel zijn, iets door de vingers zien————————rule21 heersen ⇒ regeren, de zeggenschap hebben2 een bevel uitvaardigen ⇒ bepalen, verordenen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 beslissen ⇒ bepalen, bevelen♦voorbeelden:2 rule something out • iets uitsluiten, iets voor onmogelijk verklarenrule something off • iets aflijnen, eindstreep trekken -
100 search warrant
bevelschrift tot huiszoeking (rechterlijke vergunning om privé eigendom te doorzoeken)search warrant
См. также в других словарях:
Bevel — Bev el, a. 1. Having the slant of a bevel; slanting. [1913 Webster] 2. Hence: Morally distorted; not upright. [Poetic] [1913 Webster] I may be straight, though they themselves be bevel. Shak. [1913 Webster] {A bevel angle}, any angle other than… … The Collaborative International Dictionary of English
Bevel — Bev el, n. [C. F. biveau, earlier buveau, Sp. baivel; of unknown origin. Cf. {Bevile}.] 1. Any angle other than a right angle; the angle which one surface makes with another when they are not at right angles; the slant or inclination of such… … The Collaborative International Dictionary of English
Bevel — Bevel … Wikipédia en Français
bevel — ► NOUN 1) (in carpentry) a surface or edge which slopes away from a horizontal or vertical surface. 2) (also bevel square) a tool for marking angles in carpentry and stonework. ► VERB (bevelled, bevelling; US beveled, beveling) ▪ … English terms dictionary
Bevel — Bev el, v. i. To deviate or incline from an angle of 90[deg], as a surface; to slant. [1913 Webster] Their houses are very ill built, the walls bevel. Swift. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Bevel — Bev el, v. t. [imp. & p. p. {Beveled} (?) or {Bevelled}; p. pr. & vb. n. {Beveling} or {Bevelling}.] To cut to a bevel angle; to slope the edge or surface of. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
bevel — [bev′əl] n. [prob. < OFr * baivel, dim. < baif, gaping: see BAY2] 1. a tool consisting of a rule with a movable arm, used in measuring or marking angles and in fixing surfaces at an angle: also bevel square 2. an angle other than a right… … English World dictionary
bevel — (adj.) 1560s, possibly from O.Fr. *baivel (Mod.Fr. béveau, biveau), possibly from bayer to gape, yawn, from L. *batare to yawn, gape, from L. root *bat , possibly imitative of yawning. If so, the time gap is puzzling. The verb is first recorded… … Etymology dictionary
Bevel — A beveled edge refers to an edge of a structure that is not perpendicular (but instead often at 45 degrees) to the faces of the piece. The words bevel and chamfer overlap in usage; in general usage they are often interchanged, while in technical… … Wikipedia
bevel — beveler; esp. Brit., beveller, n. /bev euhl/, n., v., beveled, beveling or (esp. Brit.) bevelled, bevelling, adj. n. 1. the inclination that one line or surface makes with another when not at right angles. 2. a surface that does not form a right… … Universalium
bevel — n. & v. n. 1 a slope from the horizontal or vertical in carpentry and stonework; a sloping surface or edge. 2 (in full bevel square) a tool for marking angles in carpentry and stonework. v. (bevelled, bevelling; US beveled, beveling) 1 tr. reduce … Useful english dictionary