-
1 orchestrate
v. orkestreren[ o:kistreet] 〈zelfstandig naamwoord: orchestration〉1 orkestreren ⇒ voor orkest arrangeren; 〈 figuurlijk〉 (harmonieus/ordelijk) samenbrengen/combineren; organiseren -
2 ordered
-
3 orderly
adj. opgeruimd; gehoorzame; iemand die dienst doet--------n. broeder (in leger hospitaal); ziekenhuis hulporderly1[ o:dəlie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: orderlies〉————————orderly2〈bijvoeglijk naamwoord; orderliness〉1 ordelijk ⇒ geordend, geregeld; in/op orde, netjes (opgeruimd); gedisciplineerd, methodisch; vreedzaam (verlopend)♦voorbeelden: -
4 respectable
adj. achtenswaardig, respectabel; (tamelijk) groot, behoorlijk[ rispektəbl] 〈 respectably〉2 respectabel ⇒ (tamelijk) groot, behoorlijk♦voorbeelden: -
5 snug
adj. behaaglijk, knus, nauwsluitend--------v. zich behaaglijk maken; gezellig makensnug1————————snug2〈bijvoeglijk naamwoord; snugness〉1 behaaglijk ⇒ beschut, knus♦voorbeelden: -
6 straight
adj. recht; eerlijk; in orde; puur--------adv. recht; eerlijk, in orde--------n. rechte eind (v. renbaan); eerlijkheidstraight1[ street] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————straight2〈bijvoeglijk naamwoord; straightness〉3 open(hartig) ⇒ eerlijk, recht door zee4 strak ⇒ in de plooi, correct5 ordelijk ⇒ geordend, netjes6 direct ⇒ rechtstreeks, zonder voorbehoud♦voorbeelden:straight whisky • whisky puurkeep (someone) to the straight and narrow path • (iemand) op het rechte pad houden5 get this straight • knoop dit even goed in je oren, begrijp me goedput/set the facts/record straight • alle feiten op een rijtje zettenset someone straight about something • iemand de ware toedracht over iets meedelen————————straight3〈 bijwoord〉1 rechtstreeks ⇒ meteen, zonder omwegen♦voorbeelden:tell someone straight out • iemand iets vierkant in zijn gezicht zeggenthink straight • helder denkenstraight away/off • onmiddellijk -
7 anarchial
adj. anarchie, van anarchie (wanorde, niet ordelijk) -
8 methodicalness
n. het systematisch zijn, het ordelijk zijn, het systematisch zijn -
9 nattily
adv. netjes; ordelijk -
10 orderliness
n. ordelijk -
11 well kept
adj. in goede gonditie gehouden; goed verzorgd; goed onderhouden; netjes, keurig, ordelijk (van plaats); vertrouwelijk, confidentieel
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский