-
21 simple
simple [sẽpl]♦voorbeelden:la simple pensée • alleen al de gedachte〈 sport en spel〉 un simple • enkel(spel), single1. m1) enkelspel2) achterlijke [persoon]2. adj1) eenvoudig, gemakkelijk2) natuurlijk, gewoon3) bescheiden4) enkel5) naïef6) dom7) enkelvoudig -
22 вызывать
v1) gener. induceren, (доверие) inboezemen, bescheiden, bestellen, citeren (в суд), ontketenen (негодование и т.п.), oproepen, terugroepen (в памяти), uitlokken (на спор и т.п.), veroorzaken, vorderen, afroepen, bewerken, geven, kweken, laten voorkomen, ontbieden, opwekken, provoceren, teweegbrengen (действие, впечатление и т.п.), triggeren (быть причиной ч-л), uitdagen (tot- íà), uittarten (на что-л.), verwekken -
23 застенчивый
adjgener. bedeesd, bescheiden, beschroomd, bleu, blo, blode, blood, eenkennig, mensenschuw, schaamachtig, schroomvallig, schuchter, verlegena -
24 небольшой
adjgener. bescheiden, klein -
25 незаметный
adjgener. bescheiden, onmerkbaar, onopvallend -
26 официальные бумаги
adjgener. officiele bescheidenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > официальные бумаги
-
27 предписывать
vgener. aanschrijven, dicteren, dikteren, instrueren, regelen, reguleren, stellen (законы), voorschrijven, bescheiden, bevelen, gelasten, verordenen, verordineren -
28 приглашать
vgener. noden, vragen, beroepen (на должность), bescheiden, engageren, inviteren, nodigen, ontbieden, roepen (от, tot-ê; in-â), (op, tot-íà) uitgenodigd, uitnodigen (op, tot-íà), verzoeken -
29 присуждать
vgener. toedelen, toekennen (премию, награду), toeslaan (на аукционе), toewijzen, bescheiden, uitloven -
30 скромно
-
31 скромный
adjgener. verlegen, abstinent, discreet, nederig, bescheiden, ingetogen, schuchter, stemmig, zedig -
32 a modest violet
-
33 brief
adj. kort--------n. instructie (voor pleiter); vlieginstructie; (dames/heren)slip--------v. instrueren; rapporterenbrief1[ brie:f]1 stukken ⇒ bescheiden, dossier; 〈 juridisch〉 instructie voor pleiter 〈 opgesteld ten behoeve van advocaat〉; 〈Brits-Engels; bij uitbreiding〉 opdracht voor een ‘barrister’♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 it's not part of your brief to tell her what to do • het is niet aan jou haar te zeggen wat ze doen moetII 〈meervoud; werkwoord steeds meervoud〉1 (dames/heren)slip ⇒ (pijploos) onderbroekje, bikinibroekje————————brief21 kort(stondig) ⇒ beknopt, bondig, vluchtig♦voorbeelden:brief and to the point • kort en krachtigbe brief • het kort houdenin brief • om kort te gaan, kortom————————brief3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 please brief me on this point • wil je dit punt even met me doornemen? -
34 conservative
adj. conservatief; behoudend--------n. conservatief; behoudendconservative1[ kənsə:vətiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————conservative21 conservatief ⇒ behoudend, traditioneel (ingesteld); 〈 politiek〉 de Conservatieve Partij aanhangend/betreffend2 voorzichtig ⇒ (ge)matig(d), bescheiden♦voorbeelden: -
35 decent
adj. eerlijk, bescheiden, geëerd[ die:snt]1 fatsoenlijk ⇒ betamelijk, welvoeglijk2 kies ⇒ wellevend, ordentelijk♦voorbeelden:they serve quite a decent dinner here • je kunt hier heel behoorlijk etena decent wage • een redelijk loon¶ are you decent? • kan ik binnenkomen?, ben je (al) aangekleed? -
36 demure
-
37 discreet
-
38 in my poor opinion
-
39 in my submission
in my submission -
40 lowly
adj. gering, onaanzienlijk; nederig, ootmoedig--------adv. Gemeen zijn; eenvoudigheid, kuisheid; laag[ loolie] 〈 lowliness〉
См. также в других словарях:
bescheiden — bescheiden … Deutsch Wörterbuch
Bescheiden — Bescheiden, verb. irreg. act. (S. Scheiden,) welches in seinen meisten Bedeutungen im Hochdeutschen veraltet ist, oder doch zu veralten anfängt. Es bedeutet, 1. Zutheilen, als einen bestimmten Theil anweisen, mittheilen. Einem etwas bescheiden.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
bescheiden — ¹bescheiden 1. (geh.): zuteilwerden lassen. 2. abordnen, abstellen, befehlen, beordern, bestellen, bitten, delegieren, entsenden, kommandieren, kommen lassen, rufen, vorladen, zitieren; (salopp): antanzen lassen; (geh. veraltend): entbieten; (bes … Das Wörterbuch der Synonyme
bescheiden — Vst. erw. obs. (12. Jh.) Stammwort. Mhd. bescheiden Vst. hat zwei Bedeutungen: 1) jmd. etwas zuweisen, bestimmen (vgl. etwa entscheiden); hierzu noch Wendungen wie mir ist beschieden. 2) jmd. über etwas belehren (vgl. etwa mitteilen), heute noch… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
bescheiden — Adj. (Grundstufe) sich nicht in den Vordergrund stellend, nicht überheblich Synonyme: genügsam, unprätentiös (geh.) Beispiele: Sein bescheidenes Verhalten hat mir sehr gefallen. Er dankte bescheiden für das Geschenk … Extremes Deutsch
bescheiden — ↑sedat … Das große Fremdwörterbuch
bescheiden — unaufdringlich; zurückhaltend; zaghaft; scheu; schüchtern; schlicht; modest (veraltet); frugal; anspruchslos; unverwöhnt; einfach; … Universal-Lexikon
bescheiden — 1bescheiden: Das zu ↑ scheiden »trennen« gebildete Präfixverb (mhd. bescheiden) entwickelte in der mittelalterlichen Rechtssprache die Bedeutungen »zuteilen« und »Bescheid geben«. Zur ersten gehört die Wendung »mein bescheidener Anteil«, die… … Das Herkunftswörterbuch
bescheiden — be·schei·den1 Adj; 1 mit wenig zufrieden, mit nur geringen Ansprüchen ≈ genügsam ↔ anspruchsvoll: Trotz seines Reichtums ist er ein sehr bescheidener Mensch geblieben 2 ≈ zurückhaltend, unaufdringlich: ein bescheidenes Auftreten, Verhalten 3 ≈… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
bescheiden — 1be|schei|den ; eine bescheidene Frau 2be|schei|den ; beschied; beschieden; ein Gesuch abschlägig bescheiden (Amtssprache ablehnen); sich bescheiden (sich zufriedengeben) … Die deutsche Rechtschreibung
Bescheiden — Bescheidenheit, auch Genügsamkeit, ist eine Verhaltensweise von Menschen, wenig von etwas für sich zu beanspruchen, selbst dann, wenn die Möglichkeit der Vorteilnahme bestünde; sie bedeutet auch, zugunsten anderer auf etwas zu verzichten.… … Deutsch Wikipedia