-
21 fonction
fonction [fõksjõ]〈v.〉1 functie ⇒ taak, rol♦voorbeelden:les fonctions d'une charge • de plichten verbonden aan een taakfonction publique • ambtenarenapparaatentrer en fonction(s) • in functie tredenêtre fonction de qc. • afhankelijk zijn van ietsfaire fonction de • de rol vervullen vanquitter ses fonctions • zijn functie neerleggenagir en fonction de ses intérêts • in zijn eigen belang handelenen fonction de • naar gelang (van)ffunctie, taak -
22 phare
phare [faar]〈m.〉♦voorbeelden:phare à iode • halogeenstralerphare de recul • achteruitrijlichtphare antibrouillard • mistlamp→ appelm1) koplamp [auto]2) vuurtoren3) lichtbaken -
23 place
place [plaas]〈v.〉1 plaats ⇒ plek, ruimte2 post ⇒ betrekking, ambt3 plein♦voorbeelden:place assise • zitplaatsplaces avant • voorbankplace debout • staanplaatsune quatre places • een auto met vier zitplaatsenavoir sa place qp. • ergens thuishorenfaire place nette • het huis ontruimense mettre à la place de qn. • zich in iemand verplaatsense mettre à la place de qn., prendre la place de qn. • iemand vervangenoccuper, avoir, tenir la première place • van het grootste belang zijnoffrir des places à qn. • iemand entreekaartjes gevenprendre place • gaan zitten, plaatsnemenregagner sa place • naar zijn plaats teruggaanremettre qn. à sa place • iemand op zijn plaats zetten, terechtwijzentenir beaucoup de place • veel ruimte in beslag nementenir sa place • zijn werk goed doen, tegen zijn taak opgewassen blijken, een eigen plaats hebbenemployer un crayon à la place d'un stylo • een potlood gebruiken in plaats van een penj'ai signé à sa place • ik heb voor hem getekendà votre place • als ik u wasplace à • maakt ruimte voorde place en place • hier en daartout est en place • alles staat klaarmettre en place • opstellen, aanbrengen, installerenne pas rester, ne pas tenir en place • niet stil kunnen zittenpar places • hier en daarrester sur place • zich niet verroerenêtre cloué de surprise sur place • als aan de grond vastgenageld staan van verbazingfaire du sur place • surplace maken; niet vooruitkomenfaire une enquête sur place • ter plaatse een onderzoek instellen〈 spreekwoord〉 (une place pour chaque chose et) chaque chose à sa place 〈 wanneer alles daar ligt waar het thuishoort, hoeft men niet lang te zoeken〉2 personne en place • hooggeplaatst, invloedrijk persoonêtre, entrer dans la place • zich een plaats verwerven in het zakenmilieu5 place d'armes • exercitieplein, paradeveldplace de guerre • vesting(stad)place forte • vesting(stad)être maître de la place • de touwtjes in handen hebbenf1) plaats, ruimte2) zitplaats3) betrekking, baantje4) plein -
24 poids
poids [pwaa]〈m.〉♦voorbeelden:le service des poids et mesures • het ijkwezenavoir deux poids, deux mesures • met twee maten metenavoir un poids sur la conscience • een last op z'n geweten voelen drukkenprendre, perdre du poids • aankomen, afvallensentir un poids sur sa poitrine • zich bedrukt voelenvendre qc. au poids de l'or • iets zeer duur verkopenpoids et haltères • gewichtheffenpoids légers • lichtgewicht(sklasse)ne pas faire le poids • niet voor z'n taak berekend zijnne pas faire le poids contre, face à • geen partij zijn voorargument de poids • zwaarwegend argumentavoir un poids sur l'estomac • een zwaar, drukkend gevoel op de maag hebbenm1) gewicht2) zwaarte, druk, last3) kogelstoten -
25 prêter
prêter [prettee]1 aanleiding geven (tot) ⇒ reden geven (tot), stof opleveren (voor)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verschaffen ⇒ geven, verlenen, schenken♦voorbeelden:1 prêter son aide, son appui à qn. • iemand hulp, steun verlenenprêter le flanc à la critique • zich blootstellen aan kritiekprêter la main, les mains à qn. • iemand een handje helpenprêter l'oreille • luisteren, het oor lenenprêter serment • een eed afleggenprêter à la petite semaine • geld lenen tegen woekerrente op korte termijn→ richev2) rekken [stof]3) (uit)lenen4) geven, verlenen5) toeschrijven -
26 prix
prix [prie]〈m.〉1 prijs ⇒ lasten, waarde, kosten♦voorbeelden:1 prix choc • stuntprijs, dumpprijsprix de lancement • kennismakingsprijsprix de marché • marktprijs(à) moitié prix • voor de halve prijsprix plafond • maximumprijsprix plancher • bodemprijsprix de revient • kostprijsprix dérisoire • spotprijsc'est mon dernier prix • dat is mijn laatste bodbloquer les prix • de prijzen bevriezencasser les prix • de artikelen sterk afprijzeny mettre le prix • iets (zeer) duur betalenà prix d'argent • voor geldà prix d'or • peperduurà quel prix est ce manteau? • wat kost die jas?à vil prix • voor een spotprijsau prix fort • erg duurde prix • waardevolhors de prix • peperduurà aucun prix • voor geen goudà tout prix • koste wat het kostau prix de • ten koste van3 prix d'excellence • prijs voor de beste van de klas; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 prijs van uitmuntendheidprix d'honneur • prijs voor de beste leerlingenmettre à prix la tête de qn. • een prijs op iemands hoofd zetten4 〈 literatuur〉 le prix Goncourt 1981 • de prijswinnaar van de prix Goncourt 1981; 〈 ook〉 het boek dat de prix Goncourt 1981 heeft gekregenm1) prijs2) waarde3) beloning4) prijswinnaar -
27 profit
profit [proffie]〈m.〉1 voordeel ⇒ profijt, baat, nut2 winst♦voorbeelden:mettre qc. à profit • iets (ten volle) benuttentirer profit de qc. • voordeel trekken van ietsau profit de qn., qc. • in het belang, ten bate van iemand, ietsm1) nut, voordeel2) winst -
28 valeur
valeur [vaalur]〈v.〉♦voorbeelden:valeur vénale, marchande • handels-, marktwaardedoubler de valeur • in waarde verdubbelenprendre de la valeur • waarde krijgen, in waarde stijgenobjet de valeur • waardevol voorwerpmettre en valeur • productief maken, exploiteren2 homme de valeur • man met grote kwaliteiten, waardevol, verdienstelijk man3 mettre en valeur • tot zijn recht laten komen, goed doen uitkomen, de nadruk leggen opsans valeur • waardeloos1. f 2. valeursf plwaardepapieren, effecten -
29 agir en fonction de ses intérêts
agir en fonction de ses intérêtsDictionnaire français-néerlandais > agir en fonction de ses intérêts
-
30 avoir intérêt à
avoir intérêt à 〈+ onbepaalde wijs〉 -
31 c'est de la plus haute importance
c'est de la plus haute importanceDictionnaire français-néerlandais > c'est de la plus haute importance
-
32 cela ne tire pas à conséquence
cela ne tire pas à conséquencedat is niet erg, niet van belangDictionnaire français-néerlandais > cela ne tire pas à conséquence
-
33 d'un intérêt divers
-
34 désintéresser
-
35 *haut
*haut ['oo]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., bijwoord〉1 hoog2 oud ⇒ ver terug, lang geleden♦voorbeelden:hautes eaux • hoog waterla haute Egypte • Opper-Egyptehauts fourneaux • hoogovensmarée haute • hoog tij, vloedhaut plateau • hoogvlaktele haut Rhin • de Boven-Rijnla haute société • de hogere kringenhomme de haute taille • lange manhabiter dans la haute ville • in de bovenstad wonenlever haut • optillensauter haut • hoog springenil vise trop haut • hij mikt te hooghaut dans le ciel • hoog in de hemelun mur haut de deux mètres • een twee meter hoge muurde haut • van bovenafvoir les choses de haut • de zaken van een afstand bekijken〈 figuurlijk〉 le prendre de haut • hooghartig reageren, een hoge toon aanslaande haut en bas • van boven naar benedenregarder qn. de haut en bas • iemand van top tot teen bekijkenen haut • boven, naar bovenil habite en haut • hij woont boventout en haut • helemaal bovenpar en haut • bovenlangsdu haut de • vanafcrier du haut d'un toit • van een dak af roepenl'étage du haut • de bovenste verdiepingle haut du corps • het bovenlijfle haut d'une robe • het bovenlijfje van een japonperché sur le haut d'un arbre • op de top van een boom gezetenle haut du pavé • de huizenkanthaut comme trois pommes • drie turven hooghaut les mains! • handen omhoog!remonter plus haut • teruggaan in de tijdhaut en couleur • kleurrijk, schilderachtigtenir qn. en haute estime • grote achting hebben voor iemandhaute fidélité • hific'est de la plus haute importance • het is van het grootste belanghaute intelligence • zeer grote intelligentieinstrument de haute précision • precisie-instrumenthaute trahison • hoogverraadà haute voix • hardop, met luide stemparlez plus haut • spreek eens wat luiderpenser tout haut • hardop denken -
36 il est capital que
il est capital que 〈+ aanvoegende wijs〉 -
37 il importe de
il importe de 〈+ onbepaalde wijs〉 -
38 il importe que
il importe que 〈+ aanvoegende wijs〉 -
39 la chose publique
la chose publiquede staat, het algemeen belang————————la chose publiquede staat, de publieke zaak -
40 prendre la dimension, les dimensions de qc.
prendre la dimension, les dimensions de qc.het belang van iets weten te onderscheiden; de proporties aannemen van iets, iets wordenDictionnaire français-néerlandais > prendre la dimension, les dimensions de qc.
См. также в других словарях:
Belang — (der) … Kölsch Dialekt Lexikon
Belang — Relevanz; Wichtigkeit; Interesse * * * Be|lang [bə laŋ], der; [e]s, e: 1. ☆ von/ohne Belang sein: von Bedeutung, Wichtigkeit / ohne Bedeutung, Wichtigkeit sein: diese Tatsache ist für mich ohne Belang. 2. <Plural> bestimmte Personen,… … Universal-Lexikon
Belang — der Belang, e (Mittelstufe) Wichtigkeit, die eine Sache für jmdn. hat Synonym: Bedeutung Beispiel: Die Entscheidung ist ohne Belang. Kollokation: von Belang sein … Extremes Deutsch
Belang — Bedeutsamkeit, Bedeutung, Gewicht, Tragweite, Wert, Wichtigkeit; (bildungsspr.): Relevanz. * * * Belang,der:1.⇨Bedeutung(1)–2.vonB.:⇨wichtig(1);ohneB./nichtvonB.sein:⇨wichtig(4);ohne/nichtvonB.:⇨unwichtig(1) Belang→Bedeutung … Das Wörterbuch der Synonyme
Belang — Original name in latin Belang Name in other language Belang State code ID Continent/City Asia/Makassar longitude 8.4297 latitude 123.3605 altitude 220 Population 0 Date 2012 11 10 … Cities with a population over 1000 database
Belang — Be·lạng der; (e)s, e; 1 nur Pl; die Angelegenheiten oder Faktoren, die für jemanden oder innerhalb eines Bereichs wichtig sind ≈ Interessen <die ökonomischen, sozialen Belange; jemandes Belange wahrnehmen> 2 (etwas ist) (für jemanden) von… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Belang — belangen: Das Verb mhd. belangen, ahd. bilangēn ist eine Präfixbildung zu dem unter »langen« behandelten Verb (↑ lang). Es bedeutete zunächst »erreichen, sich erstrecken«, dann »betreffen«, wofür heute anbelangen steht (entsprechend niederl.… … Das Herkunftswörterbuch
Belang — Be|lạng, der; [e]s, e; von Belang sein … Die deutsche Rechtschreibung
Belang, der — Der Belang, des es, plur. car. ein in Ober und Niederdeutschland und den Hochdeutschen Kanzelleyen übliches Wort. 1) Eigentlich, das Belangen, das Erreichen einer Sache. Noch mehr aber, 2) figürlich, für Wichtigkeit. Eine Sache von großem Belange … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
belang — afersi … Woordenlijst Sranan
Vlaams Belang — Infobox Belgian Political Party party name=Vlaams Belang party logo= party wikicolourid=Vlaams Belang leader=Bruno Valkeniers foundation=2004 ideology=Nationalism, Separatism, National conservatism, Right wing populism international= none… … Wikipedia