-
1 both sides
beide kanten -
2 either
adj. het een of het ander--------adv. ook; ook niet--------pron. dit of dat; het een of het andereither1[ ajðə] 〈 voornaamwoord〉2 beide(n) ⇒ alle twee, allebei♦voorbeelden:‘Sherry or hock?’ ‘Either’ • ‘Sherry of rijnwijn?’ ‘Maakt niet uit’————————either2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:she doesn't like apples, nor oranges either • ze lust geen appels en ook geen sinaasappelshe is hardworking and not unfriendly either • hij is een harde werker en bovendien niet onvriendelijk————————either3〈 determinator〉2 beide♦voorbeelden:2 in either case, either way • in beide gevallen, in elk gevalof either sex • van beiderlei kunneon either side • aan beide kanten————————either4〈voegwoord; met or〉1 of ⇒ ofwel, hetzij♦voorbeelden:she is either lazy or stupid • ze is (of) lui of domyou can either go or stay • je kunt weggaan of blijven -
3 both
adj. beide; samen--------conj. zowel....als--------pron. beidenboth11 beide(n) ⇒ allebei, alle twee♦voorbeelden:the girls could both sing • de meisjes konden beiden zingenI saw them both • ik heb ze allebei gezienboth of them • alle twee————————both21 beide ⇒ allebei, de/alle twee♦voorbeelden:she held up both her earrings • ze hield alle twee haar oorbellen omhoogboth girls liked him • de twee meisjes mochten hem————————both3〈voegwoord; met and〉♦voorbeelden:he was both tall and slim • hij was lang en slank -
4 neither
adj. niemand--------pron. geen van beide; evenminneither1[ najðə] 〈 voornaamwoord〉♦voorbeelden:————————neither2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:————————neither3〈 determinator〉♦voorbeelden:————————neither4〈voegwoord; met nor〉1 noch♦voorbeelden:she could neither laugh nor cry • ze kon (noch) lachen noch huilen -
5 down to earth
praktisch, met beide benen op de gronddown to earthmet beide benen op de grond, nuchter, eerlijk -
6 earth
n. aarde, grond; de aarde, aardbol; Israel (het land); aarding (elekt.), stof--------v. aarding; bedekken met aardeearth1[ ə:θ] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aarde ⇒ aardbodem, grond3 natuur♦voorbeelden:¶ come back/down to earth (with a bang/bump) • weer met beide benen op de grond komen te staan, uit een dagdroom ontwakenit cost the earth • het kostte een vermogenpromise the earth • gouden bergen belovendown to earth • met beide benen op de grond, nuchter, eerlijkwhy on earth • waarom in vredesnaam————————earth2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 astraddle
adj. schrijlings over, aan beide kanten--------adv. schrijlings over, aan beide kanten -
8 START
Oktober 1992, overeenkomst getekend door de V.S. en vroegere Sovjet Unie waarin beide landen overeenkomen de productie van nucleaire bewapening te reducerenSTART (Strategic Arms Reduction Treaty)[ sta:t] 〈 afkorting〉1 [Strategic Arms Reduction Talks] -
9 ambidextrous
-
10 astride
adv. schrijlings, wijdbeens--------prep. schrijlings over-astride11 schrijlings ⇒ wijdbeens, dwars♦voorbeelden:————————astride2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden: -
11 binocular
adj. twee-ogig; voor twee ogen; verrekijker, veldkijker[ bajnokjoelə]1 binoculair ⇒ voor/met/aan beide ogen♦voorbeelden: -
12 both parties were heard
-
13 both sides open out
beide zijden gaan naar buiten open/kunnen worden opengeslagen -
14 chance
adj. toeval; onverwacht--------n. kans; toeval; zaak; gevaar--------v. toevallige gebeurtenis; kans; risicochance1[ tsja:ns] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kans ⇒ mogelijkheid, waarschijnlijkheid4 risico♦voorbeelden:1 stand a (good/fair) chance • een (goede/redelijke) kans makennot a chance • geen schijn van kans, geen denken aanif, by any chance/some chance or other • mocht het zo zijn data chance of success • een kans op succes(the) chances are that • het is waarschijnlijk datleap at a chance • een kans (met beide handen) aangrijpenI never miss a chance • ik laat geen gelegenheid voorbijgaanleave to chance • aan het toeval overlatenby (any) chance • toevallig→ fighting fighting/————————chance2♦voorbeelden:————————chance3♦voorbeelden:if it should chance to snow • mocht het gaan sneeuwen¶ chance (up)on • (toevallig) vinden/aantreffenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 cheroot
-
16 come back/down to earth (with a bang/bump)
come back/down to earth (with a bang/bump)weer met beide benen op de grond komen te staan, uit een dagdroom ontwakenEnglish-Dutch dictionary > come back/down to earth (with a bang/bump)
-
17 comparative
adj. verhoudingsgewijs; relatief; in verhouding tot--------n. vergrotende/vergelijkende trapcomparative11 vergelijkende/vergrotende trap————————comparative21 vergelijkend ⇒ betrekkelijk, relatief♦voorbeelden:the comparative merits of the two projects • de relatieve verdiensten van beide plannen -
18 conceited
adj. hoogmoedig; fantasierijk, niet met beide benen op de grond staand[ kənsie:tid] 〈 conceitedness〉1 verwaand ⇒ ijdel, zelfingenomen -
19 condemn
v. afkeuren, berispen; veroordelen[ kəndem]♦voorbeelden:the suspect was condemned (to death) for that crime • de verdachte is voor die misdaad (ter dood) veroordeeldcondemn violence • geweld veroordelen/afwijzencondemned to spend one's life in poverty • gedoemd zijn leven lang armoede te lijdenthe loss of both her legs condemned her to a wheelchair • het verlies van beide benen veroordeelde haar tot de rolstoelcondemn an old house • een oud huis onbewoonbaar verklaren -
20 crosscheck
n. kruiscontrole, contracheck; (Sport) op illegale wijze een bodycheck geven door een tegenstander met de hockeystick door beide handen vastgehouden en boven het ijs gehouden te slaancrosscheck1————————crosscheck21 (op andere manieren/via andere kanalen) controleren
См. также в других словарях:
beide — beide: Mhd., ahd. beide, bēde, niederl. beide, engl. both, schwed. båda sind zusammengerückt aus einem einsilbigen Wort mit der Bedeutung »beide« (aengl. bā, bū, got. bai, ba »beide«) und dem Demonstrativpronomen (späteren Artikel). Ahd. bēde … Das Herkunftswörterbuch
beide — AdjNum std. (8. Jh.), mhd. beide, bēde, ahd. beide, bēde, as. bēđ, bēđea Stammwort. Geht zurück auf eine Wortgruppe aus einem kollektiven Zahlwort, das in gt. bai, * bos, ba bezeugt ist, und dem bestimmten Artikel (bzw. demonstrativen Pronomen),… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
beide — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • beides Bsp.: • Warum nimmst du nicht beide? • Sie sind beide müde und hungrig. • Erbsen oder Karotten? Beides, bitte … Deutsch Wörterbuch
beide — Pron. (Grundstufe) weist auf zwei Personen oder Gegenstände hin Beispiele: Sie sind beide Lehrerinnen. Die beiden mögen sich sehr. Die Beziehungen zwischen den beiden Ländern sind gut … Extremes Deutsch
beide — beide:1.〈fürSubstantive〉allebeide·allezwei·diebeiden·diezwei–2.〈inVerbindungmitSubstantiven〉zwei–3.alleb.,diebeiden:→1;diebeidenBacken:⇨Gesäß;aufbeidenSeiten:⇨beiderseits beidealle/diezwei … Das Wörterbuch der Synonyme
beide — alle beide (umgangssprachlich); zweierlei; beiderlei; beiderartig; jedwederlei * * * bei|de [ bai̮də] <Pronomen und Zahlwort>: a) <mit Artikel oder Pronomen> bezieht sich auf zwei Personen, Dinge, Vorgänge, die in bestimmter Hinsicht… … Universal-Lexikon
beide — • bei|de Man schreibt »beide« immer klein {{link}}K 76{{/link}}: – es waren die beiden dort – beide Mal, beide Male Beispiele zur Beugung: – die beiden, diese beiden – dies beides, dieses beides – beides; alles beides; alle beide – man bedarf… … Die deutsche Rechtschreibung
Beide — Der Dual (auch: Zweizahl, der Dualis, lat. duo „zwei“) ist eine grammatikalische Unterkategorie des Numerus. Im Gegensatz zum Singular und zum unpräzisen Plural bezeichnet der Dual eine Zweizahl der beschriebenen Elemente mit eigenen verbalen bzw … Deutsch Wikipedia
beide — bei·de Pronomen (Pl); 1 unbetont, (meist) in Verbindung mit einem Artikel od Pronomen; verwendet, um zwei Personen, Sachen oder Vorgänge zusammenfassend zu nennen, die der Sprecher als bekannt voraussetzt. Der Gegensatz zu nur einer der genannten … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Beide Rom — bezeichnete in der Spätzeit des Römischen Reiches als auch im Mittelalter metaphorisch das Nebeneinander der Städte Rom, als die alte Hauptstadt des Römischen Reiches, und einer neuen Hauptstadt ( zweites Rom ) anstelle des antiken Byzanz, welche … Deutsch Wikipedia
Beide für Einen u. Einer für Beide — (Rechtsw.), s.u. Solidarisch … Pierer's Universal-Lexikon