-
1 earth up
earth up -
2 earth
n. aarde, grond; de aarde, aardbol; Israel (het land); aarding (elekt.), stof--------v. aarding; bedekken met aardeearth1[ ə:θ] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aarde ⇒ aardbodem, grond3 natuur♦voorbeelden:¶ come back/down to earth (with a bang/bump) • weer met beide benen op de grond komen te staan, uit een dagdroom ontwakenit cost the earth • het kostte een vermogenpromise the earth • gouden bergen belovendown to earth • met beide benen op de grond, nuchter, eerlijkwhy on earth • waarom in vredesnaam————————earth2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский