Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

bedekken

Толкование Перевод

1 bedekken

kubri

Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > bedekken
2 крыть

bedekken

Русско-Нидерландский словарь > крыть
3 to coat

bedekken

English-Dutch technical dictionary > to coat
4 накрыть

bedekken, toedekken

Русско-Нидерландский словарь > накрыть
5 накрывать

bedekken, toedekken

Русско-Нидерландский словарь > накрывать
6 stone facing

bedekken van beton met steen

English-Dutch dictionary > stone facing
7 alloy deposition

bedekken met legering

English-Dutch technical dictionary > alloy deposition
8 alloy plating

bedekken met legering

English-Dutch technical dictionary > alloy plating
9 to plate

bedekken

beslaan

English-Dutch technical dictionary > to plate
10 encrust

v. met een korst bedekken; met een laagje bedekken

encrust, incrust

[ inkrust]

1 met een korst bedekken

2 bedekken ⇒ 〈 in het bijzonder〉 bezetten

♦voorbeelden:

2 encrusted with precious stones • bezet met edelstenen

English-Dutch dictionary > encrust
11 recouvrir

recouvrir [rəkoevrier]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 weer bedekken ⇒ overtrekken

2 bedekken ⇒ geheel bedekken

3 〈 figuurlijk〉 verbergen ⇒ versluieren

4 omvatten

♦voorbeelden:

1    recouvrir un enfant • een kind weer toedekken

recouvrir un livre • een boek kaften

recouvrir une maison • een nieuw dak op een huis zetten

recouvrir un oreiller d' une taie • een kussen met een sloop overtrekken

2    recouvrir un mur de papier peint • een muur behangen

II se recouvrir 〈 wederkerend werkwoord〉

1 over elkaar liggen

2 bedekt worden

♦voorbeelden:

2    le ciel s'est recouvert • de hemel is weer bewolkt, betrokken

v

1) (weer) bedekken

2) verbergen

3) omvatten

Dictionnaire français-néerlandais > recouvrir
12 cover

n. schuilplaats; beschutting; deksel; omslag; envelop
--------
v. bedekken; verslaan; verbergen; beschermen; afleggen; onder vuur hebben

cover¹

[ kuvvə] 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 bedekking ⇒ dek(kleed), hoes; 〈 meervoud〉 dekens, dekbed

2 deksel ⇒ klep

3 omslag ⇒ stofomslag, boekband

4 enveloppe ⇒ briefomslag; 〈 filatelie〉 eerstedagenveloppe/uitgave

5 couvert ⇒ mes en vork

6 invaller ⇒ vervanger

7 → cover charge cover charge/

8 → cover point cover point/

9 → cover version cover version/

♦voorbeelden:

3   read a book from cover to cover • een boek van begin tot eind lezen

4   under cover • in een enveloppe; in/bijgesloten

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 dekmantel ⇒ voorwendsel, mom

2 dekking 〈 ook sport〉 ⇒ beschutting, schuilplaats

3 dekking 〈 voornamelijk verzekeringswezen〉 ⇒ verzekering, dekkingsfonds

♦voorbeelden:

1   under cover of friendship • onder het mom van vriendschap

2   break cover • uit zijn dekking te voorschijn komen

     take cover • dekking zoeken, (gaan) schuilen

     this policy provides cover against burglary • deze polis biedt dekking tegen inbraak

     under cover • heimelijk, in het geheim; verborgen

————————

cover²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉〈 informeel〉

1 〈+for〉 invallen (voor) ⇒ vervangen

→ cover up cover up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 bedekken ⇒ overtrekken

2 beslaan ⇒ omvatten, bestrijken

3 afleggen 〈 afstand〉

4 bewaken 〈 bijvoorbeeld toegangswegen〉

5 verslaan ⇒ verslag uitbrengen over/van

6 dekken ⇒ verzekeren

7 dekken ⇒ bescherming/een alibi geven

8 onder schot houden ⇒ in bedwang houden

9 beheersen ⇒ controleren, bestrijken

10 〈 sport〉 dekken ⇒ bewaken

♦voorbeelden:

1   dust covered the furniture • er lag stof op het meubilair

     a covered wagon • een huifkar

     cover in • overdekken

     he was covered in/with blood • hij zat ónder het bloed

     cover over • bedekken

2   you can't cover all possibilities • je kunt niet alle mogelijkheden voorzien

     the two towns cover 50 square miles • de twee steden beslaan/strekken zich uit over 50 vierkante mijl

5   cover an international conference • een internationale conferentie verslaan

6   we won't be able to cover our expenses • we zullen onze onkosten niet kunnen dekken

     we aren't covered against fire • we zijn niet tegen brand verzekerd

7   covered from behind by his partner • met rugdekking van/in de rug gedekt door zijn maat

8   keep them covered! • hou ze onder schot!

9   from here you can cover the whole valley • van hier kun je de hele vallei bestrijken

¶ a covering letter/note • een begeleidend schrijven

→ cover up cover up/

English-Dutch dictionary > cover
13 coiffer

coiffer [kwaafee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 kappen ⇒ het haar opmaken van

2 〈+ de; iemand〉 het hoofd bedekken (met)

3 〈hoed enz.〉 opzetten

4 〈 formeel〉 bedekken

5 aan het hoofd staan van ⇒ (hiërarchisch) staan boven 〈 iemand〉 ⇒ overkoepelen

6 〈informeel; sport en spel; een concurrent〉 op het laatste moment kloppen

♦voorbeelden:

2    coiffer qn. bien • iemand goed staan, iemand (goed) kleden

6    se faire coiffer (au poteau) • op het laatste moment ingehaald, geklopt worden

¶    coiffer du 50 • hoofdmaat 50 hebben

〈 informeel〉 coiffer son mari • haar man bedriegen

coiffer sainte Catherine • 〈 van meisje〉 25 jaar worden zonder getrouwd te zijn

II se coiffer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich kappen ⇒ zich het haar opmaken, zich kammen

2 〈+ de〉 opzetten

3 〈+ de〉 verzot zijn (op) ⇒ veel op hebben, weglopen (met)

1. v
1) kappen, het haar opmaken of knippen (van)

2) het hoofd bedekken (met)

3) opzetten [hoed]

4) aan het hoofd staan (van)

5) (hiërarchisch) overkoepelen

6) op het nippertje winnen (van)
2. se coiffer
v

1) zich het haar opmaken, zich kammen

2) opzetten

3) verzot zijn (op)

Dictionnaire français-néerlandais > coiffer
14 blanket

adj. dekkend
--------
n. deken
--------
v. met een deken bedekken, overdekken

blanket¹

[ blængkit] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (wollen) deken ⇒ bedekking; 〈 figuurlijk〉 (dikke) laag

→ wet wet/

————————

blanket²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 allesomvattend ⇒ algemeen geldig, op iedereen/alles van toepassing

♦voorbeelden:

1   blanket insurance • pakketverzekering

     a blanket rule • een algemene regel

————————

blanket³

〈werkwoord; voornamelijk passief〉

1 (geheel) bedekken ⇒ onderstoppen, afsluiten

♦voorbeelden:

1   blanketed with snow • met een (dikke) laag sneeuw bedekt

English-Dutch dictionary > blanket
15 cake

n. cake; gebak, taart, koek; stuk
--------
v. harden, stollen; bedekken met smeersel

cake¹

[ keek] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 cake ⇒ taart, (pannen)koek, gebak

2 blok 〈 van compact materiaal〉 ⇒ koek

♦voorbeelden:

1   fancy cakes • gebakjes

     go/sell like hot cakes • verkopen als warme broodjes, lopen als een trein

2   a cake of soap • een stuk zeep

     a cake of tobacco • een plakje tabak

¶ cakes and ale • het goede des levens

     〈 informeel〉 a piece of cake • een fluitje van een cent

     〈 informeel〉 you can't have your cake and eat it • je kunt niet alles willen/hebben

     〈 spreekwoord〉 one cannot have one's cake and eat it • men kan niet het laken hebben en het geld houden; 〈 ongeveer〉 kiezen is verliezen

————————

cake²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 koeken ⇒ harden, stollen

♦voorbeelden:

1   coal cakes when heated • steenkool gaat koeken bij verhitting

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (dik) bedekken

♦voorbeelden:

1   (be) caked with dirt • ónder het vuil (zitten)

English-Dutch dictionary > cake
16 coat

n. jas; laag; bedekking
--------
v. bedekken; overtrekken; inpakken

coat¹

[ koot] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (over)jas ⇒ mantel, jasje

2 vacht ⇒ beharing, verenkleed

3 schil ⇒ dop, rok

4 laag ⇒ deklaag

♦voorbeelden:

1   fitted coat • jas naar maat

4   coat of paint/dust • verf/stoflaag

¶ coat of arms • wapenschild, familiewapen

     coat of mail • maliënkolder

     trail one's coat • ruzie zoeken

————————

coat²

〈 werkwoord〉

1 een laag geven ⇒ met een laag bedekken

♦voorbeelden:

1   coated tongue • beslagen tong

     pills are sometimes coated with sugar • om pillen zit soms een laagje suiker

English-Dutch dictionary > coat
17 dapple

n. vlek, stippel; vlektekening; spikkeling
--------
v. met vlekken bedekken

dapple

[ dæpl]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 spikkels/vlekken krijgen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (be)spikkelen ⇒ met vlekken bedekken

English-Dutch dictionary > dapple
18 film

n. film; speelfilm; vlies, laagje; waas
--------
v. filmen; verfilmen; zich met een vlies of waas bedekken

film¹

[ film] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 dunne laag ⇒ vlies

2 rolfilm ⇒ film

3 (speel)film

4 〈meervoud; the〉 de filmindustrie

♦voorbeelden:

1   a film of dust • een dun laagje stof

     plastic film • dun plastic

————————

film²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 met een waas/vlies bedekt worden

2 gefilmd/verfilmd kunnen worden ⇒ een film opleveren

♦voorbeelden:

1   film over • wazig worden

2   Gregory films badly • Gregory doet 't slecht op de film

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 met een waas/vlies bedekken

2 filmen ⇒ opnemen 〈 scène〉

3 verfilmen ⇒ een film maken van

English-Dutch dictionary > film
19 grass

n. gras; grasveld; hasjiesj (in spreektaal)
--------
v. met gras bedekken; klikken

grass¹

[ gra:s]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 grassoort

2 〈Brits-Engels; slang〉 tipgever ⇒ verklikker

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 gras

2 grasland ⇒ weiland, grasperk

3 〈 slang〉 marihuana ⇒ weed

♦voorbeelden:

2   be at grass • in de wei zijn

     keep off the grass • verboden het gras te betreden

¶ cut the grass from under someone's feet • iemand het gras voor de voeten wegmaaien

     put someone/send someone/turn someone out to grass • iemand de wei insturen; iemand eruit gooien/sturen

————————

grass²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈Brits-Engels; slang〉 klikken 〈 bij de politie〉

♦voorbeelden:

1   grass on someone • iemand verraden/aangeven

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 met gras bedekken/bezaaien

2 met gras voeren ⇒ laten grazen

3 tegen de grond slaan ⇒ te grazen nemen

♦voorbeelden:

1   grass over a field • een stuk land aan gras leggen

English-Dutch dictionary > grass
20 ice

adj. ijs-
--------
n. bevroren water, ijs; ijsje; laag van bevroren water; glazuur; substantie die op water lijkt; (Slang) diamanten
--------
v. bevriezen; vriezen; glaceren; met ijs bedekken; invriezen

ice¹

[ ajs] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 ijs

2 vruchten/waterijs(je) ⇒ Italiaans ijs

3 〈 Brits-Engels〉 ijs(je) ⇒ melk/roomijs(je)

♦voorbeelden:

1   keep something on ice • iets koel/in de koelkast bewaren; 〈 figuurlijk〉iets achter de hand/in reserve houden

     〈 figuurlijk〉 put something on ice • iets in de ijskast zetten, iets uitstellen

¶ break the ice • het ijs breken

     〈 informeel〉 cut no/not much ice (with someone) • geen/weinig indruk maken (op iemand)

→ dry dry/, thin thin/

————————

ice²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈+over/up〉 bevriezen ⇒ dichtvriezen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 met ijs bedekken

2 invriezen ⇒ (met ijs) koelen

3 〈 culinaria〉 glaceren

♦voorbeelden:

2   iced drinks • (ijs)gekoelde dranken

English-Dutch dictionary > ice

Страницы

См. также в других словарях:

bedekken — tapu … Woordenlijst Sranan
Adamsblatt — Ein iderer (jeder) muss mit Adamsblatt sich bedekken. – Quirinus Kuhlmann in Sonnenblumen, Jena 1671 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mantel — 1. Ae gratter Mantel, do kan m thi oal Knecht san Stört egh sä. (Föhr.) – Lappenkorb; Firmenich, III, 3, 14. Ein grosser Mantel, so kann man des Teufels – des alten Knechts – Schwanz nicht sehen. Das vornehme Kleid deckt vieles zu. Je tiefer sich … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
DUTCH LITERATURE — Influence of the Bible The arrival, on October 27, 2004, of the Nieuwe Bijbelvertaling, a completely new translation into Dutch of the Bible and the Christian Apocrypha, initiated a fierce debate in Dutch literary circles. At the core was the… … Encyclopedia of Judaism

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

bedekken

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

bedekken

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: