-
1 naam
♦voorbeelden:mijn naam is haas • je n'ai rien à voir avec cette histoire, je n'en sais rieneen goede naam hebben • avoir bonne réputationiemand lieve naampjes geven • donner à qn. des petits noms gentilseen slechte naam hebben • avoir mauvaise réputationzijn naam eer aandoen • faire honneur à son nomiemands naam gebruiken • se recommander de qn.dat mag geen naam hebben • c'est sans importanceik wil niet de naam hebben (dat) … • je ne veux pas qu'on dise de moi que …de naam hebben (van) rijk te zijn • passer pour être richeonder de naam (van) • sous le nom deeen geleerde van naam • un savant renommé2 iemand met naam en toenaam noemen • désigner qn. nommémenteen dubbele naam • un nom à rallongesiemands goede naam • la réputation de qn.valse naam • faux nomaangenomen naam • nom d'emprunthoe is uw naam? • quel est votre nom?luisteren naar de naam van • répondre au nom dehet huis staat op zijn naam • la maison est à son nomuit mijn naam • en mon nommet name • notamment -
2 spreken
1 [algemeen] parler2 [+ uit][blijken] se manifester♦voorbeelden:deze cijfers spreken (voor zich) • ces chiffres sont éloquentseen vreemde taal spreken • parler une langue étrangèreeen paar sprekende voorbeelden • quelques exemples frappantsalleen de feiten laten spreken • se baser uniquement sur les faitshet spreken viel hem moeilijk • il lui était difficile de parlerje spreekt nu heel anders • ce n'est pas ce que tu disais (avant)spreek mij er niet van • ne m'en parle(z) pasjij hebt goed spreken • c'est facile à diregunstig over iemand spreken • dire du bien de qn.luid spreken • parler hautiemand te na spreken • dire du mal de qn.het spreekt vanzelf • cela va de soihet spreekt vanzelf dat … • il est évident que … 〈+ aantonende wijs〉vloeiend Frans spreken • parler couramment le françaiszachtjes spreken • parler basmet iemand spreken • parler avec qn.〈 telefoon〉 met wie spreek ik? • qui est à l'appareil?er valt met hem niet te spreken • il est impossible de discuter avec luimet een Engels accent spreken • parler avec un accent anglaisnamens iemand spreken • parler au nom de qn.om met mevrouw C. te spreken • comme l'a dit madame C.over iemand, iets spreken • parler de qn., qc.ik ben voor niemand te spreken • je n'y suis pour personneniet tegen elkaar spreken • ne pas se parlerspreken tot iemand • parler à qn.tot de verbeelding spreken • parler à l'imaginationvan zichzelf doen spreken • faire parler de soiom niet te spreken van … • sans parler de …spreken voor iets • parler en faveur de qc.voor de radio spreken • parler à la radiodit geval spreekt voor zich • ce cas se passe de commentairehij sprak: ‘laten we gaan’ • il dit: ‘allons-y’in zichzelf spreken • parler tout seuler sprak argwaan uit zijn stem • sa voix dénotait la méfianceslecht te spreken zijn • être de mauvaise humeurniet te spreken zijn over iets • ne pas être content de qc. -
3 weten
weten1〈 het〉♦voorbeelden:bij mijn weten is hij niet weggegaan • je ne sache pas qu'il soit partibij mijn weten • à ma connaissancebuiten mijn weten • à mon insuiets naar zijn beste weten doen • faire qc. de son mieux————————weten21 [kennis hebben van; enig idee, vermoeden hebben] savoir2 [+ te + onbepaalde wijs][erin slagen] réussir (à)♦voorbeelden:1 weet je mijn agenda ook (te liggen)? • sais-tu où est mon agenda?God mag weten hoe lang … • Dieu sait combien de temps …een hele hoop weten (over) • en savoir long (sur qn., qc.)dat weet zelfs een kind! • c'est élémentaire!ik weet z'n naam niet • je ne connais pas son nomeen goed restaurant weten • connaître un bon restaurantzeker weten! • pour sûr!hij kan het weten • il est payé pour le savoirik zal het u laten weten • je vous préviendraije moest beter weten • cela m'étonne de ta partu moet weten dat … • sachez que …hij wist te vertellen dat … • il a pu nous raconter que …hij wil (graag) weten dat hij rijk is • il ne cache pas qu'il est richeiets niet willen weten • refuser d'admettre qc.niets van iets willen weten • ne rien vouloir entendre de qc.er het zijne van willen weten • vouloir en avoir le coeur netalles van iets weten • s'y connaîtremet haar weet je het nooit • on ne sait jamais avec elleweet je wat … • écoute …je weet wie het zegt • prends-le pour ce que ça vautwie weet • qui sait?je moet het zelf (maar) weten • fais comme tu voudrashij weet niet beter of het hoort zo • il est persuadé que c'est la coutumezij weten niet beter • il ne faut pas leur en vouloir, ils n'y peuvent rienhij weet wel beter • il est plus malin que çahij weet ervan • il est au courantweten hoe je iets aan moet pakken • savoir s'y prendre〈 ironisch〉 dat zal jij niet weten! • ne fais pas l'innocent!iets niet weten • ignorer qc.ik zou het niet weten • je ne saurais vous le direhij wist niet hoe gauw hij weg moest komen • il n'avait qu'une hâte: s'enfuirze zullen niet weten waar ik blijf • ils se demanderont où je suis (passé)niet weten waar je blijven moet • ne pas savoir où se mettreweet je wel • tu saisvoor zover ik weet • pour autant que je sacheergens iets op weten • avoir une idéete weten • à savoiriets te weten komen • apprendre qc.ik weet van niks • je n'en sais rienniets van het leven weten • ne rien connaître de la vieals je maar weet dat … • sache bien que …als je dat maar weet! • maintenant, te voilà prévenu!niet dat ik weet • pas que je sachehij wil niet weten dat hij ziek is • 〈 aanvaardt het niet〉 il ne veut pas admettre qu'il est malade; 〈 wil niet dat men het weet〉 il ne veut pas que l'on sache qu'il est maladeje weet heel goed dat … • tu n'ignores pas que …hij wist niet beter of ik was vertrokken • pour lui je devais être partiweet je nog? • tu t'en souviens?weet ik veel! • qu'est-ce que je sais, moi!weten wat men aan iemand heeft • être fixé sur le compte de qn.er heel wat van af weten • en savoir longweten wat honger is • connaître la faimnu weet je 't ook • te voilà au courant〈 spreekwoord〉 wat niet weet, dat niet deert • ce que les yeux ne voient pas, ne fait pas mal au coeurweten te ontkomen • réussir à s'échapperniets weten te zeggen • ne plus savoir quoi dire¶ ze hebben het geweten • 〈 ze waren gewaarschuwd〉 ça leur a coûté cher; 〈 ze hebben ervoor moeten boeten〉 ils s'en sont mordu les doigtsvoor je het weet, ben je er • tu y seras en moins de rienzij weet het altijd beter • elle veut toujours avoir le dernier motje weet wel beter • tu n'en penses pas un motje weet ('t) maar nooit • on ne sait jamaiszij weet van geen ophouden • elle ne sait pas s'arrêter -
4 hier
2 [bij overhandiging] voici♦voorbeelden:hier ben ik, en hier blijf ik • j'y suis, j'y restehier ben ik weer • me revoiciik blijf hier • je reste làbreng dat boek even hier • apporte ce livreik heb hier iets speciaals • j'ai qc. de spécialhier is hij • le voicikom eens hier! • viens ici!hier komt hij • le voici qui arrivehier rust • ci-gîthier en daar • çà et làhij woont hier ergens • il habite par iciwel hier en ginder! • nom d'un chien!het zit me tot hier • j'en ai jusque-làtot hier • jusqu'icidat doet hier niets ter zake • ça ne change rien à l'affairehier in de buurt • par icihier, pak aan • tiens, attrapehier moet je het mee doen • débrouille-toi avec ça -
5 maken
1 [algemeen] faire3 [scheppen] créer4 [in een toestand, positie brengen] rendre5 [uitvoeren, doen plaats hebben] effectuer7 [bedragen] équivaloir à8 [repareren] réparer♦voorbeelden:1 dat kun je niet maken! • tu ne peux pas faire ça!het (helemaal) maken • avoir un succès monstrekleren maken • confectionner des vêtementsgeen tijd? dan maak je maar tijd! • pas le temps? arrange-toi pour en trouver!4 iemand voorzitter maken • nommer qn. présidentzich belachelijk maken • se rendre ridiculeiemand dood maken • tuer qn.het erger maken dan het is • grossir les choseszich gehaat maken • se faire haïrmaak het kort • soyez brefiets waar maken • prouver qc.wakker maken • réveiller〈 figuurlijk〉 iemand zwart maken • noircir qn.hij zal het niet lang meer maken • il n'en a plus pour longtempsmaak dat je weg komt! • débarrasse le plancher!gebruik maken van • utiliserzijn opwachting maken • se présenterruzie maken • se disputerje hebt daar niets te maken • tu n'as rien à y fairehij kan mij niets maken • il ne peut rien contre moije hebt het ernaar gemaakt • tu l'as bien méritéhet schip maakt water • le navire fait eaude patiënt maakt het slecht • le malade se porte malik heb daar niets mee te maken • je n'y suis pour rienwat heb ik daarmee te maken? • qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse?met iemand te maken hebben • avoir affaire à qn.iets te maken hebben met een zaak • être pour qc. dans une affaireje hebt er niets mee te maken • cela ne te regarde paswat heeft u daarmee te maken? • qu'est-ce que ça peut bien vous faire?dat heeft niets te maken (met) • cela n'a rien à voir (avec)ik weet het goed gemaakt • j'ai une bonne idéehet helemaal bij iemand maken • taper dans l'oeil à qn.hoe maakt u het? • comment allez-vous?maak het nou (een beetje)! • non, mais des fois! -
6 vals
1 [algemeen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 faux/fausse; 〈 bijwoord〉 faussement ⇒ 〈m.b.t. zingen ook〉 faux♦voorbeelden:1 iets in een vals (dag)licht stellen • présenter qc. sous un faux jourvalse dobbelstenen • dés pipéseen valse getuigenis • un faux témoignagevals haar • faux cheveuxeen valse naam • un faux nomeen valse piano • un piano désaccordéeen valse plooi • un faux plivalse tanden • fausses dentseen valse Vermeer • un faux Vermeervals beschuldigen • accuser faussementvals getuigen • porter un faux témoignageeen noot vals spelen • faire une faussevals zingen • chanter fauxeen vals lachje • un rire mauvaisiemand vals aankijken • regarder qn. d'un air mauvais -
7 verbinden
2 [in samenhang brengen; door een overeenkomst, band koppelen aan] rattacher3 [omzwachtelen] panser4 [telefonisch aansluiten] mettre en communication♦voorbeelden:2 zijn naam aan iets verbinden • associer son nom à qc.woorden tot zinnen verbinden • unir des mots pour former des phrasesaan de proefles zijn geen kosten verbonden • la leçon d'essai est gratuiteaan een instelling verbonden zijn • être rattaché à une institutioniemands wonden verbinden • panser les blessures de qn.kunt u mij met de heer X verbinden? • pouvez-vous me passer monsieur X?II 〈wederkerend werkwoord; zich verbinden〉1 [zich verplichten] s'engager2 [scheikunde] se combiner♦voorbeelden:zich tot iets verbinden • s'engager à faire qc. -
8 willen
1 vouloir♦voorbeelden:ik wil niets liever dan rust • je n'aspire qu'au reposgeen kritiek willen aannemen • ne pas admettre la critiquewillen behagen • chercher à plairedoor willen gaan voor • se faire passer pourik wil er graag heen gaan • je voudrais bien y allerof men mij wil geloven of niet • qu'on me croie ou noniets dolgraag willen hebben • mourir d'envie d'avoir qc.je hebt niets te willen! • il n'y a pas de ‘je veux’ qui tienne!ik wil er niets meer over horen • je ne veux plus en entendre parlerdat mocht je willen! • ça ne te déplairait pas, hein!iemand niet willen ontmoeten • refuser de voir qn.ik wilde net weggaan • je m'apprêtais à partirniets van iemand willen weten • ne plus vouloir entendre parler de qn.toneelspeler willen worden • vouloir devenir comédienja, wat wil je? • qu'est-ce que tu veux!wat wil die man hier? • que fait cet homme ici?willen jullie nog wat? • en voulez-vous encore?als u het beslist wilt • si vous y tenezik wil best wel • je ne dis pas nongraag willen dat … • avoir envie que … 〈+ aanvoegende wijs〉liever willen • aimer mieuxik wil niets liever • je ne demande pas mieuxik begrijp wel waar je heen wilt • je vois où tu veux en venirwat wilt u van hem, haar? • 〈 agressief〉 que lui voulez-vous?niemand wil hem als vriend • personne ne veut de lui comme amizoals u wilt • comme vous voudrezof je wilt of niet • que tu le veuilles ou non〈 spreekwoord〉 wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet • ne fais pas à autrui ce que tu ne voudrais pas qu'on te fît (à toi-même)het gerucht wil, dat … • on dit que …dat wil wel eens gebeuren • ce sont des choses qui arriventwil jij je mond wel eens houden? • veux-tu bien te taire?het moet al erg meevallen, wil zij die baan krijgen • il faudra qu'elle ait de la chance si elle veut obtenir cet emploihet wil niet lukken • ça ne marche pasik zou wel willen schrijven, maar … • j'écrirais bien, mais …dat wil zeggen • c'est-à-dire (< afkorting> c.-à-d.)ik zou dat wel eens willen zien • j'aimerais bien voir çahij wil 's avonds nog wel eens thuis zijn • il lui arrive de rester chez lui, le soirhij wil er niet aan • il n'en veut pasdat zou ik best willen • cela ne me déplairait pasdat wil er bij mij niet in • je n'admets pas celaik zou wel met u mee willen • j'irais bien avec vousik wou dat jullie opschoten • si vous vous dépêchiez un peu?ik wou dat ik een fiets had! • si seulement j'avais un vélo!ik zou willen dat … • j'aimerais que … 〈+ aanvoegende wijs〉zijn naam wil me niet te binnen schieten • je n'arrive pas à retrouver son nom
См. также в других словарях:
NOM — L’analyse grammaticale distinguait les noms communs et les noms propres. Les premiers correspondent, selon l’analyse logique classique, aux termes généraux qui se disent de plusieurs, et les seconds aux termes singuliers qui ne se disent que d’un … Encyclopédie Universelle
Nom Propre — En grammaire, on entend par nom propre une sous catégorie de nom, s opposant au nom commun. Un nom commun est un nom servant à désigner toute substance non distincte de l espèce (animée ou inanimée) à laquelle elle appartient. Il est pourvu d une … Wikipédia en Français
Nom posthume — Nom chinois Chinois traditionnel 諡號/謚號 Chinois simplifié 谥号 Hanyu Pinyin … Wikipédia en Français
Nom des habitants des USA — Nom des habitants des États Unis Localisation des États Unis Le nom des habitants des États Unis est, selon l usage et de manière officielle, « Américain ». Le gentilé « États Unien » ou « Étatsunien » voire… … Wikipédia en Français
Nom des habitants des États-Unis — Localisation des États Unis Le nom des habitants des États Unis est, selon l usage et de manière officielle, « Américain ». Le gentilé « États Unien » ou « Étatsunien » voire « Étasunien » , sans équivalent … Wikipédia en Français
Nom Arabe — Animation montrant le Tuğra du sultan Ottoman Mahmud II en turc : Mahmoud Han ben Abdelhamid Mouzaffir Dayma محمود حان بن عبد الحميد مظفر دايما, ces mots signifie littéralement « Mahmud Khan fils de Abdülhamid Ier victorieux à… … Wikipédia en Français
Nom Patronymique — Un nom patronymique est, dans certains pays, un nom que les gens portent en plus de leur prénom et de leur nom de famille, parfois même à la place du nom de famille, et qui exprime le prénom du père de celui qui le porte. Typiquement, un nom… … Wikipédia en Français
Nom Binominal — En taxinomie (botanique, zoologie, etc.), le nom binominal, ou binôme, provient de la combinaison de deux noms, servant à désigner un taxon de rang inférieur au genre. Formalisée par Linné au cours du XVIIIe siècle, la nomenclature… … Wikipédia en Français
Nom binomial — Nom binominal En taxinomie (botanique, zoologie, etc.), le nom binominal, ou binôme, provient de la combinaison de deux noms, servant à désigner un taxon de rang inférieur au genre. Formalisée par Linné au cours du XVIIIe siècle, la… … Wikipédia en Français
Nom scientifique — Nom binominal En taxinomie (botanique, zoologie, etc.), le nom binominal, ou binôme, provient de la combinaison de deux noms, servant à désigner un taxon de rang inférieur au genre. Formalisée par Linné au cours du XVIIIe siècle, la… … Wikipédia en Français
Nom spécifique — Nom binominal En taxinomie (botanique, zoologie, etc.), le nom binominal, ou binôme, provient de la combinaison de deux noms, servant à désigner un taxon de rang inférieur au genre. Formalisée par Linné au cours du XVIIIe siècle, la… … Wikipédia en Français