-
41 bitch
n. teef--------v. zeuren, klagenbitch1[ bitsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————bitch2〈 werkwoord〉 -
42 blessed
adj. gezegend, geheiligd[ blessid, blest]♦voorbeelden:1 the Blessed Sacrament • het heilig sacrament, de heilige communiethe Blessed Virgin • de Heilige MaagdII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 gelukkig ⇒ (geluk)zalig, gezegend♦voorbeelden:of blessed memory • zaliger gedachtenisnot a blessed penny • geen rooie centevery blessed thing • alles, maar dan ook alles -
43 bloody
adj. bloederig; verschrikkelijk--------v. bloedachtig; bloeddorstigbloody1[ bluddie] 〈 bloodiness〉1 bloedachtig ⇒ bloed-, bloedrood; bebloed♦voorbeelden:♦voorbeelden:that's a bloody shame • dat is een grof schandaal————————bloody2〈 bijwoord〉 〈vooral Brits-Engels; informeel〉1 verdomd ⇒ verdraaid, erg♦voorbeelden:not bloody likely! • je zuster!, geen kwestie van!you're bloody well right • je hebt nog gelijk ook -
44 boring
adj. saai, vervelend[ bo:ring]1 vervelend ⇒ saai, langdradigII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 boor-♦voorbeelden: -
45 bottom line
bodemlijn,grondlijnbottom line♦voorbeelden:the bottom line of the lesson • de moraal van het verhaal -
46 brick red
-
47 broad
adj. breed; ruim, wijd; globaal--------n. vrouw, meisje (platte taal)broad1[ bro:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 the broad of the back • het achterste, het ondereind van de rug————————broad2〈 broadness〉1 breed(gebouwd) ⇒ uitgestrekt, in de breedte2 ruim(denkend) ⇒ liberaal, vrijzinnig3 gedurfd ⇒ onbekrompen, royaal4 duidelijk ⇒ evident, direct5 grof ⇒ plat, lomp♦voorbeelden:broad bean • tuinboonbroad fields • uitgestrekte veldenbroad shoulders • brede schoudersbroadly speaking • in zijn algemeenheidbroad views • ruime opvattingen, liberale denkbeeldenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 ruim ⇒ globaal, ruw♦voorbeelden: -
48 bronze
n. brons; bronswerk--------v. bronsachtig; bruinen; met brons bedekkenbronze1[ bronz] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 bronzen medaille ⇒ brons, derde plaats3 brons————————bronze21 bronsachtig/kleurig worden ⇒ bruinenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
49 buff
n. buffel-, zeemleer, zeemkleur; liefhebber, fan--------v. polijsten, poetsenbuff1[ buf] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈voornamelijk als 2e lid in samenstellingen; Amerikaans-Engels; informeel〉 enthousiast ⇒ liefhebber, fanaat♦voorbeelden:in the buff • naakt————————buff2〈 werkwoord〉 -
50 bug
n. ongedierte; bacil, virus; (in computers) bug, een onvolkomenheid in een computerprogramma met grote gevolgen voor de werking van het programma; een afluister mikrofoon--------v. microfoon inplanten; verzamelen (van insekten)bug1[ bug] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————bug2〈werkwoord; bugged〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:2 what's bugging him? • wat zit hem dwars?stop bugging me! • hou op met je gezeur! -
51 bull
n. stier; mannelijke olifant; politieagent; order van de paus; (in het leger) lawaai v.e. kanon--------v. verhoging van prijzen veroorzakenbull1[ boel]2 krachtpatser ⇒ beer, stier♦voorbeelden:take the bull by the horns • de koe bij de hoorns vatten3 bull market • oplopende/rijzende/willige markt→ Irish Irish/♦voorbeelden:¶ bull! • gelul!————————bull21 lullen ⇒ ouwehoeren, zeikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (de prijs) opdrijven (van) ⇒ doen oplopen/rijzen2 zich (een weg ergens doorheen) vechten/dringen/werken♦voorbeelden: -
52 butchery
n. slagerij; slachterij; slachthuis[ boetsjrie]2 het afslachten/afmaken ⇒ slachting, bloedbad -
53 butterscotch
n. botersnoepjebutterscotch[ buttəskotsj] -
54 cable
n. kabel (ook onderzees); telegram--------v. een telegram versturen, telegraferencable1[ keebl]1 → cablegram cablegram/1 (draag)kabel ⇒ ankerkabel; draadkabel; sleep/trekkabel2 (geleidings)kabel ⇒ elektriciteitskabel; televisiekabel♦voorbeelden:be on the cable • op kabeltelevisie aangesloten zijn————————cable2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
55 call-in
call-in -
56 call-up
-
57 camel
-
58 candlewick
n. kaarsepit; versiering met dradencandlewick -
59 cane
n. stok; suikerriet; riet--------v. met het rietje geven, afranselencane1[ keen]1 dikke stengel ⇒ riet/bamboestengel, rotan(stok)2 rotting ⇒ wandelstok; plantensteun♦voorbeelden:1 get/give the cane • met het rietje krijgen/geven————————cane2〈 werkwoord〉 -
60 cannibal
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
attributief
Страницы