-
1 fawn
adj. lichtbruin--------n. jong hert; een soort gelig-bruin--------v. reekalf, jong hert(je); licht geelbruin, reebruin; kwispelstaarten (v. hond); vleien, kruipen voorfawn1[ fo:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fawn2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ fawn (up)on • vleien, kruipen voor -
2 black and tan
black and tan〈meervoud: black and tans〉 -
3 butterscotch
n. botersnoepjebutterscotch[ buttəskotsj] -
4 cinnamon
adj. van kaneel, kaneel---------n. kaneel[ sinnəmən] -
5 olive
adj. van olijf, olijf---------n. olijfolive1[ olliv] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————olive21 olijfkleurig ⇒ geelachtig groen/bruin -
6 sherry
-
7 tan
adj. zongebruind--------n. bruine kleur (v.d. huid door zonnebrand)--------v. bruinen, bruin worden; looien, tanen; iemand afrossentan1[ tæn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tan2————————tan3〈 tanned〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————tan4〈 verkorting〉 [tangent]1 tg -
8 tawny
-
9 luridness
n. zeer fel (gekleurd); luguber; geelbruin (v. plant)
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский