-
1 allow of
allow of♦voorbeelden: -
2 allow
v. veroorloven, toestaan; laten[ əlau]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 toestaan ⇒ (toe)laten, veroorloven2 voorzien ⇒ mogelijk maken, zorgen voor3 toekennen ⇒ toestaan, toewijzen♦voorbeelden:no dogs allowed • honden niet toegelatenmy Mini allows me to park anywhere • met mijn mini kan ik overal parkerenallow oneself • zich veroorlovenallow someone in • iemand binnenlaten3 he was allowed £100 a month for books • hij kreeg een maandelijkse toelage van £100 voor boekenallow twenty percent off (for) • twintig percent korting geven (op) -
3 allow me
mag/kan ik, alstublieft -
4 allow interest to accrue
-
5 allow oneself
-
6 allow oneself/take the liberty to say/of saying
allow oneself/take the liberty to say/of sayingzich de vrijheid veroorloven/zo vrij zijn (om) te zeggenEnglish-Dutch dictionary > allow oneself/take the liberty to say/of saying
-
7 allow someone in
allow someone in -
8 allow twenty percent off (for)
allow twenty percent off (for) -
9 allow yourself some rest
-
10 allow/give full/free play to something
allow/give full/free play to somethingEnglish-Dutch dictionary > allow/give full/free play to something
-
11 allow for
rekening houden met- {dingen die de prijs lager kunnen maken}allow for1 rekening houden met ⇒ in aanmerking/overweging nemen, verdisconteren♦voorbeelden:allowing for his young age • gezien zijn jeugdige leeftijd -
12 allow to breathe
iemand rust geven,met rust laten -
13 give/allow someone a free hand
give/allow someone a free hand -
14 we must allow that he is clever
-
15 to allow
toekennentoestaan -
16 to allow to stand
laten staan -
17 accrue
-
18 free
adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar--------adv. vrij; gratis--------v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslatenfree1[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden6 vrijgevig ⇒ gul, royaal♦voorbeelden:1 a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelenFree Church • non-conformistische Kerkfree fight • algemeen gevechtgive/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trapgive free rein(s) to • de vrije teugel laten aanfree speech • vrijheid van meningsuitingfree thought • vrijdenkerijfree verse • vrij vers〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloopfree will • vrije wilyou are free to do what you like • je mag doen wat je wilfeel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doenmake someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over ietsset free • vrijlaten, in vrijheid stellenfree from care • vrij van zorgen, onbekommerdfree of charge • gratis, kosteloosfree of tax • belastingvrijcarriage free • francoa free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartjefree port • vrije haven, vrijhaven〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor nietsfree trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel4 is this seat free? • is deze plaats vrij?5 free and easy • ongedwongen, zorgeloosmake free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met————————free2〈 werkwoord〉2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen♦voorbeelden:the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen————————free3〈 bijwoord〉1 vrij ⇒ los, ongehinderd2 gratis♦voorbeelden:3 free on board • vrij/franco aan boordfree alongside ship • franco/vrij langs boordfree delivered • franco (t)huisfree on rail/truck • franco spoor/wagon -
19 liberty
n. vrijheid; vrijlating; brutaliteit[ libbətie] 〈meervoud: liberties〉1 vrijheid ⇒ vrijmoedigheid, vrijpostigheid♦voorbeelden:1 allow oneself/take the liberty to say/of saying • zich de vrijheid veroorloven/zo vrij zijn (om) te zeggentake liberties with someone • zich vrijheden veroorloven tegen iemand♦voorbeelden:¶ at liberty • (in) vrij(heid), op vrije voeten; vrij, onbezet; ongebruikt, werkloosyou're at liberty to • het staat je vrij (om) te -
20 play
n. toneelstuk; spel; speeltuig; lach; humor--------v. spelen; voordragen; spelen ( muziek)play1[ plee] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 spel4 actie ⇒ activiteit, beweging♦voorbeelden:〈Amerikaans-Engels; voornamelijk sport〉 set play • ingestudeerd(e) spel(patroon)/manoeuvreallow/give full/free play to something • iets vrij spel latenthere's too much play in the rope • het touw heeft te veel spelingbring/call into play • erbij betrekkencome into play • mee gaan spelen¶ make great play about/of • erg de nadruk leggen op, sterk benadrukken————————play21 spelen♦voorbeelden:play dead • doen alsof men dood isplay on • doorspelenplay at soldiers/hide-and-seek • soldaatje/verstoppertje spelen〈 figuurlijk〉 play at something • iets niet ernstig nemen, iets doen voor de pretplay down to someone • zich aan iemand aanpassen〈 informeel〉 what on earth are you playing at? • wat heeft dit allemaal te betekenen?play (up)on someone's feelings • op iemands gevoelens werkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:play back a tape • een band afspelen/weergevenhe played his last dollar • hij zette zijn laatste dollar inplay someone along • iemand aan het lijntje houdenplay something down • iets bagatelliseren
- 1
- 2
См. также в других словарях:
allow — al‧low [əˈlaʊ] verb [transitive] 1. ACCOUNTING when the tax authorities allow an amount, cost, or expense, they permit it not to be counted as part of income or profits: • You re allowed a certain amount a year in personal allowances, before you… … Financial and business terms
Allow — Al*low , v. t. [imp. & p. p. {Allowed}; p. pr. & vb. n. {Allowing}.] [OE. alouen, OF. alouer, aloer, aluer, F. allouer, fr. LL. allocare to admit as proved, to place, use; confused with OF. aloer, fr. L. allaudare to extol; ad + laudare to praise … The Collaborative International Dictionary of English
allow — al·low /ə lau̇/ vt: to give approval of or permission for: as a: to grant fulfillment of allow ed her petition for relief b: to decide in favor of allow a deduction on a tax return c: to permit to be presented … Law dictionary
allow — 1. This verb matches admit in having a wide range of common uses, transitive and intransitive, with that clauses, and with an infinitive complement. For several centuries it has alternated in many meanings with the phrasal verb allow of; some of… … Modern English usage
allow — [ə lou′] vt. [ME alowen < OFr alouer < ML allocare, ALLOCATE; assoc. with OFr alouer < L allaudare, to extol < ad , to + laudare, to praise] 1. to let do, happen, etc.; permit; let [we weren t allowed to go] 2. to let have [she… … English World dictionary
allow — [v1] admit; acknowledge acquiesce, avow, concede, confess, grant, let on, own; concepts 60,82 Ant. deny, refuse, reject allow [v2] permit an action accord, accredit, admit, approve, authorize, bear, be big*, be game for*, brook, certify,… … New thesaurus
Allow — Al*low , v. i. To admit; to concede; to make allowance or abatement. [1913 Webster] Allowing still for the different ways of making it. Addison. [1913 Webster] {To allow of}, to permit; to admit. Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
allow — ► VERB 1) admit as legal or acceptable. 2) permit to do something. 3) (allow for) take into consideration when making plans or calculations. 4) provide or set aside for a particular purpose. 5) admit the truth of. DERIVATIVES … English terms dictionary
allow me — allow ˈme idiom used to offer help politely • ‘Allow me,’ he said, taking the tray from her. Main entry: ↑allowidiom … Useful english dictionary
allow — (v.) early 14c., to commend or praise; late 14c., recognize or admit (a privilege, excuse, etc.) as valid; sanction, permit; early 15c., take into account or give credit for (of business matters), from Anglo Fr. alouer, O.Fr. aloer (13c.) allot,… … Etymology dictionary
allow — 1 permit, suffer, *let, leave Analogous words: tolerate, endure, stand, brook (see BEAR): accede, acquiesce (see ASSENT): *yield, submit, defer Antonyms: inhibit Contrasted words: *forbid, prohibit, enjoin: * … New Dictionary of Synonyms