-
1 date
n. datum; interview; dadel--------v. datum; uitgaan metdate1[ deet]1 dadel2 〈 verkorting〉[date palm]♦voorbeelden:it's a date • afgesproken→ blind blind/♦voorbeelden:1 of (an) early/(a) late date • uit een vroege/late periodeto date • tot op hedenup to date • bij (de tijd), modern, geavanceerd; volledig bijgewerktbring up to date • bijwerken, moderniseren————————date21 verouderen ⇒ uit de tijd raken/zijn2 dateren♦voorbeelden:2 date back to • stammen/dateren uitdate from • stammen/dateren uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 dateren ⇒ de datum/ouderdom vaststellen van4 omgaan/uitgaan met ⇒ afspraakjes hebben met, vrijen met♦voorbeelden:date something to a certain period • iets aan een bepaald tijdvak/tijdperk toeschrijven3 that dates me, doesn't it! • nu weet je meteen hoe oud ik ben!the model of the car dates it at about 1900 • gezien het model dateert de auto van rond 1900 -
2 tryst
-
3 double date
als twee paren ontmoeten (op zelfde tijdstip) -
4 double
adj. dubbel; tweepersoons--------adv. dubbel--------n. dubbele; dubbelganger; scherpe vouw--------v. (zich) verdubbelen, dubbelvouwen; zich omwenden; doublerendouble1[ dubl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 het dubbele ⇒ dubbele (hoeveelheid/snelheid e.d.)5 〈 benaming voor〉 verdubbeling 〈 van score, bord, inzet enz. in diverse sporten〉 ⇒ 〈 bridge〉 doublet; 〈 darts〉 worp in de dubbelring; 〈 honkbal〉 tweehonkslag; 〈 paardenrennen〉 weddenschap op de dubbel♦voorbeelden:〈 sport〉 win the double • een dubbelslag slaan 〈 in voetbal bijvoorbeeld beker en kampioenschap winnen〉————————double21 dubbel ⇒ tweemaal (zo groot/veel/enz.), dubbeldik; dubbelgevouwen, dubbelgebogen; tweedelig; voor twee2 oneerlijk ⇒ dubbelhartig, vals♦voorbeelden:double bed/room • tweepersoonsbed/kamerdouble CD • dubbel-cddouble chin • onderkin, dubbele kindouble feature • bioscoopvoorstelling met twee hoofdfilmsdouble glazing/windows • dubbele beglazing/ramendouble meaning • dubbele/ambigue betekenis2 double agent • dubbelagent/spiondouble life • dubbelleven————————double31 (zich) verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot/veel worden3 een dubbele rol/functie spelen/hebben♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot maken3 spelen ⇒ doubleren, tijdelijk overnemen♦voorbeelden:he doubled his fists • hij balde zijn vuisten————————double4〈 bijwoord〉1 dubbel ⇒ tweemaal (zoveel als); in tweeën; samen, in groepjes van twee♦voorbeelden:cost double • tweemaal zoveel kostensee double • dubbel ziensleep double • met zijn tweeën in één bed slapen -
5 take out
n. afhaalmaaltijd, maaltijd gekocht in een afhaalrestaurant en ergens anders genuttigd--------v. afnemen; verwerven; snel openen; op een afspraakje escorteren; voedsel bij een eetgelegenheid kopen en het ergens anders opeten; (Slang) vernietigen, dodentake out1 mee naar buiten nemen ⇒ mee uit nemen, naar buiten brengen♦voorbeelden:take someone out for a walk/meal • iemand meenemen uit wandelen, iemand mee uit eten nementhe book took him out of himself • het boek bezorgde hem wat afleidingdon't take it out on him • reageer het niet op hem af
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский