-
1 afmaken
1 [een einde maken aan] terminer2 [doden] achever3 [vernietigend beoordelen] démolir♦voorbeelden:een werkje afmaken • terminer un travailII 〈wederkerend werkwoord; zich afmaken〉♦voorbeelden:¶ zich van iets afmaken • se débarrasser de qc.hij maakt er zich met een grap van af • il s'en tire avec une pirouettezich snel van iets afmaken • expédier qc. -
2 afmaken
ww1) terminer, achever2) tuer, abattre3) démolir, éreinter -
3 afmaken
cesser, finir, terminer -
4 een werk inderhaast afmaken
een werk inderhaast afmaken -
5 een werkje afmaken
een werkje afmaken -
6 hij wil er zich met een kwinkslag afmaken
hij wil er zich met een kwinkslag afmakenDeens-Russisch woordenboek > hij wil er zich met een kwinkslag afmaken
-
7 spijzen op smaak afmaken
spijzen op smaak afmaken -
8 zich met een aardigheid ervan afmaken
zich met een aardigheid ervan afmakenDeens-Russisch woordenboek > zich met een aardigheid ervan afmaken
-
9 zich met een jantje-van-leiden ergens van afmaken
zich met een jantje-van-leiden ergens van afmaken〈 met een smoesje〉 répondre par des pirouettes; 〈 er met de pet naar gooien〉 faire qc. par-dessus la jambeDeens-Russisch woordenboek > zich met een jantje-van-leiden ergens van afmaken
-
10 zich snel van iets afmaken
zich snel van iets afmakenexpédier qc. -
11 zich van iets afmaken
zich van iets afmakense débarrasser de qc. -
12 aardigheid
♦voorbeelden:1 aardigheid hebben in iets • prendre plaisir à qc.iets doen voor de aardigheid • faire qc. pour le plaisirvoor mij was de aardigheid er al lang af • pour moi ce n'était plus amusant du touter is geen aardigheid aan • ce n'est pas amusant, il n'y a pas de plaisir à 〈+ onbepaalde wijs〉2 dergelijke aardigheden laat je voortaan maar! • épargne-moi tes plaisanteries à l'avenir!zich met een aardigheid ervan afmaken • s'en tirer avec une pirouette -
13 afjakkeren
-
14 afkrabbelen
1 [door krabbelen wegnemen] gratter2 [door krabbelen reinigen] racler3 [(schrijfwerk) haastig en slordig afmaken] gribouiller à la hâte -
15 afronden
1 [rond maken; ook m.b.t. getallen] arrondir♦voorbeelden:2 een gesprek afrondenhij moest nog even een paar zaken afronden • il avait encore quelques affaires à régler • ↑ clore une discussion -
16 afschilderen
-
17 aftekenen
2 [ondertekenen] signer3 [aantekenen op een kaart] inscrire4 [afmaken] finir de dessiner5 [zeer veel tekenen] beaucoup dessiner6 [nauwkeurig afbeelden] copier (un dessin)II 〈wederkerend werkwoord; zich aftekenen〉1 [zichtbaar, merkbaar worden] se dessiner♦voorbeelden:zich aftekenen tegen • se détacher sur -
18 afwerken
1 [afmaken] achever2 [de laatste hand leggen aan] parachever3 [volbrengen] effectuer4 [totaal gebruiken] user5 [uitputten] éreinter♦voorbeelden:een opgedragen taak afwerken • terminer une tâcheiets netjes afwerken • achever qc. avec soinhet afwerken van houtwerk • le finissage d'une boiseriehij werkt wat af! • il ne fait que travailler! -
19 de hand met iets lichten
de hand met iets lichten〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc. -
20 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel
- 1
- 2
См. также в других словарях:
John of Leiden — (Dutch: Jan van Leiden , Jan Beukelsz or Jan Beukelszoon ; aka John Bockold or John Bockelson) (1509? January 22 1536), was an Anabaptist leader from the Dutch city of Leiden. He was the illegitimate son of a Dutch mayor, and a tailor s… … Wikipedia
Браммерц, Серж — Главный прокурор Международного трибунала по бывшей Югославии Главный прокурор Международного трибунала по бывшей Югославии с 2008 года. В 2006 2007 годах был главным следователем независимой международной комиссии ООН по расследованию убийства… … Энциклопедия ньюсмейкеров
Fehlen — 1. Dat s fehlt, säd Johann Niklas sîn Kater, dôr härr he mênt, dat he up de Katt sêt, un he sêt up n Törfsod1. (S. ⇨ Errare.) (Holst.) – Schütze, I, 154; Hagen, 99, 32; Hoefer, 582. 1) Stück Torf, worauf die Heide noch grünt. – Zur Bezeichnung… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon