-
1 to reject
afkeurenuitfilterenverwerpen -
2 condemn
v. afkeuren, berispen; veroordelen[ kəndem]♦voorbeelden:the suspect was condemned (to death) for that crime • de verdachte is voor die misdaad (ter dood) veroordeeldcondemn violence • geweld veroordelen/afwijzencondemned to spend one's life in poverty • gedoemd zijn leven lang armoede te lijdenthe loss of both her legs condemned her to a wheelchair • het verlies van beide benen veroordeelde haar tot de rolstoelcondemn an old house • een oud huis onbewoonbaar verklaren -
3 decry
v. kleineren, (openlijk) afkeuren2 kwaadspreken over/van ⇒ afgeven op -
4 denounce
v. hekelen, afkeuren[ dinnauns] 〈zelfstandig naamwoord: denouncement〉1 kapittelen ⇒ hekelen, afkeuren2 aan de kaak stellen ⇒ openlijk beschuldigen/aanklagen♦voorbeelden:2 denounce someone as a thief • iemand voor dief uitmaken/van diefstal betichten -
5 deprecate
v. laken, afkeuren1 laken ⇒ afkeuren, betreuren -
6 disallow
v. niet toestaan, ongeldig verklaren[ dissəlau]2 ongeldig verklaren ⇒ verwerpen, afkeuren♦voorbeelden:disallow a goal • een doelpunt afkeuren -
7 disfavour
-
8 frown
n. frons, fronsende blik, afkeuring--------v. de wenkbrauwen fronsen, streng kijken; afkeuren(d staan tegenover)frown1[ fraun] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 frons ⇒ fronsende blik, afkeuring————————frown2〈 werkwoord〉1 de wenkbrauwen/het voorhoofd fronsen ⇒ streng kijken, turen♦voorbeelden: -
9 be opposed to
-
10 blame
n. schuld; verwijt--------v. de schuld geven aan, beschuldigenblame1[ bleem] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kritiek ⇒ afkeuring, veroordeling♦voorbeelden:put/lay the blame on someone/at someone's door • iemand de schuld geven————————blame2〈 werkwoord〉1 de schuld geven aan ⇒ verwijten, iets kwalijk nemen2 afkeuren ⇒ veroordelen, bekritiseren♦voorbeelden:I don't blame Jane • ik geef Jane geen ongelijk (ik had het ook niet gedaan)we are not to blame • wij kunnen er niets aan doenhe is to blame • het is zijn schulddon't always blame him for everything/don't always blame everything on him • geef hem niet altijd overal de schuld van→ bad bad/ -
11 censure
n. afkeuring, berisping--------v. censureren, schrappencensure1[ sensjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 afkeuring ⇒ berisping, terechtwijzing♦voorbeelden:————————censure2〈 werkwoord〉1 afkeuren ⇒ laken, bekritiseren♦voorbeelden: -
12 chide
-
13 condemn meat as unfit for human consumption
English-Dutch dictionary > condemn meat as unfit for human consumption
-
14 criticise
v. kritiek hebben, kritiek uitoefenen; bekritiseren; hekelen, afkeuren→ criticize criticize/ -
15 criticize
v. bekritiseren, aanmerkingen makencriticize, criticise[ krittissajz]1 kritiek hebben/uitoefenen (op)2 (be)kritiseren ⇒ beoordelen, recenseren -
16 dim
-
17 disallow a goal
-
18 disapprove
v. voorkomen, verdriet, gramschap; het er niet mee eens zijn[ dissəproe:v]♦voorbeelden:1 he wants to become a painter but his parents disapprove • hij wil schilder worden, maar zijn ouders vinden dat niet goedthey disapprove of men wearing earrings • zij keuren het af dat mannen oorbellen dragen -
19 disqualify
v. afkeuren[ diskwolliffaj] 〈 disqualified〉♦voorbeelden:1 his age disqualifies him for that job • door zijn leeftijd komt hij niet in aanmerking voor die baan -
20 frown at(up)on
frown at/(up)on
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
afkeuren
Страницы