-
41 plumbing
n. pijp; loodgieter zijn[ plumming] -
42 pound
n. pond, gewicht van 454 gram (gewichtseenheid; munteenheid); eenheid van apothekersgewicht gelijk aan 12 (Engelse/Amerikaanse) ons; meeteenheid; munteenheid bij een telefoon; depot (v. dieren); grote slag--------v. hard slaan, stampenpound1[ paund] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.1 en 0.2 ook pound〉♦voorbeelden:————————pound2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (fijn)stampen ⇒ verpulveren, fijnmaken→ pound away pound away/ -
43 rail
n. leuning; hanger; lijn, streep; trein--------v. schelden, schimpen, smalen; met hekwerk omgeven; omrasteren; afrasteren; spoorweg aanleggen, rails neerleggen; met de trein sturenrail1[ reel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lat ⇒ balk, stang2 leuning3 omheining ⇒ hek(werk), slagboom♦voorbeelden:travel by rail • sporen, per trein reizen¶ run off the rails • uit de band springen, ontsporen————————rail2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
44 reforest
v. opnieuw aanleggen van bos -
45 snaffle
n. trens; het de trens aanleggen; het in toom houden--------v. de trens aandoen; met een trens in toom houden; gappen, pikken, stelensnaffle1[ snæfl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————snaffle2〈 werkwoord〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 gappen -
46 stock oil
-
47 stock
adj. gewoon, vast--------n. voorraad; aandelen, waarde papieren; houtblok, (boerderij) dieren; moederstam--------v. in voorraad hebbenstock1[ stok]1 stok ⇒ stam, (boom)stronk4 steel5 blok6 familie ⇒ ras, geslacht1 voorraad ⇒ stock, inventaris2 bouillon4 〈 economie〉aandelen(bezit/portefeuille) ⇒ effecten, fonds5 〈Brits-Engels; economie〉overheids/staatspapier♦voorbeelden:1 stock in trade • voorhanden/beschikbare voorraad; kneep (van het vak), trucwhile stocks last • zolang de voorraad strektlay in stock • voorraad inslaantake stock • de inventaris opmakenin stock • in voorraadout of stock • niet in voorraad4 active stocks • actieve/druk verhandelde aandelenbuy/hold stock • aandelen kopen/bezittendeferred stock • uitgestelde aandelen, aandelen met uitgesteld dividend〈 Amerikaans-Engels〉 preferred stock • preferente/prioriteitsaandelen〈 figuurlijk〉 her stock is rising • haar ster gaat op/rijsttake stock in • aandelen kopen van; 〈 figuurlijk〉 zich interesseren voor; 〈 informeel〉vertrouwen, geloven, belang hechten aan1 afkomst ⇒ familie, komaf2 materiaal ⇒ materieel, grondstof♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————stock2♦voorbeelden:————————stock3♦voorbeelden:1 stock up on/with sugar • suiker inslaan/hamsterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
48 stockpile
n. reservevoorraad--------v. een reservevoorraad vormenstockpile2 〈 werkwoord〉voorraden aanleggen/inslaan (van) -
49 store up tins
store up tins -
50 store
n. winkel; bergruimte; goederen--------v. verzamelen, opslaan; opbergen; uitrustenstore1[ sto:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 voorraad3 opslagplaats ⇒ magazijn, pakhuis5 grote hoeveelheid ⇒ overvloed, hoop♦voorbeelden:there's a surprise in store for you • je zult voor een verrassing komen te staan————————store2〈 werkwoord〉1 bevoorraden ⇒ volstoppen, inslaan2 opslaan ⇒ opbergen, bewaren♦voorbeelden: -
51 take aim (at)
aanleggen/richten (op) -
52 take on with
take on with -
53 take on
aannemen; op zich nemen; het opnemen tegen, voor zijn rekening nementake on♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
54 target
n. bord gemarkeerd met concentrische cirkels gebruikt door scherpschutter of boogschutter om op te richten; doel, object; doel of situatie die iemand wil bereiken--------v. aanleggen (op doel); richten op; van plan zijn te bereikentarget1[ ta:git] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 on target • op de goede weg, in de goede richting————————target2〈 werkwoord〉2 richten♦voorbeelden: -
55 terrace
n. (verhoogd) vlak oppervlak, terras; bordes, tribune--------v. bouwen van terrasterrace1[ terris] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (verhoogd) vlak oppervlak ⇒ (dak/wandel)terras2 bordes ⇒ (open) tribune, staanplaatsen————————terrace2〈 werkwoord〉1 tot terras(sen) vormen ⇒ in terrassen verdelen; terrasgewijs aanleggen♦voorbeelden: -
56 aiming
n. het streven, het richten, het aanleggen -
57 bandaging
n. het aanleggen van een verband -
58 enterostomy
n. het aanleggen v.e. kunstmatige darmfistel of zo nodig een nieuwe darmuitmonding -
59 gastrojejunostomy
n. (operatie) het aanleggen van een fistel naar de nuchtere darm (jejunum (in geneeskunde)) -
60 laying down
uiteenzetting; het neerleggen, het ten ruste leggen (v. doden), het aanleggen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
aanleggen
Страницы