-
1 bespringen
bespringen vt1. вска́кивать (на что-л.),2. броса́ться (на кого́-л., к кому́-л.),3. покрыва́ть, оплодотворя́ть (са́мку) -
2 bespringen
v/t (unreg.) ZOOL. cover, mount* * *be|sprịn|gen ptp bespru\#ngen [bə'ʃprʊŋən]vt irreg(Tier) to mount, to cover* * ** * *(Zoologie) v.to tup v. -
3 bespringen
bespringen bedække -
4 bespringen
-
5 bespringen
гл.1) общ. бросаться (на кого-л., к кому-л.), вскакивать (на что-л.)2) разг. оплодотворять (самку), покрывать -
6 bespringen
(a, u) v (von größeren Tieren) oploditi; ein Wild - približiti se na puškomet divljači -
7 bespringen
v poprskati, poškropiti, smočiti -
8 bespringen*
vt оплодотворять (самку) -
9 bespringen
-
10 bespringen
bespríngen* vt разг.покрыва́ть, оплодотворя́ть ( самку) -
11 bespringen
-
12 besteigen
v/t (unreg.)1. (Berg, Treppe etc.) climb (up); (Pferd, Fahrrad) mount, get onto; (Thron) ascend; einen Turm besteigen climb up to the top of a tower3. ZOOL. (bespringen) cover, mount* * *to climb; to get in* * *be|stei|gen ptp bestiegen [bə'ʃtiːgn]vt irreg1) Berg, Turm, Leiter to climb (up), to ascend (liter); Fahrrad, Pferd to mount, to get or climb on(to); Bus, Flugzeug to get on, to enter; Auto, Segelflugzeug, Hubschrauber to get into; Schiff to go on or aboard; Thron to ascend* * *2) (to get or climb up (on or on to): He mounted the platform; She mounted (the horse) and rode off.) mount* * *be·stei·gen *1. (auf etw klettern)ein Gerüst/eine Leiter/einen Turm/einen Berg \besteigen to climb [or go up] a scaffolding/ladder/tower/mountaindie Kanzel \besteigen to climb [or get] into the pulpitdas Podest \besteigen to get up onto the platformdas Rednerpult \besteigen to go up to the rostrum, to take the flooreinen Thron \besteigen to ascend a throne2. (sich auf etw schwingen)ein Tier \besteigen to mount an animalein Fahrrad/Motorrad \besteigen to get on[to] [or mount] a bike/motorcycle3. (einsteigen in)einen Bus \besteigen to get on a busein Taxi/Auto \besteigen to get into [or in] a car/taxiein Flugzeug \besteigen to board [or get into] a planeein Schiff \besteigen to go on board [or aboard] a ship4. (begatten)* * *unregelmäßiges transitives Verb1) climb; mount <horse, bicycle>; ascend < throne>* * *besteigen v/t (irr)einen Turm besteigen climb up to the top of a tower* * *unregelmäßiges transitives Verb1) climb; mount <horse, bicycle>; ascend < throne>* * *v.to climb v. -
13 anspringen
anspringen1 aan-, opspringen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈haben/sein; turnen〉met een sprong beginnen, springen naar♦voorbeelden: -
14 besteigen
-
15 decken
decken♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
16 kappen
kappen1 doorhakken, kappen2 toppen, snoeien3 snijden, castreren 〈 van een haan〉4 treden, bespringen 〈 door een haan〉 -
17 rammeln
-
18 treten
treten♦voorbeelden:1 (bitte,) treten Sie näher! • komt u maar!ans Fenster treten • aan het raam komen, naar het raam lopenauf den Balkon treten • op het balkon komen, het balkon betredenaus dem Haus, der Tür treten • het huis, de deur uitkomendurch die Tür treten • door, via de deur (naar binnen, buiten) komenhinter eine Säule treten • achter een pilaar gaan staanhinter die Wolken treten • achter de wolken verdwijnenin sein 40. Jahr treten • zijn 40e (jaar) ingaanin Verhandlungen treten • in onderhandeling tredenins Zimmer treten • de kamer binnenkomen, betredennach hinten treten • (een paar passen) achteruitgaaner trat neben mich • hij kwam naast me staanvor den Spiegel treten • voor de spiegel gaan staaner trat zu mir • hij kwam naar me toezwischen die Streitenden treten • tussen de strijdende, ruziënde partijen in gaan staan〈 figuurlijk〉 es darf nichts zwischen dich und mich treten • er mag niets tussen jou en mij in komengegen die Tür treten • tegen de deur schoppen, trappen〈informeel; figuurlijk〉 nach oben buckeln, nach unten treten • naar boven likken, naar onderen trappen3 in einen Verein treten • tot een vereniging toetreden, lid worden van een verenigingII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 treden, bespringen 〈 mannelijke vogel〉♦voorbeelden:1 die Bremse, Pedale treten • op de rem, pedalen trappen3 einen Elfmeter treten • een penalty, strafschop nemen
См. также в других словарях:
Bespringen — Bespringen, verb. irreg. act. S. Springen. 1) Auf etwas springen, besonders zur Befruchtung, von einigen großen Thieren, im gemeinen Leben. So bespringt der Hengst die Stute, und der Ochs die Kuh. 2) Sich mit einem Sprunge nähern, in welcher… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Bespringen — Bespringen, von einigen größeren Thieren, so v.w. Befruchten, vgl. Pferd … Pierer's Universal-Lexikon
bespringen — bespringen:⇨begatten(1) … Das Wörterbuch der Synonyme
bespringen — ↑ springen … Das Herkunftswörterbuch
bespringen — be|sprịn|gen 〈V. tr. 248; hat〉 ein weibl. Tier bespringen aufsteigen, um es zu begatten (vom Rind, Pferd, Edelwild u. a.) * * * be|sprịn|gen <st. V.; hat: (von Säugetieren) begatten: die Stute b. lassen; der Stier bespringt die Kuh. * * *… … Universal-Lexikon
bespringen — bespringentr koitieren.StammtausderViehzucht.1900ff … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
bespringen — bespringe, knüüze … Kölsch Dialekt Lexikon
bespringen — be|sprịn|gen (begatten [von Tieren]) … Die deutsche Rechtschreibung
begatten — bespringen, decken; (Geflügelzucht): kappen, treten; (Jägerspr.): belegen, beschlagen, verknüpfen; (Zool.): aufreiten. sich begatten sich paaren; (Biol.): kopulieren; (Jägerspr.): rammeln, ranzen. * * *… … Das Wörterbuch der Synonyme
Rindvieh — (Bos taurus), genereller Name für das als Hornvieh bekannte Hausthier. Das Männchen des R s heißt gewöhnlich Ochse, das Weibchen Kuh, das Junge im ersten Jahre Kalb; den Zuchtochsen nennt man Bulle (Brömmer, Brumm , Brüll , Stamm , Reit ,… … Pierer's Universal-Lexikon
Schaf [1] — Schaf, 1) (Ovis), Gattung der Wiederkäuer, kenntlich an den nach hinten u. dann spiralförmig nach vorn gebogenen Hörnern, an der rundlichen Schnauze u. am Mangel des Bartes. Alle S e lassen sich in drei Racen unterscheiden, welche in ihrer… … Pierer's Universal-Lexikon