-
1 schießen
schießen3 〈 Oostenrijk, Zuid-Duitsland〉verschieten, verbleken♦voorbeelden:er ist mächtig geschossen • hij is flink gegroeid(auf) Tontauben schießen • (op) kleiduiven schieten¶ das ist zum Schießen • dat is om je kapot, een bult te lachenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 durchschießen
durchschießen11 erdoor schieten, schieten door————————durchschießen24 〈 figuurlijk〉schieten, flitsen door♦voorbeelden: -
3 herausschießen
herausschießen1 naar buiten schieten, vuren2 te voorschijn, (er)uit schieten ⇒ (er)uit spuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 abziehen
abziehenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 af-, wegtrekken ⇒ afnemen, naar beneden trekken5 aftappen, uit-, overhevelen7 wetten, slijpen♦voorbeelden:den Rauch abziehen • de rook afzuigenden Ring (vom Finger) abziehen • de ring (van zijn vinger) (af)trekkenden Schlüssel abziehen • de sleutel uit het sleutelgat trekkenden Teich abziehen • de vijver laten leeglopenTomaten abziehen • tomaten (af)pellen5 Bier, Wein auf Flaschen abziehen • bier, wijn op flessen trekken -
5 böllern
-
6 einschießen
einschießenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stuk-, inschieten♦voorbeelden:¶ 〈 figuurlijk〉 sich auf jemanden einschießen • iemand op de korrel nemen, de aanval op iemand openen -
7 funken
funken♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 es funkt • (a) er vallen klappen; (b) er is ruzie • (c) de frank is gevallen; (d) het lukt, de zaak marcheert • (e) het kliktII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (over-, door)seinen -
8 losballern
-
9 sausen
-
10 schnellen
schnellenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉1 opspringen, (op)wippen ⇒ schieten, veren, vliegen♦voorbeelden:1 das Fieber schnellte auf 40° • de koorts schoot omhoog tot 40°II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
11 verschießen
-
12 Abschuss
-
13 Anruf
Anruf〈m.〉1 het roepen ⇒ kreet, waarschuwing, sommatie, bevel♦voorbeelden:ohne Anruf schießen • zonder waarschuwing schieten -
14 Auflage
-
15 Geschäft
Geschäft〈o.; Geschäft(e)s, Geschäfte〉3 transactie, zaak ⇒ affaire, deal4 taak, zaak, werk ⇒ aangelegenheid, bezigheid♦voorbeelden:1 ein Geschäft betreiben • een zaak drijven, hebbenins Geschäft gehen • naar de zaak, naar kantoor gaanjemandem das Geschäft verderben • (a) iemands handel ruïneren, iemands zaken bederven; 〈 (b) figuurlijk〉 iemand dwars zitten〈 figuurlijk〉 noch immer im Geschäft sein • nog altijd in de running zijn, meedraaienin Geschäften reisen • voor zaken op reis zijnmit jemandem ins Geschäft kommen • met iemand zaken doen〈 figuurlijk〉 das Geschäft mit der Angst • het bespelen, uitbuiten van de angst〈informeel; figuurlijk〉 aus einem Geschäft aussteigen • niet meer meedoen, iets laten schieten -
16 Grund
〈m.; Grund(e)s, Gründe〉2 grond, bodem4 fond, onder-, achtergrond6 〈verouderd; formeel〉(diepste punt van een) dal, laagte♦voorbeelden:es gibt nicht den geringsten, keinen Grund dazu • daar bestaat, is niet de geringste aanleiding toeer hat wenig Grund, sich zu freuen • er is weinig reden voor hem om zich te verheugendas hat schon seine Gründe • daar zijn goede redenen voorauf Grund, aufgrund Ihres Schreibens • naar aanleiding van uw schrijvenaus diesem Grund(e) • om deze redenaus, mit gutem Grund • met reden, terecht, op goede grondendafür gibt es keine Gründe • daar zijn geen redenen, termen voor aanwezig(allen) Grund für eine Sache, zu einer Sache haben • (alle) reden tot iets hebbenseinen Grund in einer Sache haben • zijn oorzaak in iets vindenohne jeden Grund • zonder enige redenohne ersichtlichen Grund • zonder (duidelijk) aanwijsbare oorzaakGründe für und wider • argumenten voor en tegen2 (keinen) Grund (unter den Füßen) haben • (geen) vaste grond, bodem onder de voeten hebbendas Schiff ist auf Grund gelaufen • het schip is aan de grond gelopen3 den Grund (zu einer Sache) legen • het fundament (voor iets) leggen; 〈 ook figuurlijk〉 de grondslag (voor iets) leggenauf Grund, aufgrund 〈 met 2e naamval〉 • op grond, basis van, naar aanleiding van, krachtenseiner Sache auf den Grund gehen • een zaak grondig onderzoeken, nagaanein Gebäude bis auf den Grund abreißen, zerstören • een gebouw met de grond gelijkmakenim Grunde (genommen) • in de grond van de zaakvon Grund auf, aus • door en doorjemanden in Grund und Boden reden • (a) iemand onder de tafel praten; (b) iemand niet aan het woord latensich in Grund und Boden schämen • zich doodschamenetwas in Grund und Boden schießen • iets platschieten, in puin schieten -
17 Handwerk
Handwerk〈o.〉♦voorbeelden: -
18 Kanone
Kanone〈v.; Kanone, Kanonen〉3 〈informeel; schertsend〉revolver, pistool♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 mit Kanonen auf, nach Spatzen schießen • met een kanon op een vlieg schieten, veel te krachtig optreden -
19 Kraut
〈o.; Kraut(e)s, Kräuter〉2 loof, lof, gebladerte♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 es liegt alles durcheinander wie Kraut und Rüben • alles ligt ordeloos door elkaar -
20 Luft
〈v.; Luft, Lüfte〉2 briesje, luchtje, wind(je)♦voorbeelden:frische Luft schnappen • een luchtje scheppen〈informeel; ironisch〉 na, dann gute Luft! • veel succes!〈 informeel〉 jemandem die Luft abdrehen, abdrücken • iemand in het nauw brengen, iemand ruïneren〈 informeel〉 halt die Luft an! • (a) wees eens stil!; (b) overdrijf niet zo! • (c) schep niet zo op!Luft holen, 〈 formeel〉schöpfen • ademhalen, adem scheppenan die (frische) Luft gehen • naar buiten gaan, in de buitenlucht komenKleider an die Luft hängen • kleren uithangen〈 informeel〉 jemanden an die (frische) Luft setzen, befördern • iemand op straat zetten, buitengooien〈 informeel〉 aus diesem Unternehmen ist die Luft raus • er is geen fut, pep meer in deze ondernemingper Luft • met het, per vliegtuigjemanden wie Luft behandeln • doen alsof iemand lucht is2 frische, eine andere, bessere Luft in eine Sache (hinein)bringen • een frisse wind door iets laten waaien3 seinem Unmut Luft machen • zijn ontstemming, wrevel uitenich musste mir mal Luft machen • ik moest mijn hart eens luchtenich konnte mir etwas Luft verschaffen • ik kon wat meer speelruimte veroveren
См. также в других словарях:
Schieten — steht für: Schieten (Wuppertal), eine Ortslage in Wuppertal Vohwinkel Schieten (Solingen), eine Ortslage in Solingen Gräfrath Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit demselben Wort bezeichnete … Deutsch Wikipedia
Schieten (Wuppertal) — Schieten Stadt Wuppertal Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Schieten (Solingen) — Schieten Stadt Solingen Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Schieten — Schietenintr koten.⇨Schiet1.14.Jh.,niederd … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
schieten — sutu … Woordenlijst Sranan
bok schieten — blaka bal … Woordenlijst Sranan
Dasnöckel — Stadt Wuppertal Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Fernand Auwera — Fernand Van der Auwera (b. Antwerp, 26 November 1929), pseudonym Fernand Auwera is a Belgian writer. His fragile health during his youth and its impact on his life (solitude), had an effect on his first literary work.He started his career as a… … Wikipedia
Liste der Orte im Landkreis Oberallgäu — Die Liste der Orte im Landkreis Oberallgäu listet die 1032 amtlich benannten Gemeindeteile (Hauptorte, Kirchdörfer, Pfarrdörfer, Dörfer, Weiler und Einöden) im Landkreis Oberallgäu auf.[1] Systematische Liste Alphabet der Städte und Gemeinden mit … Deutsch Wikipedia
Nockershäuschen — Stadt Wuppertal Koordinaten … Deutsch Wikipedia
schießen — Vst. std. (8. Jh.), mhd. schiezen, ahd. skiozan, as. skiotan Stammwort. Aus g. * skeut a Vst. schießen , auch in anord. skjóta, ae. scēotan, afr. skiā ta, krimgt. schieten. Außergermanisch vergleicht sich allenfalls (als ig. * keu ) lit. šáuti… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache