-
1 être libre de
être libre de 〈+ onbepaalde wijs〉vrij zijn te, het recht hebben te -
2 être libre comme l'air
être libre comme l'air -
3 libre
libre [liebr]1 vrij ⇒ onafhankelijk, zelfstandig5 vrij(moedig) ⇒ ongedwongen, los6 vrijpostig ⇒ al te vrij, los♦voorbeelden:enseignement libre • bijzonder onderwijsentrée libre • gratis toeganggarder l'esprit, la tête libre • vrij van dwang, zorgen, vooroordelen blijvenmer libre • ijsvrije zeelibre de 〈+ zelfstandig naamwoord〉 • vrij van, zonderêtre libre de 〈+ onbepaalde wijs〉 • vrij zijn te, het recht hebben teil vous est libre de, libre à vous de • het staat u vrij teadj1) vrij2) onbezet3) ongedwongen, los -
4 être en roue libre
être en roue libre -
5 air
air [er]〈m.〉2 wind3 uiterlijk ⇒ voorkomen, houding, manieren4 wijsje ⇒ lied, melodie, deuntje♦voorbeelden:air conditionné • airconditioningêtre libre comme l'air • zo vrij zijn als een vogeltje in de luchten plein air, au grand air • in de open luchtelle a besoin de changer d'air • ze moet er even uitdonner de l'air, mettre à l'air • luchtens'élever dans l'air, les airs • opstijgenon manque d'air ici • het is hier benauwd〈 informeel〉 avec un air de dire … • met zo'n gezicht van …, zo met een gezicht van …il y a de la bagarre dans l'air • er zit ruzie in de luchtidées dans l'air • eigentijdse ideeënbâtir en l'air • luchtkastelen bouwence sont des contes en l'air • dat is uit de lucht gegrepen〈 argot〉 s'envoyer en l'air • neuken, vrijen〈 informeel〉 envoyer, flanquer, foutre en l'air • wegdoen, -gooien, -smijtenparler en l'air • in het wilde weg pratenavoir toujours un pied en l'air • altijd druk in de weer zijn, opgewonden zijnpromesses en l'air • vage beloftenregarder en l'air • omhoog kijkenêtre une tête en l'air • verstrooid, vergeetachtig zijnavoir (un) grand air • stijl hebben, er voornaam uitzienil a un drôle d'air • hij ziet er vreemd uitil a un faux air de qn. que je connais • hij lijkt een beetje op iemand die ik kenprendre de grands airs (avec qn.) • verwaand, hooghartig zijn (jegens iemand)ça en a tout l'air • het ziet er wel naar uitavoir l'air (de) • lijken, schijnen, er uitziensans avoir l'air de rien • alsof er niets aan de hand isprendre un air • een (voorname) houding aannemenprendre des airs • een hooghartige houding aannemend' un air décidé • vastbesloten4 il en a l'air et la chanson • hij, het lijkt niet alleen zo, hij, het is ook zoairs à boire • drinkliederenairs de danse • dansliederenm1) lucht2) wind3) sfeer4) voorkomen, uiterlijk5) deuntje -
6 roue
roue [roe]〈v.〉♦voorbeelden:roues d'un engrenage • tandraderenroue de gouvernail • stuurradroue dentée • tandradun deux roues • een tweewielerroues élévatoires • schepraderenroue libre • freewheelroue motrice • drijfwiel〈 sport en spel〉 faire la roue • een radslag maken; 〈 figuurlijk〉 zich van zijn beste kant laten zienpousser à la roue • een zaak een bepaalde wending geven, een handje helpenroue à aubes, à palettes • schoepenradêtre en haut de la roue • voorspoed hebben→ chapeauf -
7 fait
fait1 [fe]〈m.〉2 feit ⇒ gebeurtenis, voorval3 feit ⇒ werkelijkheid, realiteit, verschijnsel4 zaak ⇒ geval, onderwerp6 eigenschap ⇒ karaktertrek, voorkeur, smaak♦voorbeelden:les faits et gestes de qn. • iemands doen en laten, handel en wandelhauts faits • heldendadenle fait de parler • het sprekenpar son fait • door zijn toedoenquestion de fait • praktisch probleemfait social • maatschappelijk verschijnselmettre au fait • op de hoogte brengende fait, en fait, par le fait • in werkelijkheiden venir au fait • ter zake komenau fait! • ter zake!en fait de • op het gebied van; bij wijze vanprendre qn. sur le fait • iemand op heterdaad betrappenla superstition n'est pas le fait d'un homme libre • bijgeloof past niet bij een vrij mensprendre fait et cause pour qn. • het voor iemand opnementout à fait • helemaalau fait • eigenlijk, tussen twee haakjesde ce fait • daaromdu fait de • tengevolge vandu fait que • door het feit datdu seul fait de • vanwege het simpele feit vandu seul fait que • enkel en alleen doordat→ voie————————fait2 [fe]1 gemaakt ⇒ gedaan, uitgevoerd3 gebouwd ⇒ gevormd, geschapen♦voorbeelden:des yeux faits • opgemaakte ogenc'est fait, voilà qui est fait • ziezo, klaar is Keesl'homme est ainsi fait que • het ligt in de aard van de mens omtout fait • kant-en-klaarcostume tout fait • confectiepakêtre fait pour • geschapen zijn vooridée toute faite • vooroordeelphrase toute faite • cliché, standaardformule(ring)fait à • gewend aanadj1) gemaakt2) gedaan, uitgevoerd3) volwassen -
8 de
de1 [də]〈 voorzetsel〉9 〈materiaal; meestal onvertaald〉♦voorbeelden:de vous à moi • onder ons (gezegd)de mal en pis • van kwaad tot ergerde nos jours • tegenwoordigde nuit • 's nachtsde … à … • van … totde … en • van … tot, naarfaire qc. de soi-même • iets uit zichzelf doenjouer du piano • piano spelenvivre de sa plume • van zijn pen levencoup de poing • vuistslagde mémoire • uit het blote hoofdde son mieux • zo goed hij konavancer d'un pas • een stap vooruit doenavoir deux mètres de long • twee meter lang zijnpaquet de cigarettes • pakje sigaretten¶ le ciel est d'un bleu! • de hemel is zó blauw!être aimé de sa femme • bemind worden door zijn vrouwquelque chose de beau • iets mooistrois jours de libre • drie dagen vrijquoi de neuf? • wat voor nieuws is er?le mieux est d'en rire • je kunt er maar beter om lachenet les enfants de sauter • en de kinderen maar springen————————de2 [də]〈 lidwoord〉1 〈 meestal onvertaald〉♦voorbeelden:du pain • broodprép1) van, uit, vanuit2) tijdens, gedurende3) vanwege, om, voor, door [oorzaak]4) met, van [middel]5) op, uit, volgens [wijze]6) van, met [maat]7) tot [bezit] -
9 dé
de1 [də]〈 voorzetsel〉9 〈materiaal; meestal onvertaald〉♦voorbeelden:de vous à moi • onder ons (gezegd)de mal en pis • van kwaad tot ergerde nos jours • tegenwoordigde nuit • 's nachtsde … à … • van … totde … en • van … tot, naarfaire qc. de soi-même • iets uit zichzelf doenjouer du piano • piano spelenvivre de sa plume • van zijn pen levencoup de poing • vuistslagde mémoire • uit het blote hoofdde son mieux • zo goed hij konavancer d'un pas • een stap vooruit doenavoir deux mètres de long • twee meter lang zijnpaquet de cigarettes • pakje sigaretten¶ le ciel est d'un bleu! • de hemel is zó blauw!être aimé de sa femme • bemind worden door zijn vrouwquelque chose de beau • iets mooistrois jours de libre • drie dagen vrijquoi de neuf? • wat voor nieuws is er?le mieux est d'en rire • je kunt er maar beter om lachenet les enfants de sauter • en de kinderen maar springen————————de2 [də]〈 lidwoord〉1 〈 meestal onvertaald〉♦voorbeelden:du pain • broodm1) dobbelsteen -
10 examen
examen [egzaamẽ]〈m.〉1 onderzoek ⇒ beschouwing, analyse♦voorbeelden:esprit d'examen • kritische instellingle libre examen • het vrije onderzoek 〈waarbij alleen geaccepteerd wordt wat door rede of de ervaring wordt ondersteund〉faire l'examen de qc. • iets onderzoekenêtre à l'examen • nog in onderzoek zijnà l'examen • bij het onderzoekexamen de fin d'année, de passage • overgangsexamenexamen de sortie, de fin d'études • eindexamenexamen blanc • proefexamenexamen écrit • schriftelijk examenexamen oral • mondeling examenêtre collé, recalé, refusé à un examen, échouer à un examen • voor een examen zakkenfaire passer un examen • een examen afnemenpréparer un examen • zich op een examen voorbereidense présenter à un examen • opgaan voor een examensubir, passer un examen • een examen doen, afleggenm1) onderzoek, analyse2) examen, toets -
11 papier
papier [paapjee]〈m.〉1 papier(tje) ⇒ vel papier, blaadje♦voorbeelden:papier brouillard, buvard • vloeipapierpapier à cigarettes • sigarettenpapier, vloeitjepapier émeri, papier de verre • amaril-, schuurpapierpapier à forme • handgeschept papierpapier à lettres • postpapierpapier pelure • dundrukpapierpapier torchon • aquarelpapierpapier collant, gommé • gegomd papier, plakpapierpapier crêpé • crêpepapierpapier hygiénique • toiletpapierpapier libre • ongezegeld papierpapier mâché • papier-machépapier peint • behang(sel)papierdu papier recyclé • kringlooppapierpapier sensible • fotopapierpapier sulfurisé • vetvrij papier, boterhampapierpapier à couvrir • kaftpapierjeter sur le papier • op papier zettennoircir du papier • hele vellen volschrijvenpapier à tapisser • behangde, en papier • van papier, papierensur le papier • op papier, theoretisch〈 figuurlijk〉 être réglé comme du papier à musique • 〈m.b.t. iets〉 zo zeker als wat zijn; 〈m.b.t. iemand〉 stipt zijn3 papier de commerce • wissel, handelspapierpapier à vue • wissel op zichtêtre dans les petits papiers de qn. • bij iemand in een goed blaadje staanrayez cela de vos papiers • reken daar maar niet meer op→ mine1. m1) papier2) wissel2. papiersm pl1) documenten3) effecten -
12 arbitre
arbitre [aarbietr]〈m.〉1 scheidsman, -vrouw ⇒ arbiter♦voorbeelden:m1) arbiter, scheidsman/-vrouw -
13 cours
cours [koer]〈m.〉1 cursus ⇒ leergang, college, les2 cursusboek ⇒ leerboek, lesboek3 loop ⇒ verloop, (voort)gang6 (geld)omloop ⇒ circulatie, roulatie♦voorbeelden:cours accéléré • spoed-, stoomcursuscours élémentaire un, deux • tweede, derde klas lagere schoolcours moyen un, deux • vierde, vijfde klas lagere schoolcours préparatoire • eerste klas lagere schooldonner, faire un cours • (een) les, (een) college gevensuivre des cours • college lopen2 cours polycopié • syllabus, (gestencild) collegedictaat3 suivre son cours • z'n beloop hebben, z'n (gewone) gang gaanau cours de, dans le cours de • in de loop van, gedurendeen cours de construction • in aanbouwen cours de route • onderwegl'année en cours • het lopende jaartravaux en cours • werkzaamheden in uitvoeringcours inférieur • benedenloop5 le cours du change • de valutakoers, de wisselkoersau cours (du jour) • tegen de dagkoersm1) cursus, les, college2) cursusboek, lesboek3) (ver)loop, voortgang4) stroom, stroming5) koers, marktprijs6) (geld)omloop -
14 école
école [eekol]〈v.〉1 school 〈 ook schoolgebouw, de gezamenlijke scholieren al dan niet met inbegrip van de leerkrachten〉 ⇒ onderwijs, leerschool♦voorbeelden:Ecole des Arts et Métiers •〈 tertiaire opleiding voor ingenieurs〉jeunesse des écoles • schooljeugdécole de secrétariat • secretaressenopleidingêtre à bonne école • in goede handen zijnfaire l'école buissonnière • spijbelengrandes écoles •〈 instellingen op universitair niveau en opleidend voor een beroep〉école libre • katholieke schoolécole maternelle • kleuterschoolécole nationale professionnelle • lagere technische schoolécole nationale d'administration •〈 hogeschool voor topambtenaren〉école normale supérieure •〈 hoogste universitaire lerarenopleiding in Frankrijk〉école normale primaire • pedagogische academieécole primaire, primaire élémentaire • basisschoolavoir été à rude école • een harde leerschool achter de rug hebbenécole secondaire • middelbare schoolécole supérieure • hogeschoolenfant en âge d'aller à l'école • kind dat leerplichtig, schoolrijp isfaire l'école • voor de klas staanfréquenter une école • ergens op school zittenrenvoyer qn. à l'école, conseiller à qn. de retourner à l'école • iemand zijn schoolgeld terug laten halen 〈 figuurlijk〉sentir l'école • iets schoolmeesterachtigs hebbentenir école • les geven, school houdenécole du soldat • rekrutenopleidingà l'école de • onder leiding van→ rentrée3 haute école • hogeschool, hogere dressuurf -
15 pensée
pensée [pãsee]〈v.〉1 gedachte ⇒ denkbeeld, idee2 mening ⇒ opvatting, oordeel3 denkwijze ⇒ (het) denken, denkwereld4 bedoeling ⇒ plan, voornemen5 denkvermogen ⇒ geest, rede6 overdenking ⇒ overpeinzing, bespiegeling♦voorbeelden:la seule pensée de, que • alleen al de gedachte aan, datdire toute sa pensée • ronduit zeggen hoe men erover denktvenir à la pensée • in de geest opkomenen pensée, par la pensée • in gedachte, in verbeelding3 la libre pensée • de vrijdenkerij, het humanisme4 aller jusqu'au bout de sa pensée • vrijuit denken, ronduit sprekenf1) gedachte2) mening, oordeel3) denkwijze4) bedoeling, plan5) denkvermogen6) overdenking7) viooltje [plant]
См. также в других словарях:
Pour etre libre — Pour être libre Pour l’article homonyme, voir Pour être libre (chanson). Pour être libre Titre original Pour être libre Genre Sitcom Créateur(s) Ariane Carletti Production … Wikipédia en Français
Pour être libre — Pour l’article homonyme, voir Pour être libre (chanson). Pour être libre Titre original Pour être libre Genre Sitcom Créateur(s) Ariane Carletti Production … Wikipédia en Français
Pour être libre (chanson) — Pour l’article homonyme, voir Pour être libre. Pour être libre Single par 2Be3 Enregistrement 1997 Durée 3 min 36 … Wikipédia en Français
libre — [ libr ] adj. • 1339; lat. liber ♦ Qui jouit de la liberté, de certaines libertés. I ♦ (Sens étroit) 1 ♦ (Opposé à esclave, serf) Qui n appartient pas à un maître. ⇒ 2. franc; affranchi. Travailleurs libres. 2 ♦ (1596) Opposé à captif, prisonnier … Encyclopédie Universelle
Libre-examen — Comme telle, la notion de libre examen est composée des termes libre et examen et signifie considérer attentivement avec réflexion un objet sans qu il en soit donné préalablement la vérité, voire en s efforçant de l oublier si elle a déjà été… … Wikipédia en Français
Libre Examen — Comme telle, la notion de libre examen est composée des termes libre et examen et signifie considérer attentivement avec réflexion un objet sans qu il en soit donné préalablement la vérité, voire en s efforçant de l oublier si elle a déjà été… … Wikipédia en Français
Libre-arbitre — Le libre arbitre décrit la propriété qu’aurait la volonté humaine de se déterminer librement voire arbitrairement à agir et à penser, par opposition au déterminisme ou au fatalisme, qui affirment que la volonté est déterminée dans chacun de ses… … Wikipédia en Français
Libre Arbitre — Le libre arbitre décrit la propriété qu’aurait la volonté humaine de se déterminer librement voire arbitrairement à agir et à penser, par opposition au déterminisme ou au fatalisme, qui affirment que la volonté est déterminée dans chacun de ses… … Wikipédia en Français
Libre décision — Libre arbitre Le libre arbitre décrit la propriété qu’aurait la volonté humaine de se déterminer librement voire arbitrairement à agir et à penser, par opposition au déterminisme ou au fatalisme, qui affirment que la volonté est déterminée dans… … Wikipédia en Français
être occupé — ● être occupé verbe passif Être tenu sous une domination étrangère ; être envahi par un ennemi : Restituer les territoires occupés. En parlant d un lieu de travail, être envahi par des travailleurs, qui manifestent ainsi leur mécontentement :… … Encyclopédie Universelle
être — 1. (ê tr ), je suis, tu es, il est, nous sommes, vous êtes, ils sont ; j étais ; je fus ; je serai ; je serais ; sois, qu il soit, soyons, soyez, qu ils soient ; que je sois, que tu sois, qu il soit, que nous soyons, que vous soyez, qu ils soient … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré