-
21 een dodelijke stilte heerste alom
een dodelijke stilte heerste alomDeens-Russisch woordenboek > een dodelijke stilte heerste alom
-
22 gat
♦voorbeelden:een afgelegen gat • un trou perduhet ene gat met het andere stoppen • faire un trou pour en boucher un autrezij viel een gat in haar hoofd • elle s'est ouvert le crâne en tombanteen gat in de dag slapen • faire la grasse matinéehij heeft een gat in z'n hand • l'argent lui file entre les doigtseen gat in de lucht springen • bondir de joiezoeken in alle gaten en hoeken • chercher partouteen gat in de markt • un créneau commercialeen gat in een kies • une carieeen kous met een gat • un bas trouéergens geen gat meer in zien • ne pas savoir comment s'en tirer2 zijn gat aan iemand afvegen • prendre qn. pour de la merdezij heeft haar gat daar aardig ingedraaid • elle s'est bien débrouillée pour s'y faire sa placeiemand z'n gat likken • lécher le cul à qn.geen hemd, broek aan zijn gat hebben • être dans la dècheiemand achter z'n gat lopen • filer le train à qn.iemand achter zijn (luie) gat zitten • être toujours sur le dos de qn.alles achter zijn gat laten liggen • laisser tout traînermet zijn gat in de boter vallen • avoir une veine de cocudat ligt op z'n gat • ça a foiréop z'n gat vallen • tomber les quatre fers en l'airop z'n (luie) gat zitten • rester le cul collé sur la chaise¶ iemand in de gaten hebben • avoir qn. à l'oeildat loopt in de gaten • ça tire l'oeiliets in de gaten hebben • s'apercevoir de qc.in de gaten houden • tenir à l'oeilniets in de gaten hebben • n'y voir que du bleu -
23 geknoei
♦voorbeelden:dat geknoei kun je op school niet inleveren • tu ne peux pas rendre ce torchon à l'école2 houd op met dat geknoei met water! • arrête de mettre de l'eau partout!het geknoei met wijnen • le frelatage des vins -
24 gelijk
gelijk1〈 het〉♦voorbeelden:iemand gelijk geven • donner raison à qn.daar heb je gelijk in • tu as raisongelijk heb je • tu as bien raisonhet gelijk aan zijn kant hebben • avoir le droit de son côtéhij heeft gelijk dat hij klaagt • il a raison de se plaindregelijk krijgen • obtenir gain de causezijn gelijk willen halen • vouloir avoir raisonin zijn gelijk staan • être dans son droitiets in het gelijk brengen • arranger qc.iemand in het gelijk stellen • donner gain de cause à qn.————————gelijk21 [algemeen] égal2 [de juiste tijd aanwijzend] à l'heure juste♦voorbeelden:in gelijke mate • au même degréeen schim gelijk • semblable à un spectreop gelijke toon • sur un ton uniformemet gelijke wapenen strijden • combattre à armes égalesop gelijke wijze • de façon identiquehet is mij gelijk • cela m'est égaltwee maal twee is gelijk vier • deux fois deux font quatredie stenen liggen niet gelijk • ces pierres ne sont pas au même niveaugelijk zijn aan • être égal àgelijk aan • égal àgelijk van humeur • d'humeur égalealle burgers zijn voor de wet gelijk • tous les citoyens sont égaux devant la loiII 〈 bijwoord〉2 [gelijkelijk] également3 [op hetzelfde punt] ensemble4 [tegelijk] en même temps♦voorbeelden:5 kom je gelijk even bij me langs? • tu passes tout de suite chez moi?————————gelijk3〈 voegwoord〉2 [Algemeen Zuid-Nederlands][om het even] n'importe♦voorbeelden: -
25 gonzen
♦voorbeelden:het gonzen • le bourdonnement -
26 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
27 hangen
1 [neerwaarts gestrekt gehouden worden] pendre2 [in neerwaartse richting afwijken; overhellen] pencher3 [boven de grond gehouden worden] être suspendu4 [tot straf opgehangen zijn] être pendu5 [vast (blijven) zitten] être attaché (à)6 [verlangen] aspirer (à)♦voorbeelden:de zeilen hangen slap • les voiles pendenthet koord hangt slap • la corde est trop lâchede teugels laten hangen • lâcher la bridede wolken hangen laag • les nuages sont bashet schilderij hangt scheef • le tableau est de travers〈 van personen〉 over iets, iemand hangen • se pencher sur qc., qn.uit het lood hangen • surplombermet hangen en wurgen • à grand-peine〈 figuurlijk〉 als hij niet meewerkt, hang je • s'il ne marche pas, tu es fichu〈 figuurlijk〉 aan iemand blijven hangen • rester collé à qn. sans trop savoir pourquoizijn betoog hing van platheden aan elkaar • son exposé était cousu de platitudeshet hangt erom • rien n'est encore décidéII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [bevestigen] (sus)pendre♦voorbeelden:zijn jas aan de kapstok hangen • accrocher son manteau (au portemanteau) -
28 heersen
1 [regeren; voorkomen] régner (sur)2 [de overhand hebben] (pré)dominer♦voorbeelden:een dodelijke stilte heerste alom • un silence de mort régnait partoutde mazelen heersen in het dorp • la rougeole sévit au village2 de heersende godsdienst • 〈 staatsgodsdienst〉 la religion officielle; 〈 religie der meerderheid〉 la religion prédominante -
29 het gonst van de geruchten
het gonst van de geruchten -
30 het is uit alle hoeken en gaten gehaald
het is uit alle hoeken en gaten gehaaldDeens-Russisch woordenboek > het is uit alle hoeken en gaten gehaald
-
31 het onweer is niet van de lucht
het onweer is niet van de lucht————————Deens-Russisch woordenboek > het onweer is niet van de lucht
-
32 het wemelt ervan
het wemelt ervan -
33 hij belde alles af om een taxi
hij belde alles af om een taxi -
34 hij ging overal met het geheim leuren
hij ging overal met het geheim leurenDeens-Russisch woordenboek > hij ging overal met het geheim leuren
-
35 hij hangt overal aan hem
hij hangt overal aan hem -
36 hij sleept zijn vrouw overal heen
hij sleept zijn vrouw overal heenDeens-Russisch woordenboek > hij sleept zijn vrouw overal heen
-
37 hoed
♦voorbeelden:een hoge hoed • un haut-de-formeeen slappe hoed • un chapeau mouz'n hoed afzetten • enlever son chapeau〈 figuurlijk〉 daar neem ik mijn hoed voor af • chapeau (bas)!z'n hoed opzetten • mettre son chapeau〈 figuurlijk〉 iets uit zijn hoed toveren • faire qc. comme par enchantement -
38 hoek
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand alle hoeken van de kamer laten zien • rouer qn. de coupsmet afgeronde hoeken • aux coins arrondisiets in een hoek slingerendaar komt hij net de hoek (van de straat) om • le voilà qui vient de tourner le coin (de la rue)in de hoek (moeten) staan • être (mis(e)) au coinzich niet in een hoek laten drukken • ne pas se laisser marcher sur les pieds〈 figuurlijk〉 iemand in een hoek duwen • reléguer qn. au second plan〈 figuurlijk〉 iemand in een hoek praten • pousser qn. dans ses derniers retranchementshij woont al tien jaar in die hoek • il habite ce coin depuis dix ansdat kom je niet op elke hoek van een straat tegen • ça ne court pas les ruesop de hoek (van de straat) • au coin (de la rue)de bakker op de hoek • le boulanger du coinflink uit de hoek komen • 〈 harde dingen zeggen〉 dire les choses carrément; 〈 gul zijn〉 faire des fraisuit welke hoek van het land komt hij? • de quel coin du pays vient-il?nu weet ik uit welke hoek de wind waait • 〈m.b.t. tegenwerking〉 je sais à présent d'où vient le vent; 〈 waar men heen wil〉 je sais à quoi m'en tenireen rechte hoek • un angle droiteen scherpe hoek • un angle aigueen stompe hoek • un angle obtusdie lijnen snijden elkaar onder een hoek van 45° • ces lignes se coupent en formant un angle de 45 degrés -
39 houd op met dat geknoei met water!
houd op met dat geknoei met water!arrête de mettre de l'eau partout!Deens-Russisch woordenboek > houd op met dat geknoei met water!
-
40 ik heb overal staan kijken, zodoende ben ik te laat gekomen
ik heb overal staan kijken, zodoende ben ik te laat gekomencomme je me suis arrêté partout, je suis arrivé en retardDeens-Russisch woordenboek > ik heb overal staan kijken, zodoende ben ik te laat gekomen
См. также в других словарях:
partout — [ partu ] adv. • 1160; de 1. par et tout ♦ En tous lieux; en de nombreux endroits. « Une sphère infinie dont le centre est partout » (Pascal). On ne peut être partout à la fois (⇒ ubiquité) . Mettre, fourrer son nez partout : être indiscret. «… … Encyclopédie Universelle
partout — Adv durchaus, unter allen Umständen std. stil. (18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. partout überall , aus frz. tout ganz , aus l. tōtus, und frz. par aus l. per. Ebenso nnorw. partout; Passepartout, total. ✎ DF 2 (1942), 387; Jones (1976),… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Partout [1] — Partout (franz., spr. tū), überall; in der Vulgärsprache (unfranzösisch) soviel wie schlechterdings. P. Billett, soviel wie Passepartout … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Partout [2] — Partout (spr. tū), François, franz. Vaudevilledichter, geb. 1810 in Paris, gest. 21. Jan. 1862, stand als Direktor an der Spitze verschiedener Hospitäler und lieferte unter dem Pseudonym Boyer dem Theater Palais Royal in Gemeinschaft mit andern… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Partout — (frz., spr. tuh), überall; durchaus, schlechterdings. Partoutbillett, s.v.w. Passepartout (s.d.) … Kleines Konversations-Lexikon
partout — (par tou ; le t se lie : par tou t où il est) adv. 1° En tout lieu. • Du peuple, qui partout fait sonner ses louanges, CORN. Cid, IV, 1. • Que les Romains, pressés de l un à l autre bout, Doutent où vous serez et vous trouvent partout, RAC … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
PARTOUT — adv. En tous lieux. Il va partout. Il est partout. Il passe partout. On dit partout. Prov., On ne peut être partout, On ne saurait être en même temps en deux endroits, on ne peut vaquer à plusieurs affaires à la fois. Fam., Se fourrer partout,… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
PARTOUT — adv. En tous lieux. Il va partout. Il passe partout. On dit partout que... Fam., On ne peut être partout, On ne saurait être en même temps en deux endroits, on ne peut vaquer à plusieurs affaires à la fois. Fam., Se fourrer partout, fourrer son… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
partout — par·tout [ tuː] Adv; gespr; 1 ≈ um jeden Preis, unbedingt <etwas partout tun, haben wollen> 2 partout nicht überhaupt nicht (obwohl sich jemand sehr anstrengt) <etwas will jemandem partout nicht gelingen, einfallen; sich partout nicht… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
partout — absolut, auf jeden Fall, durchaus, mit Gewalt, um jeden Preis, unbedingt, unter allen Umständen; (bildungsspr.): par force; (ugs.): auf Biegen und/oder Brechen, auf Teufel komm raus. * * * partout:⇨unbedingt(1) partout→durchaus … Das Wörterbuch der Synonyme
partout — auf jeden Fall (umgangssprachlich); sicherlich (umgangssprachlich); unbedingt (umgangssprachlich); jedenfalls; auf alle Fälle (umgangssprachlich) * * * par|tout 〈[ tu:] Adv.; umg.〉 durchaus ● er will partout ( … Universal-Lexikon