-
61 Rockzipfel
-
62 anhängen
anhängen1〈onovergankelijk werkwoord; haben〉 〈 formeel〉1 aanhangen, aankleven ⇒ behept zijn met♦voorbeelden:————————anhängen22 toe-, bijvoegen♦voorbeelden:1 〈informeel; schertsend〉 ein Mädchen einem reichen Mann anhängen • een meisje aan een rijke man koppelenden Hut an einen Haken anhängen • de hoed op een haak hangen♦voorbeelden: -
63 держать нос по ветру
vgener. de huik naar de wind hangen, de mantel naar de wind hangen mantelRussisch-Nederlands Universal Dictionary > держать нос по ветру
-
64 повесить
-
65 drape
n. gordijn--------v. draperen; soepel hangendrape1[ dreep] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 draperie♦voorbeelden:————————drape2〈 werkwoord〉1 bekleden ⇒ omhullen, versieren3 (achteloos) leggen ⇒ deponeren, laten hangen/liggen♦voorbeelden: -
66 hang on someone's lips
hang on someone's lips———————— -
67 hang on
v. wachten, blijven (hangen), zich vastklemmen; volhoudenhang on〈 informeel〉1 zich (stevig) vasthouden ⇒ niet loslaten, blijven (hangen)2 volhouden ⇒ het niet opgeven, doorzetten♦voorbeelden:1 hang on tight! • hou (je) stevig vast!hang on to • zich vasthouden aan3 hang on (a minute)! • ogenblikje! -
68 head
adj. belangrijkste, hoofdzaak--------n. hoofd; (in computers) kop, het onderdeel dat leest van, en schrijft naar de harde schijf of diskettes--------v. leiden, aan het hoofd staan; afstotenhead1[ hed] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.15 head〉1 hoofd ⇒ kop, hoofdlengte9 (opname/wis)kop 〈van band/videorecorder〉♦voorbeelden:have something hanging over one's head • iets boven het hoofd hebben hangen 〈 voornamelijk figuurlijk〉head first/foremost • voorovertaller by a head • een kop groterget/take something into one's head • zich iets in het hoofd zettenthe success has gone to/turned his head • het succes is hem naar het hoofd gestegenput one's heads together • de koppen bij elkaar stekenput something into someone's head • iemand iets suggererenthat is above/over my head • dat gaat boven mijn peta head for mathematics • een wiskundeknobbeloff/out of one's head • gek, niet goed bij zijn verstand3 heads or tails? • kruis of munt?4 £1 a head • £1 per persooncome to a head • een kritiek punt bereikenbang one's head against a brick wall • met het hoofd tegen de muur lopenhead over ears/heels • tot over zijn orenfrom head to foot • van top tot teenbury one's head in the sand • de kop in het zand stekenI could not make head or tail of it • ik kon er geen touw aan vastknopenkeep one's head above water • het hoofd boven water houdenbeat/knock someone's head off • iemand totaal verslaanbite/snap someone's head off • iemand afsnauweneat one's head off • eten als een wolf〈 slang〉 give someone head • iemand beffen/pijpenhold one's head high • z'n hoofd niet laten hangenkeep one's head • zijn kalmte bewarenkeep one's head down • zich gedekt houdenlaugh one's head off • zich een ongeluk lachenscream/shout one's head off • vreselijk tekeergaanhave one's head screwed on straight/right • verstandig zijn, niet gek zijnshe could do it standing on her head • het was voor haar een fluitje van een centbe promoted over one's head • gepasseerd worden————————head21 gaan ⇒ gericht zijn, koers zetten♦voorbeelden:the plane headed north • het vliegtuig zette koers naar het noorden→ head for head for/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the procession was headed by the mounted police • de stoet werd voorafgegaan door de bereden politie→ head off head off/ -
69 hold one's head high
———————— -
70 lounge
n. lounge, foyer; slentergang; (zit)bank; het slenteren--------v. luieren, (rond-)hangenlounge1[ laundzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lounge ⇒ hal, foyer————————lounge2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
71 overhang
n. overhangend gedeelte--------v. uitsteken; hangen over/bovenoverhang1————————overhang2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 boven het hoofd hangen ⇒ voor de deur staan, dreigen -
72 suspend
-
73 swing
n. geschommel; geslinger; vaart; slinger, omslag--------v. slingeren; zich met een vaart voortbewegenswing1[ swing]1 schommel♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 what one loses on the swings one makes up on the roundabout • men moet de bluts tegen de buil stellen1 schommeling ⇒ zwaai, slingerbeweging♦voorbeelden:the swing of the pendulum • de wisseling(en) van het lotswing in prices • prijzenschommelinggive full/free swing to • de vrije teugel laten1 actie ⇒ vaart, gang♦voorbeelden:1 in full swing • in volle actie/gangget into the swing of things • op dreef komen————————swing22 swingen♦voorbeelden:3 swing for it • ervoor gestraft/gehangen worden1 slingeren ⇒ schommelen, zwaaien♦voorbeelden:swing to and fro • heen en weer schommelen2 swing round • (zich) omdraaien, omgooien1 beïnvloeden ⇒ bepalen, manipuleren♦voorbeelden:swing it • het klaarspelen, het voor elkaar brengenwhat swung it was the money • wat de doorslag gaf, was het geld -
74 attarder
attarder [aataardee]1 zich verlaten ⇒ (te) laat, lang (uit)blijven, blijven (hangen)♦voorbeelden:1. vophouden, te laat doen komen2. s'attarderv1) zich verlaten, blijven (hangen), achterop geraken -
75 descendre
descendre [dessãdr]1 naar beneden gaan, komen ⇒ afdalen, zakken, aflopen2 uit-, afstappen ⇒ afstijgen, van boord gaan3 gaan (naar, in)♦voorbeelden:descendre d' un arbre • uit een boom klimmendescendre dans le détail, jusqu'aux détails • in bijzonderheden tredendescendre de la voiture • uit de auto stappendescendre chez son oncle • bij zijn oom gaan logerendescendre dans le Midi • naar het zuiden gaanla police est descendue dans le café • de politie heeft een inval in het café gedaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afgaan ⇒ afdalen, aflopen, afzakken2 naar beneden brengen ⇒ laten zakken, lager hangen♦voorbeelden:v1) afdalen, zakken, aflopen2) uitstappen3) gaan (naar, in)6) laten zakken, lager hangen7) neerschieten8) doden -
76 planer
-
77 Alte
Alte〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; v.〉♦voorbeelden:¶ die Alte säugt ihr Junges • de moer, het moederdier zoogt haar jong————————Alte(r)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; m.〉————————Alte(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉♦voorbeelden: -
78 Altes
Alte(s)〈bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord; o.〉♦voorbeelden: -
79 Brotkorb
Brotkorb〈m.〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 jemandem den Brotkorb höher hängen • iemand de broodkorf hoog hangen, iemand kort houden -
80 Fahne
Fahne〈v.; Fahne, Fahnen〉♦voorbeelden:etwas auf seine Fahne(n) schreiben • iets in zijn vaandel schrijven
См. также в других словарях:
Hängen — Hängen, verb. reg. act. folglich im Imperf. hängte, Mittelw. gehängt. Es ist das Activum des vorigen Neutrius. 1. Hangen lassen; eine Bedeutung, welche die Verbindung des Neutrius mit dem Activo ausmacht, indem sie von beyden Arten etwas an sich… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Hangen — Hangen, oder Hängen, verb. irreg. neutr. ich hange oder hänge, du hangest, hangst oder hängest, er hanget, hangt oder hängt; Conj. ich hange; Imperf. ich hing; Mittelw. hangend, gehangen; Imperat. hange oder hänge. Es erfordert das Hülfswort… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
hangēn — *hangēn, *hangæ̅n germ., schwach. Verb: nhd. hangen; ne. hang, swing (Verb); Rekontruktionsbasis: ae., afries., as., ahd.; Hinweis: s. *hanhan; Etymologie: idg … Germanisches Wörterbuch
hängen — Vstsw std. (9. Jh.), mhd. hāhen Vst., ahd. hāhan, as. hāhan Stammwort. Aus g. * hanh a Vst. hängen (intr.), hängen lassen , auch in gt. hāhan, anord. hanga, ae. hōn, afr. huā. Das Präsens ist wie bei fangen nach den Formen mit grammatischem… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Hangen-Weisheim — Hangen Weisheim … Wikipédia en Français
hängen — ¹hängen 1. pendeln, schweben; (ugs.): baumeln; (landsch.): bammeln. 2. a) anhaften, ankleben, sich festgesetzt haben, festkleben, festsitzen, haften [bleiben], kleben; (ugs.): pappen; (landsch.): anpappen, backen, festbacken, kleiben; (bayr.,… … Das Wörterbuch der Synonyme
hängen — hängen: Das alte gemeingerm. starke Verb *hanhan »hängen« (mhd. hāhen, ahd. hāhan, got. hāhan, aengl. hōn, aisl. hanga), dessen außergerm. Beziehungen nicht sicher geklärt sind, hat sich in den jüngeren Sprachzuständen mit den von ihm… … Das Herkunftswörterbuch
hängen — V. (Grundstufe) an einer Stelle befestigt sein Beispiele: Die Lampe hängt an der Decke. Ein großer Spiegel hing über dem Schreibtisch. hängen V. (Grundstufe) etw. an einer bestimmten Stelle befestigen Synonyme: anbringen, aufhängen, hinhängen… … Extremes Deutsch
Hängen — Hängen, Henken, diejenige Todesart, die durch Hangen an einem um den Hals geschlungenen Seil od. Band bewirkt wird. Der Tod erfolgt durch Erstickung od. Schlagfluß, daher Gehirn und Lungen gewöhnlich sehr blutreich gefunden werden, bisweilen auch … Herders Conversations-Lexikon
hängen — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • (hängte, gehängt) Bsp.: • Du kannst deinen Mantel an diesen Haken hängen. • Der Mantel hing am Haken … Deutsch Wörterbuch
hängen — hängen, hängt, hing, hat gehangen / hängen, hängt, hängte, hat gehängt 1. Das Bild hängt schief. 2. Hast du den Anzug wieder in den Schrank gehängt? … Deutsch-Test für Zuwanderer