-
1 слоняться
rondhangen -
2 mess about
rondhangen; flauwekul verkopenmess about, mess around〈 informeel〉1 leuteren ⇒ prutsen, (lui) rondhangen♦voorbeelden:he spent the weekend messing about • hij lummelde wat rond tijdens het weekendII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 mess around
-
4 moon around
-
5 bum
adj. waardeloos--------n. bedelaar; iemand die niets uitvoert; achterwerk--------v. rondhangen, lummelenbum13 (kloot)zak ⇒ mislukkeling, nietsnut————————bum2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 slang〉1 waardeloos ⇒ rottig, klote-♦voorbeelden:I've got a bum leg • ik sukkel met mijn ene poot————————bum33 liften♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bietsen ⇒ bedelen, aftroggelen -
6 moon about
-
7 traîner
traîner [trennee]1 (neer)hangen ⇒ op, over de grond slepen2 zich voortslepen ⇒ lang duren, traineren♦voorbeelden:2 faire traîner qc. • iets traineren, op de lange baan schuivença n'a pas traîné • het heeft niet lang geduurdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slepen ⇒ achter zich aan slepen, trekken3 kruipen→ pied1. v2) neerhangen5) treuzelen6) rondhangen7) (mee)slepen8) verdragen2. se traînerv2) kruipen -
8 торчать
uitsteken, vooruitspringen, rondhangen -
9 торчать
v1) gener. uitpuilende, steken, uitstaan, uitsteken, vooruitsteken2) colloq. rondhangen (где-л. без цели) -
10 around
adv. rondom; in de omgeving--------prep. om, rond; ongeveeraround12 in het rond ⇒ aan alle kanten, verspreid♦voorbeelden:a way around • een omwegthe year around • het jaar rondbring around • tot een andere mening brengen, overredenhis turn came around • het was zijn beurtpeople gathered around to see • mensen verzamelden zich om te kijkenit measures five metres around • het heeft een omtrek van vijf meterpass it around • geef het rond/doorturn around • (zich) omdraaiengrope around • om zich heen tastenlook around for • uitkijken naar/voorscattered around • her en der verspreidfor miles around • kilometers in de omtrekI'll be around • ik zal daar (ergens) zijnstay around • blijf in de buurthe's around sixty • hij is rond de zestigaround fifty people • om en nabij de vijftig mensen————————around2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:around the corner • om de hoekhe ran around the green • hij liep rond het plantsoena chain around his neck • een ketting om zijn halsthe dog hung around the door • de hond bleef bij de deur rondhangenonly those around him • alleen zijn naaste medewerkersall around the land • door het hele land -
11 be about
-
12 bum about
-
13 hang around
rondlummelen; wachtenhang around -
14 hover
v. hangen (boven), (blijven) zweven (v. vogels enz.)[ hovvə]♦voorbeelden:2 the child is always hovering about/around its mother • het kind hangt altijd aan zijn moeders rokken -
15 idle about
idle aboutluieren, rondhangen -
16 idle
adj. lui; werkeloos; ledig; stopzetting (van werk); nutteloos; ongegrond; waardeloos--------v. nietsdoen, luieren; stationair draaien/lopen (v. motor)idle1[ ajdl] 〈bijvoeglijk naamwoord; idler; idly; idleness〉3 doelloos ⇒ zinloos, vruchteloos♦voorbeelden:4 idle hours • rustige/vrije urenidle machines • stilstaande machines————————idle2〈 werkwoord〉2 stationair draaien/lopen 〈 van motor〉♦voorbeelden:1 idle about • luieren, rondhangen -
17 knock about
-
18 loaf about
-
19 loiter about/around
loiter about/around -
20 loiter
v. treuzelen; langzaam aan doen; tijd verdoen[ lojtə]♦voorbeelden:loiter with intent • zich verdacht ophoudenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Страницы