-
41 how did the exam go?
how did the exam go?hoe ging het examen? -
42 invigilate
[ invidzjilleet] 〈zelfstandig naamwoord: invigilation〉 -
43 invigilator
-
44 it's a cinch that John will pass his exam
English-Dutch dictionary > it's a cinch that John will pass his exam
-
45 make up
n. zich opmaken; zich verzoenen; opmaken; bijleggen, verzoenen; vergoeden; verzinnen; vormen, samenstellen; maken, bereiden; opmaken (bed); aanleggen (vuur); asfalteren; karakter, aard; opbouw--------v. construeren; constitueren; uitvinden, samenstellen; vergeven en vergeten; leveren wat ontbreekt; van cosmetica gebruik laten maken; compenseren voor iemand gemist heeft (zoals in: " Ik heb het examen gemist, kan ik het inhalen?")make up♦voorbeelden:¶ make up for • weer goed maken, vergoedenthis will make up into two pairs of trousers • hier kan men twee broeken uit makenmake up to someone • bij iemand in de gunst zien te komenmake up to someone for something • iemand iets vergoeden; iets goedmaken met/bij iemandhow can we ever make up to them for this? • hoe kunnen we hen dit ooit doen vergeten?II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 volledig/voltallig maken ⇒ aanvullen4 vergoeden ⇒ goedmaken; teruggeven, terugbetalen8 maken ⇒ opstellen, klaarmaken 〈 medicijn〉, bereiden; maken tot (pakje); (kleren) maken (van), naaien♦voorbeelden:make up a four at a game of scrabble • de vierde man zijn in een spelletje scrabble®make up a loss • een verlies goedmakenmake up the money you owe him • geef hem het geld terug dat je hem schuldig bent7 forty men and thirty-seven women made up the whole tribe • veertig mannen en zevenendertig vrouwen vormden de hele stamthe group was made up of four musicians • de groep bestond uit vier muzikantenmother made us up a sandwich lunch • moeder maakte voor ons een lunchpakket klaarmake up a shirt • een overhemd maken/naaienhe made his old books up into two small parcels • hij maakte van zijn oude boeken twee kleine pakjes -
46 medical
adj. medisch; geneeskundig--------n. medisch examen; algemeen gezondheidsonderzoekmedical1————————medical21 medisch♦voorbeelden:medical certificate • doktersverklaringmedical examination • medisch onderzoek -
47 open examination
-
48 open
adj. open; bloot; eerlijk; vrij (een baan is beschikbaar)--------n. open plaats; ruimte; openlucht--------v. openen; openmaken ; beginnen; alert zijn; openen (bij zang); openen (van benen)open1[ oopən] 〈zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:bring into the open • aan het licht brengen, bekend/openbaar makencome (out) into the open • open kaart spelen 〈 van iemand〉; aan het licht komen, ruchtbaarheid krijgen 〈 van iets〉in the open • buiten(shuis), in de open lucht; in het open/vrije veld, op het land; in volle zee————————open21 open ⇒ geopend; met openingen; onbedekt, niet (af/in)gesloten, vrij2 open(staand) ⇒ beschikbaar, onbeschut; vacant; onbeslist, onbepaald3 openbaar ⇒ (algemeen) bekend, duidelijk, openlijk4 open(hartig) ⇒ oprecht, mededeelzaam♦voorbeelden:open book • open(geslagen) boekkeep one's eyes open • goed opletten, uitkijken〈 figuurlijk〉 with one's eyes open • bij zijn/haar volle verstand, weloverwogen〈 figuurlijk〉 you bought that old car with your eyes open • je wist wat je deed toen je die oude auto kochtopen harbour • ijsvrije havenopen passage • vrije doorgangopen prison • open gevangenisopen sandwich • canapé, belegde boterhamin the open air • buiten(shuis), in de open luchtopen to • toegankelijk vooropen question • open vraagopen return ticket • retourkaartje geldig voor onbepaalde duur〈 juridisch〉 open verdict • juryuitspraak met betrekking tot een overlijden waarbij geen melding wordt gemaakt van de juiste doodsoorzaakit is open to you to • het staat je vrij tethere are four courses open to us • we kunnen vier dingen doen/wegen inslaanlay oneself (wide) open to • zich (helemaal) blootstellen aanthrow open • opengooien, openstellen 〈 bijvoorbeeld voor publiek〉open hostilities • openlijke vijandighedenopen letter • open briefopen secret • publiek geheimbe open with • open kaart spelen metopen day • open dag/huisopen examination • openbaar examenopen shop • werkplaats waar zowel leden als niet-leden van een vakvereniging mogen werkenwith open hands/an open hand • gul, royaalkeep open house • erg gastvrij zijnopen marriage • vrij/open huwelijkhave/keep an open mind on • openstaan voorwith open mouth • sprakeloos van verbazinglay oneself open to ridicule • zich belachelijk makenbe open to an offer • bereid zijn een aanbod in overweging te nemen————————open31 opengaan ⇒ (zich) openen, geopend worden4 opendoen ⇒ de deur openen; (een boek) openslaan♦voorbeelden:open into/onto the garden • uitkomen in/op de tuin4 I opened at page 58 • ik deed/sloeg het boek open op bladzijde 58II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 openen ⇒ voor geopend verklaren, starten3 openleggen ⇒ toelichten, openlijk meedelen4 openstellen ⇒ ontvankelijk/vatbaar maken, verruimen♦voorbeelden:open a credit • een krediet openenopen a new road through the jungle • een nieuwe weg aanleggen door de rimboeopen fire at/on • het vuur openen op -
49 pass an exam
-
50 per cent
procent; per honderd————————[ pəsent] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook per cent, percent〉♦voorbeelden:1 sixty per cent of the students have passed the examination • zestig procent van de studenten is voor het examen geslaagd————————per cent2〈 bijwoord〉1 procent♦voorbeelden: -
51 pip
n. pit; oog (op dobbelstenen); toon (v. tijdsein); pluimveeziekte--------v. winnen (sl.); verslaan (sl.); mislukken (sl.); laten mislukken (sl.)pip1[ pip]II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:————————pip2〈werkwoord; pipped〉 〈Brits-Engels; slang〉2 neerknallen ⇒ raken, treffen -
52 practical
adj. praktisch; bruikbaarpractical1[ præktikl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————practical21 praktisch ⇒ (daad)werkelijk, in de praktijk2 praktisch ⇒ bruikbaar, handig6 zinnig ⇒ verstandig, praktisch♦voorbeelden:for all practical purposes • feitelijk, alles welbeschouwd -
53 prep
n. voorproef (slang); " Ulpan" (Hebreeuwse naam voor centrum van intensieve studies (slang)); voorbereidende lessen (slang))--------v. Voorbereiden (examen)prep1————————prep2♦voorbeelden:prep school • voorbereidingsschool -
54 present oneself for an examination
English-Dutch dictionary > present oneself for an examination
-
55 present
adj. aanwezig; ; tegenwoordig; heden--------n. aanwezigheid; tegenwoordige tijd--------n. cadeau, geschenk--------v. voordragen; uitreiken, toekennen; aanbieden; opdragenpresent1[ preznt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geschenk ⇒ cadeau, gift♦voorbeelden:for the present • voorlopig————————present2[ prizzent] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————present3[ preznt]♦voorbeelden:in the present case • in dit/onderhavig geval3 present participle • onvoltooid/tegenwoordig deelwoordpresent perfect • voltooid tegenwoordige tijdpresent tense • tegenwoordige tijdII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:present at • aanwezig bij/op————————present41 voorstellen ⇒ introduceren; voordragen3 (ver)tonen ⇒ ten toon spreiden, blijk geven van4 aanbieden ⇒ schenken, uitreiken♦voorbeelden:present a show • een show presenteren3 present no difficulties • geen problemen bieden/opleverenpresent someone with a price • iemand een prijs uitreikenyour remarks present me with a problem • je opmerkingen stellen me voor een probleem5 present arms! • presenteer geweer!present oneself for an examination • voor een examen opgaana new chance presents itself • er doet zich een nieuwe kans voor -
56 problem
-
57 push through
-
58 push-over
push-over♦voorbeelden: -
59 qualify
v. scholen, bekwamen; bevoegd zijn; aan de eisen voldoen; beperken; distantiëren; definiëren; karakteriseren; matigen1 zich kwalificeren ⇒ zich bekwamen, bevoegd/geschikt zijn/worden♦voorbeelden:do you qualify to vote? • heb je stemrecht?qualify for membership • in aanmerking komen voor lidmaatschapII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beperken ⇒ kwalificeren, (verder) bepalen2 kenmerken ⇒ kenschetsen, karakteriseren3 geschikt/bevoegd maken ⇒ het recht geven♦voorbeelden:a qualifying match • een kwalificatiewedstrijdqualify one's statement • zijn verklaring nader preciseren -
60 register for an examination
register for an examinationzich inschrijven/opgeven voor een examen
См. также в других словарях:
examen — [ ɛgzamɛ̃ ] n. m. • 1339; mot lat. « aiguille de balance », de exigere « peser » 1 ♦ Action de considérer, d observer avec attention. ⇒ considération (1o), étude, inspection, investigation, observation, recherche. Examen destiné à apprécier (⇒… … Encyclopédie Universelle
examen — EXÁMEN, examene, s.n. 1. Mijloc de verificare şi de apreciere a cunoştinţelor dobândite de elevi, de studenţi, de candidaţi pentru ocuparea unui loc, a unui post etc. ♢ Examen de diplomă = examen susţinut în faţa unei comisii speciale, după… … Dicționar Român
examen — EXAMEN. s. m. Recherche exacte, soigneuse, discussion exacte. Faites l examen de ce livre. examen de conscience. On appelle aussi, Examen, Les questions qu on fait à quelqu un pour sçavoir s il est capable du degré, de l employ où il veut estre… … Dictionnaire de l'Académie française
Examen — Saltar a navegación, búsqueda Examen se puede referir a los siguientes artículos Exploración física o examen físico Exploración complementaria, parte de un examen médico Examen de sangre Examen genético Examen (evaluación estudiantil) Examen… … Wikipedia Español
examen — (Del lat. exāmen). 1. m. Indagación y estudio que se hace acerca de las cualidades y circunstancias de una cosa o de un hecho. 2. Prueba que se hace de la idoneidad de una persona para el ejercicio y profesión de una facultad, oficio o ministerio … Diccionario de la lengua española
examen — sustantivo masculino 1. Prueba que se hace para demostrar la aptitud en una cosa: Aprobó el examen de conducir. Mañana tenemos un examen de inglés. He suspendido el examen. Sinónimo: ejercicio. 2. Observación, estudio o análisis que se hace para… … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
Examen — Sn std. (16. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. exāmen Prüfung (eigentlich: das Zünglein an der Waage ), einer Ableitung aus l. exigere (exāctum) abwägen, untersuchen , zu l. agere treiben, betreiben und l. ex . Also eigentlich: das Austarieren,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
examen — m. med. Cualquier investigación, observación o inspección llevada a cabo con un fin diagnóstico, ya sea mediante los sentidos o con el apoyo de instrumentos concretos. Según el método que se utiliza se habla de un examen radiológico, endoscópico … Diccionario médico
Examen — Ex*a men, n. [L., the tongue of a balance, examination; for exagmen, fr. exigere to weigh accurately, to treat: cf. F. examen. See {Exact}, a.] Examination; inquiry. [R.] A critical examen of the two pieces. Cowper. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Examen — bezeichnet: eine Prüfung Examen (Film), einen US amerikanischen Horrorfilm von Jimmy Huston von 1981 (Originaltitel: Final Exam) Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit demselben Wort bezeichneter Begriffe … Deutsch Wikipedia
Exāmen — (lat), 1) Untersuchung, Prüfung; 2) Prüfung der Kenntnisse Jemands; so Schul , Candidaten , Prediger , Offizier E. etc.; es heißt, wenn es bes. streng ist, E. rigorōsum. Derjenige, welcher examinirt, heißt Examinator; welcher examinirt wird,… … Pierer's Universal-Lexikon