-
1 balance
balance [baalãs]〈v.〉♦voorbeelden:mettre en balance deux choses • twee dingen tegen elkaar afwegenpeser dans la balance • gewicht in de schaal leggenf1) balans2) weegschaal3) evenwicht -
2 balance automatique
balance automatique -
3 balance commerciale
balance commerciale -
4 balance folle
balance folle -
5 balance à cavaliers
balance à cavaliers -
6 budget, balance en excédent
budget, balance en excédentDictionnaire français-néerlandais > budget, balance en excédent
-
7 entre les deux mon coeur balance
entre les deux mon coeur balanceDictionnaire français-néerlandais > entre les deux mon coeur balance
-
8 faire pencher la balance
faire pencher la balanceDictionnaire français-néerlandais > faire pencher la balance
-
9 il a été balancé de l'usine
il a été balancé de l'usineDictionnaire français-néerlandais > il a été balancé de l'usine
-
10 je m'en balance
je m'en balancehet kan me niet bommen, daar heb ik lak aan -
11 le plateau d'une balance
le plateau d'une balanceDictionnaire français-néerlandais > le plateau d'une balance
-
12 jeter, mettre dans la balance
jeter, mettre dans la balanceDictionnaire français-néerlandais > jeter, mettre dans la balance
-
13 mettre en balance deux choses
mettre en balance deux chosesDictionnaire français-néerlandais > mettre en balance deux choses
-
14 peser dans la balance
peser dans la balance -
15 qu'est-ce qu'il m'a balancé!
qu'est-ce qu'il m'a balancé!wat heeft hij me niet allemaal naar het hoofd geslingerd!Dictionnaire français-néerlandais > qu'est-ce qu'il m'a balancé!
-
16 balancer
balancer [baalãsee]1 schommelen ⇒ heen en weer wieg(el)en, wippen, bengelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (heen en weer) slingeren ⇒ zwaaien, wieg(el)en3 in evenwicht brengen ⇒ evenwichtig, regelmatig verdelen♦voorbeelden:balancer les hanches • met de heupen wiegenil a été balancé de l'usine • hij is uit de fabriek gegooid2 qu'est-ce qu'il m'a balancé! • wat heeft hij me niet allemaal naar het hoofd geslingerd!il y a des moments où j'ai envie de tout balancer • soms heb ik zin om de hele boel erbij neer te gooien1 schommelen ⇒ heen en weer, op en neer wippen♦voorbeelden:1. v1) schommelen2) aarzelen4) eruit gooien2. se balancerv1) schommelen -
17 cavalier
cavalier1 [kaavaaljee],cavalière [kaavaaljer]〈m., v.〉1 ruiter, amazone ⇒ paardrijder, -rijdster2 heer, dame ⇒ (dans)partner♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk, informeel〉 faire cavalier seul • op eigen houtje handelen, zich als eenling opstellen————————cavalier2 [kaavaaljee],cavalière [kaavaaljer]1 brutaal ⇒ ongegeneerd, vrijpostig, ongemanierd♦voorbeelden:1. m (f - cavalière)1) ruiter/amazone3) paard [schaken]4) cavalerist2. = cavalière; adj1) brutaal, ongemanierd, vrijpostig2) ruiter- -
18 excédent
excédent [ekseedã]〈m.〉1 overschot ⇒ teveel, overwicht♦voorbeelden:excédent de frais • meerkostenpayer cent francs d'excédent • honderd frank aan overwicht betalenexcédent de poids • over(ge)wichten excédent • te veel, overtolligbudget, balance en excédent • batig saldomoverschot, teveel -
19 fou
fou1 [foe]〈m.〉1 gek ⇒ dwaas, idioot, krankzinnige2 (hof)nar♦voorbeelden:maison de fous • gekkenhuisêtre fou furieux • razend van woede zijnfaire le fou • gek doen〈 spreekwoord〉 plus on est de fous, plus on rit • hoe meer zielen, hoe meer vreugd————————fou2 [foe],fol, folle [fol]1 gek ⇒ dwaas, idioot, krankzinnig3 enorm ⇒ krankzinnig veel, groot♦voorbeelden:fol qui s'y fie • dwaas die het gelooftfou à lier • stapelgekfou de • gek op, dol verliefd op, verzot opje ne suis pas assez fou pour te croire • ik ben niet zo gek je te geloven→ herbe2 aiguille folle • dol geworden naald, wijzerbalance folle • doorslaande weegschaalmèche folle • weerbarstige lokfou rire • slappe lachvierge folle • lichtzinnig vrouwtjeça fait un temps fou que je ne l'ai pas vue • ik heb haar al ontzettend lang niet gezienc'est fou ce que c'est cher • belachelijk zo duur als dat is1. m1) gek, dwaas2) nar3) loper [schaken]2. fou, fol, folleadj1) gek, krankzinnig3) enorm, groot4) wild [biologie]3. fou (de)adjdol verliefd, gek (op) -
20 pencher
pencher [pãsĵee]1 (over)hellen ⇒ schuin zijn, scheef hangen♦voorbeelden:→ balanceII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1. v1) (over)hellen, scheef hangen2. se pencherv1) zich buigen, zich bukken
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Balance — (de) … Kölsch Dialekt Lexikon
Balance — Bal ance (b[a^]l ans), n. [OE. balaunce, F. balance, fr. L. bilanx, bilancis, having two scales; bis twice (akin to E. two) + lanx plate, scale.] 1. An apparatus for weighing. [1913 Webster] Note: In its simplest form, a balance consists of a… … The Collaborative International Dictionary of English
balance — BALANCE. s. f. Instrument dont on se sert pour peser, composé de deux bassins de même poids, suspendus à un fléau. Balance juste. Fausse balance. Les bassins, les plats d une balance. La languette d une balance. Le fléau d une balance. Tenir la… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
balance — BALANCE. subst. f. Instrument à deux bassins servant à peser. Balance juste. fausse balance. les bassins de la balance. la languette de la balance. le fleau de la balance. tenir la balance juste. faire pencher la balance. On dit que, Le poids… … Dictionnaire de l'Académie française
Balance — Bal ance (b[a^]l ans), v. t. [imp. & p. p. {Balanced} (b[a^]l anst); p. pr. & vb. n. {Balancing} (b[a^]l an*s[i^]ng).] [From {Balance}, n.: cf. F. balancer.] 1. To bring to an equipoise, as the scales of a balance by adjusting the weights; to… … The Collaborative International Dictionary of English
balance — 1. The noun is about four centuries older than the verb, and has derived several figurative uses from its primary meaning of ‘an apparatus for weighing’, as for example in accounting (where the notion of balancing the books is ever present) and… … Modern English usage
balance — ► NOUN 1) an even distribution of weight ensuring stability. 2) mental or emotional stability. 3) a condition in which different elements are equal or in the correct proportions. 4) an apparatus for weighing, especially one with a beam and… … English terms dictionary
Balance — bezeichnet: Gleichgewicht (Physik), ein Gleichgewicht von entgegenwirkenden Kräften oder Aspekten oder einen Zustand der Ausgewogenheit Ausgeglichenheit Eigenschaften einer Datenstruktur; siehe Balancierter Baum Balance (Magazin), ein von der… … Deutsch Wikipedia
Balance — Saltar a navegación, búsqueda Balance puede referirse a: Balance (contabilidad), informe financiero que refleja la situación del patrimonio de una entidad en un momento determinado. Balance hídrico, el equilibrio entre todos los recursos hídricos … Wikipedia Español
balance — n 1 Balance, equilibrium, equipoise, poise, tension are comparable when denoting the stability or efficiency resulting from the equalization or exact adjustment of opposing forces. Balance suggests a steadiness that results when all parts are… … New Dictionary of Synonyms
balance — or Balance [bal′əns] n. [ME & OFr, prob. via ML < VL * bilancia < LL bilanx, having two scales < L bis, twice + lanx, a dish, scale < IE * elek , extended stem of base * el , to bend > ELBOW] 1. an instrument for weighing, esp. one … English World dictionary