-
1 balance
balance [baalãs]〈v.〉♦voorbeelden:mettre en balance deux choses • twee dingen tegen elkaar afwegenpeser dans la balance • gewicht in de schaal leggenf1) balans2) weegschaal3) evenwicht -
2 bilan
bilan [bielã]〈m.〉2 balans ⇒ overzicht, eindresultaat♦voorbeelden:déposer son bilan • zijn faillissement aanvragendresser, établir le bilan • de balans opmakenfaire le bilan de qc. • de balans van iets opmaken -
3 équilibre
équilibre [eekieliebr]〈m.〉♦voorbeelden:1 être, tenir en équilibre • in evenwicht verkeren, blijvenperdre l'équilibre • z'n evenwicht kwijtrakenm1) evenwicht, balans -
4 situation
situation [sietuu.aasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:situation financière • financiële positieêtre en situation de • in de gelegenheid zijn omf1) situatie2) ligging3) baan4) staat, balans [economie] -
5 balancer
balancer [baalãsee]1 schommelen ⇒ heen en weer wieg(el)en, wippen, bengelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (heen en weer) slingeren ⇒ zwaaien, wieg(el)en3 in evenwicht brengen ⇒ evenwichtig, regelmatig verdelen♦voorbeelden:balancer les hanches • met de heupen wiegenil a été balancé de l'usine • hij is uit de fabriek gegooid2 qu'est-ce qu'il m'a balancé! • wat heeft hij me niet allemaal naar het hoofd geslingerd!il y a des moments où j'ai envie de tout balancer • soms heb ik zin om de hele boel erbij neer te gooien1 schommelen ⇒ heen en weer, op en neer wippen♦voorbeelden:1. v1) schommelen2) aarzelen4) eruit gooien2. se balancerv1) schommelen -
6 couteau
couteau [koetoo]〈m.〉♦voorbeelden:1 couteau à cran d'arrêt • stiletto, springmescouteau à papier • vouwbeen, papiermescouteau de peintre • plamuurmescouteau pliant • knipmescouteau suisse • padvindersmesêtre à couteaux tirés • op voet van oorlog staancouteau à découper • voorsnijmesjouer du couteau • messen trekkenm -
7 équilibré
équilibre [eekieliebr]〈m.〉♦voorbeelden:1 être, tenir en équilibre • in evenwicht verkeren, blijvenperdre l'équilibre • z'n evenwicht kwijtrakenadjevenwichtig, stabiel -
8 plateau
plateau [plaatoo]〈m.〉1 (presenteer)blad ⇒ koffie-, theeblad♦voorbeelden:les hauts plateaux • het hooglandplateau d'un tourne-disques • draaitafel van een platenspelerm1) presenteerblad, dienblad2) plateau, hoogvlakte3) set [film]4) studio [tv]5) toneel [theater]6) schijf, boord [techniek] -
9 point
point1 [pwẽ]♦voorbeelden:(ne) point de … • geen …————————point2 [pwẽ]〈m.〉3 mate ⇒ staat, graad, moment4 punt ⇒ zaak, onderwerp, kwestie6 (brei-, naai)steek♦voorbeelden:points de suspension • gedachtepuntjes, puntje, puntje, puntjemettre le, un point final à qc. • ergens een punt achter zettenun point, c'est tout • punt uit, en daarmee basta→ misepoint de chute • plaats van inslagpoint d'eau • tappuntpoint d'impact • trefpuntpoint d'intersection • snijpunt, kruispunt, knooppunt 〈 van wegen〉point de mire • mikpuntpoint de section • snijpuntpoint de vue •〈zie ‘point de vue’〉les points cardinaux • de windstrekenc'est son point faible • dat is zijn zwakke puntl'affaire est au point mort • de zaak is vastgelopenmettre (le levier) au point mort • de versnelling in zijn vrij zetten3 à ce point (que) • in zodanige mate (dat), zo erg (dat)à tel point que, au point que 〈+ aantonende wijs, soms aanvoegende wijs〉 • zo zeer, zo veel datau point de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo zeer, zo veel datà quel point • hoe erg, hoe zeerau point où en sont les choses • zoals de zaken (ervoor) staanau dernier point, au plus haut point • uiterst, tot het uiterstenous en sommes toujours au même point • we zijn nog altijd even vermal en point • lelijk toegetakeld, in slechte staatêtre mal en point • er slecht aan toe zijn4 point de détail • detailkwestie, onbelangrijk puntpoint d'honneur • erezaakpoint de religion • gewetenszaakpoint critique • heet hangijzer, punt waar het om draaitde point en point • letterlijk, preciesde, en tout point, en tous points • in alle opzichten, op alle puntenun discours en trois points • een redevoering in drie delenpoint par point • punt voor puntsur ce point • wat dit betreftbattre aux points • op punten verslaanrendre des points à qn. • iemand punten voorgeven; 〈 figuurlijk〉sterk staan, in het voordeel zijn ten opzichte van iemandvainqueur aux points • winnaar op punten6 point de couture • stiksel, stiksteekpoint mousse • ribbelsteekpoints de suture • hechtingenpoints de tapisserie • borduurstekenfaire un point à • met een paar steken bij elkaar halen7 point d'attache • thuishaven, standplaatsfaire le point • 〈 van schip〉bestek opmaken, positie bepalen; 〈 figuurlijk〉de balans opmaken, inventariseren8 point de côté • steek, pijn in de zijpoint de côté • steek in de zijau point du jour • bij het krieken van de dagtomber à point • goed van pas komen, goed uitkomenà point • gaar, precies goedà point nommé • stipt op tijd, als geroepenêtre au point • in orde zijn, goed werkenêtre sur le point de • op het punt staan om (te)m1) punt2) stip3) mate, graad4) cijfer5) (brei-, naai)steek6) positie, standplaats7) steek [in de zij]8) (het) aanbreken [dag] -
10 balancer un compte
balancer un compte -
11 faire le bilan de qc.
faire le bilan de qc. -
12 faire le point
faire le point〈 van schip〉bestek opmaken, positie bepalen; 〈 figuurlijk〉de balans opmaken, inventariseren -
13 faire pencher la balance
faire pencher la balanceDictionnaire français-néerlandais > faire pencher la balance
-
14 le plateau d'une balance
le plateau d'une balanceDictionnaire français-néerlandais > le plateau d'une balance
-
15 pondération
-
16 pondérer
-
17 réévaluation
réévaluation [ree.eevaaluu.aasjõ]〈v.〉 -
18 réévaluer
réévaluer [ree.eevaaluu.ee]〈 werkwoord〉 -
19 solder
-
20 dresser, établir le bilan
dresser, établir le bilanDictionnaire français-néerlandais > dresser, établir le bilan
См. также в других словарях:
balans — BALÁNS, balansuri, s.n. 1. Mişcare de legănare a unui obiect; pendulare, balansare. 2. (În sintagmele) Balans al culorilor = reglare a semnalelor video ale unui sistem de televiziune în culori, pentru obţinerea reproducerii fidele a culorilor.… … Dicționar Român
balans — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mnż I, D. u, Mc. balanssie; lm M. e || y {{/stl 8}}{{stl 20}} {{/stl 20}}{{stl 12}}1. {{/stl 12}}{{stl 7}} przechylanie się w przeciwne strony, z zachowaniem równowagi ciała : {{/stl 7}}{{stl 10}}Wykonać balans ciałem.… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
balans — bàlans m DEFINICIJA 1. razg. a. ravnoteža između dviju protivnih sila ili utjecaja b. sila koja teži da proizvede ravnotežu 2. term. figura u plesu kad tijelo stoji na jednoj nozi 3. ekon. poravnavanje ukupnog iznosa dugova i potraživanja na… … Hrvatski jezični portal
balans — <fr.> 1. Mühasibatda: aktiv və passiv hesabların qalıqlarını göstərən və hər hansı bir təsərrüfat və ya müəssisənin müəyyən dövr ərzindəki maliyyə vəziyyətini əks etdirən ümumi cədvəl; gəlir və çıxarın müvazinəti. İllik balans. – <Mirzə… … Azərbaycan dilinin izahlı lüğəti
balans — is., Fr. balance Denge Birleşik Sözler balans ayarı balans pensi … Çağatay Osmanlı Sözlük
balans — • jämvikt, balans, stabilitet, utjämning • jämvikt, avvägning, ekvilibrium • fattning, självbehärskning, balans, måttfullhet, lugn … Svensk synonymlexikon
balans — m IV, D. u, Ms. balanssie; lm M. e 1. sport. «przechylanie, chwianie się z zachowaniem równowagi» Balans ciała. 2. sport. «drąg używany przez linoskoczków w celu łatwiejszego utrzymania równowagi; balansjer» 3. sport. «przyrząd gimnastyczny do… … Słownik języka polskiego
baláns — a m (ȃ) fin. ravnotežje, uravnoteženje: doseči balans proizvodnje in potrošnje … Slovar slovenskega knjižnega jezika
balans ayarı — is. Otomobilin sarsılmasını önlemek için, tekerleklere gereği kadar balans pensi denen kurşun parçası takarak denge sağlama işi … Çağatay Osmanlı Sözlük
baláns — s. n., pl. balánsuri … Romanian orthography
balans — s ( en, er) jämvikt … Clue 9 Svensk Ordbok