-
121 liqueur
liqueur [liekur]〈v.〉1 likeur♦voorbeelden:1 vin de liqueur • likeurwijn, zoete wijnliqueur digestive • digestiefliqueurs fortes • sterkedrankenprendre une (petite) liqueur • een borrel(tje) pakkenf1) likeur2) vocht -
122 lugubre
-
123 méchant
méchant [meesĵã]1 boos(aardig) ⇒ kwaad(aardig), hard, onaangenaam, gemeen2 slecht ⇒ waardeloos, erbarmelijk♦voorbeelden:être méchant comme le diable, la gale, un âne rouge • zo vals als een kat zijnce n'est pas bien méchant • daar steekt geen kwaad in〈 informeel〉 faire le méchant • driftig worden, zich verzetten→ chien1. m (f - méchante) 2. = méchante; méchantadj1) kwaadaardig, hard, gemeen2) slecht, waardeloos3) stout, ondeugend -
124 moelleux
moelleux [mwaaleu]2 lekker3 soepel♦voorbeelden:un vin moelleux • een volle en zachte wijnvoix moelleuse • zoetgevooisde stem= moelleuse; adj1) zacht2) lekker3) soepel -
125 montant
montant1 [mõtã]〈m.〉1 post 〈 deur〉 ⇒ stijl 〈 raam, ladder〉 ⇒ boom, paal 〈 tent〉 ⇒ stootboord 〈 trap〉 ⇒ 〈 sport en spel〉 doelpaal3 sterke, pikante geur, smaak♦voorbeelden:donner du montant à une sauce • een saus pittig kruiden————————montant2 [mõtã]1 stijgend ⇒ wassend, rijzend, stroomopwaarts varend♦voorbeelden:train montant • trein die naar Parijs gaat of terug naar het beginstation→ garde1. m1) post, stijl [deur, raam]2) boom, paal [tent]3) doelpaal [sport]4) totaalbedrag6) (het) klimmen [valk]2. adj1) stijgend, rijzend -
126 monter
monter1 [mõtee]〈m.〉————————monter2 [mõtee]2 instappen ⇒ opstappen, gaan (zitten) in, gaan (staan) op♦voorbeelden:monter sur, à un arbre • in een boom klimmenla mer monte • het wordt vloedle ton monte • het gesprek raakt verhitmonter de 10 pour cent • met 10 procent stijgenles larmes lui montaient aux yeux • de tranen schoten haar, hem in de ogenle vin lui monte à la tête • de wijn stijgt haar, hem naar het hoofdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bestijgen ⇒ beklimmen, opgaan3 naar boven brengen ⇒ omhoog halen, optrekken5 uitrusten ⇒ geheel voorzien van, inrichten6 plaats nemen in, op ⇒ instappen in♦voorbeelden:v1) klimmen, naar boven gaan2) instappen3) toenemen4) opstijgen6) paardrijden9) reiken (tot)10) bestijgen11) hoger plaatsen13) in elkaar zetten14) uitrusten, inrichten15) dekken [koe]16) opkloppen [eiwit]17) hoger stemmen [muziek]18) ophitsen -
127 pays
pays1 [pee.ie]〈m.〉1 land5 streek♦voorbeelden:pays membre • lidstaatpays en voie de développement • ontwikkelingslandpays donateur • donorlandhaut pays • hooglandpays plat, plat pays • laagland, vlaktecourir les pays, voir du pays • reizencourir le pays • stad en land aflopen4 un pays perdu • een uithoek, gatarriver de son pays, être bien de son pays • naïef zijnfaire voir du pays à qn. • iemand 't vuur na aan de schenen leggenêtre en pays de connaissance • op bekend terrein zijn————————pays2 [pee.ie],payse [pee.iez]〈m., v.〉1 streekgenoot, -genote ⇒ land-, stad-, dorpsgenootm1) land2) vaderland4) dorp, stadje -
128 pied
pied [pjee]〈m.〉2 voet ⇒ voeteneinde, onderkant, basis4 versvoet♦voorbeelden:1 de pied en cap • helemaal, van top tot teenmarcher en pieds de chaussettes • op kousenvoeten lopenavoir un pied dans la fosse, la tombe • met één been in het graf staanfaire le pied de grue • eindeloos staan wachtenfaire des pieds et des mains • hemel en aarde bewegenmettre les pieds dans le plat • een blunder begaanavoir les pieds sur terre • met beide benen op de grond staandes pieds à la tête • van top tot teenavoir bon pied, bon oeil • (nog, weer) helemaal in vorm zijn 〈 van bejaarde, herstellende〉de pied ferme • vastberadense lever du pied gauche, du mauvais pied • met het verkeerde been uit bed stappenpartir du pied gauche • zich (vastberaden) op weg begevenau pied levé • onvoorbereid, op stel en sprongavoir le pied marin • zeebenen hebbenpieds nus • blootsvoets, barrevoetspied plat • platvoetà pied sec • met droge voetenavoir pied • de bodem aanrakenavoir un pied qp. • ergens invloed hebbencasser les pieds à qn. • iemand aan z'n kop zeurenne pas savoir sur quel pied danser • niet weten waar men aan toe isfaire du pied à qn. • iemand met de voet een seintje geven; voetje vrijen met iemandcela lui fera les pieds • dat zal een lesje voor hem zijnlâcher pied • terrein verliezen, terugkrabbelenlever le pied • er (met het geld) vandoor gaanne pas se laisser marcher sur les pieds • zich niet op zijn kop laten zittenmettre le pied dehors • z'n neus buiten de deur stekenmettre les pieds qp. • ergens heengaan, komenmettre pied à terre • uitstappen, landen, afstijgenne plus pouvoir mettre un pied devant l'autre • geen stap meer kunnen verzettenperdre pied • geen vaste grond meer onder de voeten hebben 〈 ook figuurlijk〉; geen houvast meer hebbenremettre qn. sur pied • iemand weer op de been helpenne remuer ni pied ni patte • geen vin verroerentraîner les pieds • sloffenà pied • te voet, lopend〈 vulgair〉 je t'emmerde à pied, à cheval, en voiture! • je kan me verder de pot op!mettre qn. à pied • iemand de laan uitsturenpied à pied • voetje voor voetjesauter à pieds joints • hinkelen, springen met beide benen bij elkaaril ne sortira plus d'ici que les pieds en avant, devant • hij zal deze ruimte niet levend verlatenun portrait en pied • een portret ten voeten uit〈 figuurlijk〉 cela ne se trouve pas sous le pied d'un cheval • dat vind je niet op iedere straathoeksur pied • uit bed, op de beenmettre sur pied une affaire • een zaak op poten zettenpieds de céleri • selderijstengelsmettre qn. au pied du mur • iemand voor het blok zettenà pied d'oeuvre • klaar om te beginnenêtre à six pieds sous terre • zes voet diep onder grond liggen, dood en begraven zijnau pied de la lettre • in de letterlijke betekenis van het woordfaire un pied de nez • een lange neus makenpied de vigne • wijnstokau petit pied • in het klein(c'est) le pied! • (dat is) onwijs goed!il ne se mouche pas du pied • hij heeft nogal een hoge dunk van zichzelfse traîner aux pieds de qn. • iemand op z'n knieën smekenmettre sur le même pied • op één lijn stellenêtre traité sur le pied de • behandeld worden alssur un pied d' égalité • op voet van gelijkheidvivre sur un grand pied • op grote voet leven〈 informeel〉 comme un pied • heel slecht, waardeloosm1) voet2) versvoet
См. также в других словарях:
vin — [ vɛ̃ ] n. m. • Xe; lat. vinum 1 ♦ Boisson alcoolisée provenant de la fermentation du raisin. ⇒ œn(o) , vini , viti . Composition chimique du vin : eau (70 à 80%), substances minérales (soufre, phosphore, fer, cuivre … Encyclopédie Universelle
vin — (vin ; l n ne se lie pas : du vin excellent) s. m. 1° Liqueur alcoolique résultant de la fermentation du jus de raisin, et servant de boisson. Vin de Bourgogne. Vin loyal et marchand, vin de primeur, vin prompt à boire, vin de l arrière saison … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Vin de pays — ist ein französischer Landwein oder Tafelwein, an den sich eine bestimmte (geschützte) Herkunftsbezeichnung anschließt. Sein Geschmack variiert je nach Anbaugebiet. Seit 1973 wurden über 100 Zonen für Vin de Pays festgelegt, die meisten liegen in … Deutsch Wikipedia
Vin de Pays — est une appellationdénomination vinicole française créée par les décrets du 13 septembre 1968, et du 4 septembre 1979 (abrogé par le décret 2000 848 du 1er septembre 2000) dans le but de valoriser les très importantes productions qui n… … Wikipédia en Français
Vin rose — Vin rosé Le vin rosé ne possède pas de définition satisfaisante malgré de longs débats tant au niveau français qu international. En effet, si la législation européenne ou l Organisation internationale de la vigne et du vin donnent bien une… … Wikipédia en Français
vin — Vin. s. m. Liqueur propre à boire, que l on tire du raisin. Vin blanc. vin paillet. vin gris. vin couleur d oeil de perdrix. vin clairet. vin rouge. vin rosé. vin doux. vin bourru. vin qui n a point cuvé. vin excellent. vin exquis. de puissant… … Dictionnaire de l'Académie française
Vin de Champagne — Pour les articles homonymes, voir Champagne. Champagne … Wikipédia en Français
Vin de champagne — Pour les articles homonymes, voir Champagne. Champagne … Wikipédia en Français
vin — Vin, m. monosyll. Est la liqueur des raisins apres qu ils sont foulez ou pressurez. Car au paravant cela on l appelle Moust, par distinction d aþvec le moust devenu plus clair et faict vin, qui est la difference que Pliþne semble avoir donné à… … Thresor de la langue françoyse
Vin doux — naturel Le muscat à petits grains Un des principaux cépages producteurs de vins doux naturels Les vins doux sont obtenus traditionnellement par opération de mutage qui consiste à apporter un supplément d alcool vinique neutre sur le moût de… … Wikipédia en Français
Vin jaune (AOC) — Pour l’article homonyme, voir Vin jaune (Chine). Vignoble du Jura … Wikipédia en Français