-
1 doorzeuren
1 rabâcher♦voorbeelden:hij zeurt maar door over zijn kwalen • il me rebat les oreilles de ses maladies -
2 doorzeuren
♦voorbeelden: -
3 doorzeuren
v. keep on nagging -
4 de pijn bleef maar doorzeuren
de pijn bleef maar doorzeuren -
5 niggle
v. beuzelen; tutten; muggenziften; vitten; doorzeuren[ nigl]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vitten/kankeren op -
6 pick over
-
7 drängeln
drängeln〈 informeel〉♦voorbeelden:2 so lange drängeln, bis • zo lang blijven zeuren, totII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 bumble
-
9 drone on
-
10 go on about
go on about -
11 go on
doorgaango on1 voortgaan/duren 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ doorgaan (met), aanhouden3 verstrijken ⇒ verlopen, voorbijgaan7 schelden ⇒ uitvaren, tekeergaan♦voorbeelden:1 he went on to say that • hij zei vervolgens/voegde er nog aan toe dat5 what's going on? • wat is er aan de hand?what goes on? • wat scheelt je?, wat is er?be going on for eighty • tegen de tachtig lopengo on (with you)! • ach man!, ga toch fietsen!II 〈werkwoord + voorzetsel〉1 zich baseren op ⇒ afgaan op, zich laten leiden door♦voorbeelden:————————go onbesteed worden/gespendeerd worden aan————————go on -
12 harp on about something
harp on about something -
13 harp on
harp on[ ha:p on]♦voorbeelden: -
14 linger
v. treuzelen, blijven hangen, dralen, niet opschieten, talmen[ linggə]♦voorbeelden: -
15 once he gets started he rambles on
once he gets started he rambles onwanneer hij eenmaal begonnen is, blijft hij maar doorzeurenEnglish-Dutch dictionary > once he gets started he rambles on
-
16 pick
n. pikhouweel--------v. uitzoeken; plukken; ophangen; uittrekkenpick1[ pik]1 keus♦voorbeelden:————————pick21 (zorgvuldig) kiezen ⇒ selecteren, uitzoeken4 met kleine hapjes eten ⇒ peuzelen/knabbelen (aan)♦voorbeelden:pick the winner • op het winnende paard weddenpick one's words • zijn woorden wikken en wegenpick and choose • kieskeurig zijnpick at • plukken/peuteren aan; vitten/hakken oppick on • vitten/afgeven op→ pick up pick up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 the play was picked apart by the critics • de critici lieten geen spaan heel van het stuk -
17 ramble
n. zwerftocht--------v. zwervenramble1[ ræmbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zwerftocht ⇒ wandeltocht, uitstapje————————ramble2〈 werkwoord〉1 dwalen ⇒ zwerven, trekken♦voorbeelden:2 once he gets started he rambles on • wanneer hij eenmaal begonnen is, blijft hij maar doorzeuren -
18 to keep bumbling on about something
to keep bumbling on about somethingEnglish-Dutch dictionary > to keep bumbling on about something
-
19 gloser
gloser [gloozee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
20 tartiner
- 1
- 2