-
1 zij
zij1〈de〉→ link=zijde zijde————————zij22 [3e persoon meervoud] ils 〈m., meervoud〉⇒ elles 〈v., meervoud〉 〈met nadruk; m., meervoud〉 eux, ils …⇒ ils …, eux, ce sont eux qui 〈v., meervoud〉 elles, elles …,⇒ elles …, elles, ce sont elles qui♦voorbeelden:2 jullie zingen en zij begeleiden jullie • vous, vous chantez et eux, ils vous accompagnent〈 met nadruk〉 zij hebben het gedaan • ce sont eux, elles qui l'ont fait -
2 hen
hen1〈de〉————————hen21 [afhangend van werkwoord] 〈 lijdend voorwerp〉 les; 〈 meewerkend voorwerp〉 leur; 〈 na voorzetsel, met nadruk〉 eux 〈m., meervoud〉, elles 〈v., meervoud〉♦voorbeelden:geef dat boek niet aan hen • ne leur donne pas ce livreik luister naar hen • je les écoutehen nodig je nooit uit • tu ne les invites jamais, eux, ellesspreek tegen hen • parle-leurhen verwijt je nooit wat • tu ne leur reproches jamais rien, à eux, à ellesik wil je graag aan hen voorstellen • j'aimerais te présenter à eux, à ellesik wil hen graag aan jou voorstellen • j'aimerais te les présenterdie van hen • le leur, la leur, les leurs -
3 hieronder
1 [onder deze plaats] en-dessous2 [verderop] plus loin3 [onder het genoemde] en cela4 [zich erbij bevindend] parmi eux, elles♦voorbeelden:3 hieronder versta ik … • j'entends par là …4 hieronder zijn veel personen van naam • parmi eux, il y a de nombreuses personnes renommées -
4 elkaar
vnse, l'un (à, de, etc) l'autre, réciproquement, entre eux -
5 hen
1. vpoule f2. vnles, leur, eux m pl, elles f pl -
6 bitumineus
1 bitum(in)eux, bitum(in)euse -
7 boel
boel1〈de〉♦voorbeelden:de (hele) boel erbij neergooien • tout envoyer promenerde boel de boel laten • laisser les choses comme elles sontzijn boeltje pakken • prendre ses cliques et ses claqueslaat de boel maar waaien • et vogue la galèrede boel aan kant maken • mettre de l'ordreer kwamen een boel reacties los • il y eut une foule de réactionseen boel geleerd hebben • avoir beaucoup appriswat een ongeordende boel is dat hier! • quel désordre!het is er een saaie, dooie boel • on y crève d'ennuihet is bij hen een vrijgevochten boel • chez eux c'est la pagaille totalede boel platleggen • faire la grèvede boel verzieken • tout faire foirerde boel aan de gang brengen • mener la dansede boel in de war sturen • brouiller les cartes————————boel2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
8 boteren
-
9 daar is hij maar een kleine jongen bij
daar is hij maar een kleine jongen bijà côté d'eux, il ne fait pas le poidsDeens-Russisch woordenboek > daar is hij maar een kleine jongen bij
-
10 daaronder
-
11 daartussen
-
12 de feiten spreken voor zichzelf
de feiten spreken voor zichzelfDeens-Russisch woordenboek > de feiten spreken voor zichzelf
-
13 de relatie van deze feiten tot elkaar
de relatie van deze feiten tot elkaarDeens-Russisch woordenboek > de relatie van deze feiten tot elkaar
-
14 die verwijten laten ze langs hun koude kleren afglijden
die verwijten laten ze langs hun koude kleren afglijdenDeens-Russisch woordenboek > die verwijten laten ze langs hun koude kleren afglijden
-
15 dik
2 [van aanzienlijke omvang] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 gros/grosse♦voorbeelden:een dikke mist • un brouillard épaisdik gezaaid • semé druhet er dik bovenop leggen • forcer la dosehet ligt er dik bovenop • ça crève les yeuxdat zit er dik in • il n'y a pas l'ombre d'un doutedik in iets zitten • avoir qc. en abondanceeen dik uur • plus d'une heureeen dikke voldoende • largement la moyennedik tevreden (zijn) • (être) très satisfaitiemand dik verslaan • battre qn. de loineen dikke tien jaar geleden • il y a largement dix ans't is dik in orde • pas de problèmesdat komt dik voor elkaar, mekaar! • sans problèmes!5 dikke vrienden, maatjes zijn • être très ami(s) (avec qn.)het is dik aan tussen hen • c'est le grand amour entre euxdik doen • faire l'importantdik gekleed zijn • être habillé chaudementzich dik maken (over iets) • se faire du mauvais sangzich niet dik maken • ne pas s'en faire -
16 doen
doen1〈 het〉♦voorbeelden:¶ iemands doen en laten • les faits et gestes de qn.uit zijn gewone doen zijn • ne pas être dans son assiettein goeden doen zijn • vivre dans l'aisanceergens mee van doen hebben • avoir à voir dans qc.voor hun doen • pour euxdat is geen doen • ça n'est pas faisable————————doen21 [algemeen] faire2 [ergens plaatsen; ook m.b.t. tijdsduur] mettre3 [+ het][gewenste (uit)werking hebben] faire♦voorbeelden:1 iemand iets cadeau doen • faire cadeau de qc. à qn.die toeristen deden Europa in 7 dagen • ces touristes ont fait l'Europe en 7 joursze doet het erom • elle le fait exprèsde kamer doen • faire le ménageeen oproep doen • faire un appelgewichtig doen • faire l'importantiemand doen begrijpen dat … • faire comprendre à qn. que …wat heeft dat kind gedaan? • qu'est-ce qu'il a fait de mal, ce petit?het is met hem gedaan • c'en est fait de luinu is het gedaan • c'est la fin de toutiets gedaan weten te krijgen • obtenir qc. (de qn.)als je het dan toch moet doen … • tant qu'à faire …roken doet hij niet • il ne fume pasdoen toenemen • augmenterdat wordt altijd zo gedaan • c'est l'habitudedat doet men niet • cela ne se fait pasik doe het • d'accordhet deed me niets • ça ne m'a rien faitwat doet die man (voor de kost)? • que fait cet homme (dans la vie)?moet je wat doen? • tu dois aller quelque part?zo'n ervaring doet je wat • une expérience comme ça, ça (te) fait quelque choseal doende leert men • en faisant, on apprendwat moet ik daarmee doen? • qu'est-ce que vous voulez que j'en fasse?u zou er beter aan doen uw mond te houden • vous feriez mieux de vous taireik doe er twee uur over • je mets deux heures (à <+ onbepaalde wijs>); 〈m.b.t. werk ook〉 je le fais en deux heureszout erbij doen • ajouter du seldat doet mij goed • cela me fait du bienheb ik daar kwaad aan gedaan? • est-ce que j'ai mal fait?lief doen • se montrer aimablehij heeft het meer gedaan • il n'en est pas à son coup d'essaizij deed niets dan praten • elle n'a fait que parlerverstandig doen • agir de façon raisonnablevreemd doen • avoir un comportement bizarrehij zingt beter dan hij vroeger deed • il chante mieux qu'avantzij doen niets aan hun geloof • ils ne sont pas pratiquantsaan de slanke lijn doen • faire un régime (amaigrissant)aan sport doen • faire du sporthij doet in textiel • il est dans le textilehij doet lang over dat boek • il met du temps à lire ce livreveel te doen hebben • avoir beaucoup à fairein die stad is veel te doen • dans cette ville on peut faire un tas de chosesniet weten wat te doen • ne savoir que fairedat is te doen • c'est faisableer is veel over te doen geweest • cela a fait du bruitkunt u iets voor hem doen? • pouvez-vous (faire) qc. pour lui?je doet maar! • (tu) fais ce que tu veux!2 iets in zijn zak doen • mettre qc. dans sa pochedie poster doet het daar goed • cette affiche fait bien à cet endroithet zijn onze programma's die het hem doen • c'est la qualité de nos programmes qui fait notre succèsde kleur doet het hem • tout est dans la couleurik doe het ermee • avec ça, j'arrive à m'en tirerhij kan het ermee doen • ça lui apprendrahet moeten doen met … • devoir se contenter de …ik kan er niets aan doen • je n'y peux rienkan ik er iets aan doen! • qu'est-ce que tu veux que j'y fasse!er het zwijgen toe doen • préférer se tairedat doet er niets toe • cela ne fait rienmet iemand te doen hebben • 〈 ruzie〉 avoir un compte à régler avec qn.; 〈 medelijden〉 avoir pitié de qn.met iemand te doen krijgen • avoir affaire à qn.het is hem te doen om • ce qu'il veut, c'esthet is me niet om het geld te doen • ce n'est pas pour ce que ça me rapportezich aan iets te goed doen • se régaler de qc. 〈 ook figuurlijk〉 -
17 drietjes
-
18 een treffend verschil tussen hen
een treffend verschil tussen henDeens-Russisch woordenboek > een treffend verschil tussen hen
-
19 een van hen
een van hen -
20 een
een11 un, une♦voorbeelden:een zijn met • faire corps avec————————een21 un, une♦voorbeelden:je bent me er (ook) een! • tu es un drôle de numéro!als er een is, die het kan, dan is hij het • s'il y en a un qui en est capable, c'est bien lui————————een3I 〈hoofdtelwoord; met klemtoon〉1 un, une♦voorbeelden:dat is een! • et d'un(e)!elke stem is er een • chaque voix compteeen en dezelfde persoon • une seule et même personneniet één heeft er iets over gezegd • pas un(e) n'en a parléhet is bij enen • il est près d'une heureop één dag • le même jourtien tegen een dat • il y a gros à parier quehonderd tegen een! • je te le parie à cent contre un!een van tweeën • de deux choses l'uneeen van hen • l'un(e) d'entre eux (d'entre elles)een voor een • un(e) à un(e)de een nog mooier dan de ander • tous plus beaux les uns que les autres, toutes plus belles les unes que les autreseen een voor wiskunde • un un (sur dix) en mathsmen kan het ene doen en het andere niet laten • on peut faire les deuxde een of ander • quelqu'un(het) een en ander • des choses et d'autreswij hebben het een en ander besproken • nous avons abordé plusieurs sujetsniet om het een of ander • ce n'est pas pour direhet is het een of het ander • de deux choses l'une→ link=komen komenII 〈rangtelwoord; met klemtoon〉♦voorbeelden:bladzijde een • page unIII 〈lidwoord; zonder klemtoon〉1 [onbepaald]un, une2 [m.b.t. de hele soort]le, la3 [ongeveer] environ♦voorbeelden:1 een man, een vrouw, een kind • un homme, une femme, un(e) enfanteen meneer A. • un (certain) monsieur A.een uur of drie • environ trois heureseen duizend gulden • environ mille florins→ link=dag dag¶ het kost me een geld! • cela me coûte les yeux de la tête!een mensen dat er waren! • il y avait un monde fou!wat een mensen! • 〈 hoeveelheid〉 quelle foule!wat een geldverspilling! • quel gaspillage!
См. также в других словарях:
eux — [ ø ] pron. pers. 3e pers. masc. plur. • Xe; lat. illos ♦ Pronom complément prépositionnel, forme tonique correspondant à ils (⇒ il), pluriel de lui (⇒ lui). Je vis avec eux, chez eux. J ai confiance en eux. C est à eux de parler. L un d eux, l… … Encyclopédie Universelle
-eux — ⇒ EUX, EUSE, suff. [Suff. formateur d adj. à partir de subst.] A. [L adj. dér. a pour base un subst. désignant une chose concr.] 1. L adj. signifie « qui est de la substance désignée par la base, qui produit la substance désignée par la base » :… … Encyclopédie Universelle
eux — 1. (eû ; l x se lie : eû z et nous) plur. masc. du pronom il, lui. 1° Il s emploie comme régime de préposition. C est à eux qu il faut vous adresser. Il est question d eux. • Le plus considérable d eux tous était le fameux Milon, Exil de… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Eux Stocke — Eux Stocké, Portraitfoto im Ratssaal des Sturmfederschen Schlosses (Dirmstein) Eux (Eugenius) Stocké (* 27. Juni 1895 in Dirmstein; † 3. März 1992 in Rödental bei Coburg) war ein deutscher Unternehmer, de … Deutsch Wikipedia
EUX.TV — EUX.TV, the Europe channel, is an independent digital multi lingual television station that covers European Union (EU) affairs from Brussels.EUX TV s main difussion media in via its [http://eux.tv website] and [http://youtube.com/euxtv YouTube] … Wikipedia
eux — eux·e·nite; eux·ine; eux·in·ic; … English syllables
Eux Stocké — Eux (Eugenius) Stocké (* 27. Juni 1895 in Dirmstein; † 3. März 1992 in Rödental bei Coburg) war ein deutscher Unternehmer, der sich als Mäzen in den Bereichen Sport und Kultur engagierte. Leben … Deutsch Wikipedia
EUX — (el. eux) (fork. for erhvervsuddannelseseksamen) … Dansk ordbog
eux — (el. EUX) (fork. for erhvervsuddannelseseksamen) … Dansk ordbog
eux|e|nite — «YOOK suh nyt», noun. a brownish black mineral found in Norway, containing yttrium, columbium, titanium, uranium, and other elements. ╂[< Greek eúxenos hospitable (< eu good + xénos stranger) + English ite1 (from its numerous constituents)] … Useful english dictionary
Eux|ine — «YOOK sihn», adjective, noun. –adj. of or having to do with the Black Sea, the sea between Europe and the Middle East. –n. an ancient name for the Black Sea. ╂[< Latin (Pontus) Euxinus friendly (Sea) < Greek eúxenos hospitable < eu good… … Useful english dictionary