-
1 medelijden
♦voorbeelden:heb medelijden (met) • have mercy (upon)om medelijden mee te hebben • pitiable, to be pitiedmedelijden met iemand/zichzelf hebben • feel sorry for someone/oneselfwe kregen medelijden met hem • we began to feel sorry for himiemand uit medelijden helpen • help someone out of pityzonder medelijden • merciless -
2 medelijden
♦voorbeelden:medelijden krijgen met iemand • prendre qn. en pitiémedelijden wekken • faire pitiémedelijden met iemand hebben • avoir pitié de qn.uit medelijden (met) • par pitié (pour) -
3 medelijden
жалость, сострадание, сочувствие); соболезнование* * *oжалость ж, сочувствие с; соболезнование сmédelijden hébben met iem. — сочувствовать кому-л.
uit médelijden — из сострадания, из жалости
* * *сущ.общ. жалость, соболезнование, сострадание, сочувствие -
4 medelijden
I.hetMitgefühl nII.hetMitleid n -
5 medelijden
n. compassion, pity, sympathy, commiseration, remorse, Ruth, pathos -
6 medelijden
opitié f -
7 medelijden
acıma s -
8 medelijden
apitoiement, compassion, pitié -
9 medelijden
kompashon, kondolensia, piedat -
10 medelijden krijgen met iemand
medelijden krijgen met iemandprendre qn. en pitié -
11 medelijden met iemand hebben
medelijden met iemand hebbenavoir pitié de qn. -
12 medelijden wekken
medelijden wekken -
13 medelijden met iemand/zichzelf hebben
medelijden met iemand/zichzelf hebbenfeel sorry for someone/oneselfVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > medelijden met iemand/zichzelf hebben
-
14 medelijden hebben
сущ.общ. сочувствовать (met-чему-л.) -
15 medelijden hebben met
bemitleiden -
16 medelijden opwekken
Mitleid erregen -
17 medelijden hebben
v. pity, take pity, sympathize, have mercy, commiserate -
18 medelijden tonen
v. pity -
19 medelijden hebben met
(-e) acımak -
20 medelijden hebben
avoir pitié, compatir, plaindre, s'apitoyer
См. также в других словарях:
medelijden — saar ati … Woordenlijst Sranan
medelijden hebben met — saari … Woordenlijst Sranan
Bettler — 1. Am Tag ein Bettler, zu Nachts ein Dieb. – Sailer, 199; Simrock, 1032. 2. An ringen Bedler, thiar egh ian dör amgungkân. (Nordfries.) – Firmenich, III, 5, 65. Ein schlechter Bettler, der nicht eine Thür umgehen, meiden kann. 3. Au der mis… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon