-
21 aufzäumen
aufzäumen♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 man soll das Pferd nicht am Schwanz aufzäumen • ±imen moet het paard niet achter de wagen spannen/i -
22 ausreiten
ausreitenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:zur Jagd ausreiten • op jacht gaan♦voorbeelden: -
23 ausschlagen
ausschlagen3 〈haben/sein〉uitlopen, uitschieten♦voorbeelden:4 zum Guten ausschlagen • goed aflopen, een wending ten goede nemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jemandes Hand ausschlagen • iemands huwelijksaanzoek afwijzen4 mit Samt, Seide ausschlagen • met fluweel, zijde stofferen, bekleden5 ein Loch in Pappe ausschlagen • een gaatje in karton slaan, maken -
24 durchreiten
durchreiten11 te paard rijden door, langsII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door-, open-, stukrijden♦voorbeelden:————————durchreiten2 -
25 fallen
fallen7 ten deel, te beurt vallen♦voorbeelden:1 einen Plan fallen lassen • een plan laten varen, opgeven〈 figuurlijk〉 jemanden fallen lassen • iemand laten vallen, iemand niet langer steunenüber etwas, jemanden kein Wort fallen • over iets, iemand met geen woord reppendas Haar fiel ihr bis auf die Schultern • haar haar viel tot op haar schoudersim Fallen • al vallendeinem Pferd in die Zügel fallen • een paard bij de teugels grijpendas fällt unter das neue Gesetz • dat valt onder de nieuwe wetsich zu Tode fallen • doodvallenim Preis fallen • in prijs dalendie meiste Arbeit fiel auf ihn • hij kreeg het meeste werk te verrichten〈 spreekwoord〉 wenn das Kind in den Brunnen gefallen ist, deckt man ihn zu • als het kalf verdronken is, dempt men de put〈 spreekwoord〉 wer andern eine Grube gräbt, fällt selbst hinein • wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in -
26 herumwerfen
herumwerfen♦voorbeelden: -
27 lahmen
lahmen1 hinken, mank zijn, gaan ⇒ kreupel zijn♦voorbeelden:1 lahmend gehen • hinken, mank gaan, zijndas Pferd lahmt an, auf der Hinterhand • het paard hinkt met, aan zijn achterhand -
28 lenken
lenken♦voorbeelden:2 einen Staat lenken • een staat besturen, leiden, regerengelenkte Wirtschaft • geleide economiedieses Kind lässt sich schwer lenken • dit kind is moeilijk handelbaar -
29 schwingen
schwingenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben/sein〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 Fahnen schwingen • vaandel-, vendelzwaaien♦voorbeelden: -
30 steigen
steigen1 stijgen, klimmen ⇒ de hoogte ingaan; toenemen, rijzen♦voorbeelden:1 aufwärts steigen • omhooggaan, stijgenauf einen Baum steigen • in een boom klimmenauf einen Berg steigen • een berg bestijgen, beklimmenauf 20 Grad steigen • oplopen tot 20 gradenaufs Pferd steigen • het paard bestijgen, opzittenim Steigen sein • stijgende zijn, in stijgende lijn gaanein Geruch stieg ihm in die Nase • een geur drong, kwam in zijn neusum ein Prozent steigen • (met) één procent stijgenvom Turm steigen • van de toren naar beneden komenaus dem Auto steigen • uit de auto stappenin den Bus steigen • in de bus stappenin den Keller steigen • de kelder ingaan3 hier steigt eine Fete • hier wordt een fuif, feestje gehoudeneine Fete steigen lassen • een feestje bouwen -
31 verfallen
verfallen♦voorbeelden:der Verzweiflung verfallen • de wanhoop ten prooi vallenjemandes Zauber verfallen • onder iemands bekoring komen -
32 zuschanden
zuschanden, bzu Schanden/b♦voorbeelden:1 sich zuschanden arbeiten • zich dood-, kapotwerkenein Pferd zuschanden reiten • een paard afjakkerenall seine Vorsätze wurden zuschanden • van al zijn voornemens kwam niets terecht -
33 zügeln
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pferd — stammt von spätlat. paraverēdus „Extrapostpferd“ ab und steht für: Pferde oder Einhufer (Equidae), eine Säugetierfamilie aus der Ordnung der Unpaarhufer und eine Säugetiergattung aus der Familie der Equiden Wildpferd (Equus ferus), eine Art der… … Deutsch Wikipedia
Pferd [1] — Pferd, 1) (Equus), einzige Gattung aus der Familie der einhufigen Thiere; oben u. unten sechs Vorderzähne, 24 Backenzähne mit viereckiger Krone u. Schmelzplättchen; bei dem Hengst sind noch (bei der Stute sehr selten) oben u. unten zwei… … Pierer's Universal-Lexikon
Pferd — Sn std. (9. Jh.), mhd. pfert, phärit, pherfrit u.ä., spahd. pfarifrit, mndd. perde Entlehnung. Zunächst Kurierpferd, Postpferd , in neuerer Zeit verallgemeinert. Früh entlehnt aus ml. paraveredus, eigentlich Beipferd zum Postpferd (ml. verēdus)… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Pferd [2] — Pferd (Kleines P., Pferdchen), Sternbild, auf Sternkarten nur durch Hals u. Kopf bezeichnet, steht in verkehrter Stellung zwischen dem Delphin u. dem Medusenpferde nördlich über dem Wassermann u. am Äquator, ein Stern zweiter, dritter u. vierter… … Pierer's Universal-Lexikon
Pferd — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Bsp.: • Kannst du (auf einem Pferd) reiten? • Es gibt hundert Pferde. • Reitest du gerne auf Pferden? … Deutsch Wörterbuch
Pferd [3] — Pferd, 1) so v.w. Tau, besonders dasjenige, welches unter der Rah befestigt ist, u. worauf die Matrosen stehen u. sich gegen die Rah lehnen, wenn sie die Segel beschlagen, d.h. die Ringe an den Segeln einziehen; 2) bes. Art Seil bei einer… … Pierer's Universal-Lexikon
Pferd [1] — Pferd (Kleines P., Füllen, Equuleus), Sternbild, s. Füllen … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Pferd [2] — Pferd, ein Turngerät von pferdähnlicher Form. Lange vor dem Aufkommen der Turnkunst und schon im Altertum waren Nachbildungen des lebendigen Pferdes im Gebrauch zu Vorübungen des Reitens, insbes. des Auf und Absitzens; so bei der römischen… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Pferd — (Equus), Gattung Säugethiere aus der Ordnung der Einhufer, mit nur einer Zehe an jedem Fuß mit breitem Hufe, im Nacken eine Mähne. Das P., Roß (E. caballus), eines der edelsten Thiere, kräftig und mit dem schönsten Ebenmaß der Glieder, stammt aus … Herders Conversations-Lexikon
Pferd — Pferd: Der Name des Reit und Zugtieres führt über verschiedene Zwischenformen (mhd. pfert, pfärt, pfärit, pfärvrit, ahd. pfärfrit, pfarifrit) auf mlat. para veredus »Kurierpferd (auf Nebenlinien)« zurück, eine Bildung mit dem griech. Präfix para… … Das Herkunftswörterbuch