-
1 aus etwas nicht klug werden
aus etwas nicht klug werdenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > aus etwas nicht klug werden
-
2 gegen etwas stumpf werden
gegen etwas stumpf werdenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > gegen etwas stumpf werden
-
3 zu etwas vergattert werden
zu etwas vergattert werdenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > zu etwas vergattert werden
-
4 fertig
fertig1 klaar, gereed♦voorbeelden:es nicht fertig bringen, ein Tier zu töten • het niet over zich kunnen verkrijgen een dier te dodendas Gemüse muss noch fertig kochen • de groente moet nog gaar kokenetwas fertig kochen • (straks) klaar zijn met het koken van ietssich zum Essen fertig machen • zich voor het eten klaarmakendie Koffer fertig packen • de koffers klaarmakennicht fertig werden können zu erzählen • niet uitverteld rakenschnell fertig sein mit seinen Antworten • niet om een antwoord verlegen zijnmit einem Erlebnis fertig werden • een belevenis verwerkenmit einem Problem fertig werden • een probleem aankunnenfertig zum Abfahren • klaar om te vertrekkendu gehst nicht dahin, (und) fertig! • je gaat er niet heen, en hiermee basta!eine fertige Hand • een vaardige handetwas fertig bringen, 〈 informeel〉 bekommen, kriegen • (a) klaarkrijgen, af krijgen; (b) klaarkrijgen, voor elkaar krijgen3 jemanden fertig machen • (a) iemand afmaken, murw maken, uitputten; (b) op zijn nummer zetten • (c) af-, kapotmaken, ombrengender Lärm macht mich noch ganz fertig! • ik word stapelgek van dat lawaai!mit den Nerven fertig sein • een zenuwinzinking nabij zijn -
5 bekannt
bekannt♦voorbeelden:1 etwas bekannt geben • bekendmaken, verklarenjemandem etwas bekannt geben • iemand iets me(d)edelen, iemand op de hoogte brengen van ietsich machte ihn mit ihr bekannt • ik stelde hem aan haar voordarf ich bekannt machen? • mag ik voorstellen?etwas bekannt machen • iets bekendmaken, me(d)edelenich habe ihn mit der Regelung bekannt gemacht • ik heb hem van de regeling in kennis gesteldmit jemandem bekannt werden • met iemand kennis maken, iemand leren kennensie sind gut (miteinander) bekannt • ze kennen elkaar goed -
6 satt
4 zelfvoldaan, zelfgenoegzaam5 genoeg, zat♦voorbeelden:1 sich satt essen • eten tot men verzadigd is, genoeg etenein Baby nicht satt kriegen • de honger van een baby niet kunnen stillendas macht satt • dat vult〈 informeel〉 jemanden, etwas satt haben • iemand, iets moe, zat zijneine satte Million • een dik, goed miljoenein sattes Rot • een dieprode kleur -
7 faul
4 nalatig, talmend, traag♦voorbeelden:〈 mijnwezen〉 faules Gestein • bros, brokkelig gesteentefaul riechen • onfris ruiken〈 informeel〉 er, nicht faul, antwortete, … • hij antwoordde zonder dralen, snel reagerend …〈 spreekwoord〉 abends werden die Faulen fleißig • tegen de avond en de noen heeft de luiaard meest te doen3 faule Aktien • onzekere, waardeloze aandelenfaule Ausreden • smoesjesein fauler Friede • een onzekere vrede, schijnvredeein fauler Wechsel • een ongedekte wisselfaule Witze • flauwe moppenan dieser Sache ist etwas faul • aan deze zaak zit een luchtjeetwas ist faul im Staate Dänemark • er is iets niet in orde4 faule Kunden, Zahler • nalatige klanten, betalers -
8 gut
〈 besser, (am) best(en)〉♦voorbeelden:gut die Hälfte • ruim de helftein gutes Stück • een heel stuk, heel, aardig watein gut aussehender Mann • een knappe mangut befreundet sein • goede, dikke vrienden zijngut gelaunt • goedgehumeurdgut gemeint • welgemeend, goed bedoeldjemandem gut gesinnt sein • iemand goed-, welgezind zijngut situiert sein • goed gesitueerd, in goede doen zijngut unterrichtete Kreise • welingelichte kringenihm, mir geht es gut • met hem, mij gaat het goedes sich 〈 3e naamval〉 gut gehen lassen • het ervan nemen, pakkenlass es dir gut gehen! • het beste (ermee)!, het ga je goed!du hast gut lachen! • jij kunt makkelijk lachen!hier ist gut leben, sein • hier is het goed toeven, leef je aangenaam〈 figuurlijk〉 gut liegen • er goed voor, op staanmachs gut! • het beste (ermee)!schlaf gut! • welterusten!mir ist nicht gut • ik voel me niet goed, niet (erg) lekkereinander wieder gut sein • weer goede vrienden zijnes gut sein lassen • het erbij laten, het wel gelovenjemandem, einer Sache gut tun • iemand, iets goeddoenGutes tun • een goede daad, goede daden verrichtenes wird alles noch, schon wieder gut werden • het zal allemaal wel goed aflopen〈informeel; ironisch〉 das kann ja gut werden! • dat kan nog leuk worden!, dat belooft wat!alles Gute! • het beste (ermee)!ich ahne nichts Gutes • ik verwacht, voorzie niet veel goedses hat alles sein Gutes • alles heeft zijn goede kantendes Guten zu viel • te veel van het goedealso gut!, nun gut! • nou goed dan!, okay!du bist gut daran! • jij staat er goed voor, jij bent goed af!schon gut! • goed, goed!, het is (al) goed!dafür bin ich mir zu gut • daar voel ik me te goed voorim Guten • vriendschappelijk, in der minnejenseits von gut und böse • boven het goede en kwade verheven, zonder rekening te houden met de moraaletwas zum Guten lenken • iets ten goede kerenes ist alles wieder gut zwischen uns • het is weer koek en ei tussen onsgut und gern • (zeker) wel, zekeralles gut und schön, aber … • alles goed en wel, maar …so gut wie sicher • zo goed als zekerso gut wie möglich • zo goed mogelijkim Guten wie im Bösen • goedschiks of kwaadschiks -
9 klug
〈 klüger, (am) klügst(en)〉1 verstandig, intelligent, schrander♦voorbeelden:aus jemandem nicht klug werden • iemand niet doorzien¶ 〈informeel; pejoratief〉 klug reden • alles beter (willen) weten, betweterig zijn -
10 leid
♦voorbeelden:1 eine Sache leid sein, werden • iets beu zijn, moe, beu wordenjemanden leid sein, werden • iemand moe zijn, genoeg hebben van iemandetwas ist, wird jemandem leid • (a) iemand is, wordt iets beu; (b) iemand heeft, krijgt spijt van ietslass es dir nicht leid sein! • zit er niet over in!mir ist es leid um das Geld • ik vind het zonde van het geld -
11 sehen
sehen♦voorbeelden:1 lass sehen! • laat eens zien!lass mich sehen! • laat mij eens kijken!sich sehen lassen können • gezien mogen wordendiese Arbeit kann sich sehen lassen • dit werk mag er zijnsich bei jemandem sehen lassen • bij iemand op bezoek gaan, bij iemand binnenwippendaran lässt sich sehen, wie … • daaraan is te zien dat, hoe …siehste, siehst du! • zie je nou wel!siehe auch, oben, unten • zie ook, boven(aan), onder(aan)sieh(e) da! • kijk eens (aan)!〈 schertsend〉 sieh mal (einer) an! • kijk eens (aan)!sehe ich recht, richtig? • zie ik (het) wel goed?ich sehe schon! • ik zie het al!auf eine Sache sehen • (a) naar iets kijken; (b) op iets letten • (c) op op iets gesteld zijn; (d) op iets uitzien, uitkijkenauf den, nach dem Garten sehen • op de tuin uitzienauf die, nach der Uhr sehen • op de klok, het horloge kijkennur auf seinen Vorteil sehen • slechts op eigen voordeel uit zijnaufs Geld sehen • (erg) zuinig zijnin die Sonne sehen • tegen de zon in kijkennach einer Sache, jemandem sehen • op iets, iemand lettennach neuen Möglichkeiten sehen • nieuwe mogelijkheden zoekenjemanden vom Sehen kennen • iemand van gezicht kennenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 siehe Seite … • zie bladzijde …etwas kommen sehen • iets (wel) zien aankomenwir sahen unsere Erwartungen enttäuscht • we werden in onze verwachtingen teleurgesteldda sieht mans wieder! • daar zie je maar weer!Sie sehen daraus, dass … • u ziet daaraan wel, daaruit blijkt wel dat …♦voorbeelden: -
12 Aufgabe
Aufgabe〈v.〉5 het opgeven, beëindiging, stopzetting♦voorbeelden:1 die Aufgabe eines Telegramms • de afgifte, het opgeven van een telegram2 eine Aufgabe bewältigen, übernehmen • tegen een taak opgewassen zijn, een taak op zich nemendie Aufgabe des Geschäfts • de opheffing van de zaak -
13 Erde
Erde〈v.; Erde, Erden〉♦voorbeelden:1 〈 religie〉 du bist Erde und sollst zu Erde werden • gij zijt stof, en tot stof zult gij wederkerenetwas aus der Erde stampfen • iets uit de grond stampen〈 informeel〉 jemanden unter die Erde bringen • (a) een nagel aan iemands doodskist zijn; (b) iemand onder de grond stoppenzu ebener Erde • op de begane grond -
14 Knie
〈o.; Knies, Knie〉3 〈 ambachtelijk〉knie, elleboog♦voorbeelden:in die Knie gehen • (a) met knikkende knieën vallen; (b) een kniebuiging maken • 〈 (c) figuurlijk〉 door de knieën gaanetwas übers Knie brechen • een zaak forceren -
15 Leben
Leben〈o.; Lebens, Leben〉2 leven, drukte♦voorbeelden:das nackte Leben retten • (alleen) het vege lijf reddenLeben spendend • leven gevend, schenkendseines Lebens nicht mehr froh werden • geen plezier meer in het leven hebbenam Leben sein, bleiben • in leven zijn, blijvenfür sein Leben gern • dolgraagnie im Leben! • nooit van mijn leven!etwas ins Leben rufen • iets in het leven roepenmit dem Leben davonkommen • het er levend afbrengenjemandem nach dem Leben trachten • iemand naar het leven staanjemanden ums Leben bringen • iemand om het leven brengenzeit seines Lebens • zijn leven lang, bij zijn leven -
16 Staub
〈m.; Staub(e)s, Staube of Stäube〉♦voorbeelden:Staub wischen • (af)stoffen, stof afnemenStaub saugen • (stof)zuigen〈formeel; figuurlijk〉 jemanden, etwas durch den Staub zerren, ziehen • iemand door het slijk, de modder sleuren〈 figuurlijk〉 vor jemandem im Staub(e) kriechen, sich vor jemandem in den Staub werfen • voor iemand in het stof kruipen, vallen〈 formeel〉 den Staub (einer Stadt) von den Füßen schütteln • het stof van zijn voeten schudden, ertussenuit trekken -
17 alt
〈 älter, (am) ältest(en)〉♦voorbeelden:1 alles geht seinen alten Gang • alles gaat zijn oude, gewone gangdie Alte Geschichte • de Oude Geschiedenis, geschiedenis van de Oudheid〈 informeel〉 der alte Meier • de oude Meier, Meier senioralte Meister • (schilderijen van) oude meestersdie alten Sprachen • de oude, klassieke talenauf, für seine alten Tage • op, voor zijn oude dager ist ganz der Alte • hij is helemaal de oude, niet veranderdalt an Jahren • oud van jaren, bedaagd〈 informeel〉 aus Alt Neu machen • van oud nieuw maken, het oude als nieuw herstellenes bleibt alles beim Alten • alles blijft bij het oude〈 economie〉 alt für neu • tegen dagwaarde, nieuwwaardeälter als seine Jahre sein • er ouder uitzien dan men isAlt und Jung • jong en oud, iedereen, ouden en jongen〈informeel; schertsend〉 alt wie Methusalem • zo oud als Methusalem, zeer oudin alten Zeiten • eertijdsetwas alt kaufen • iets tweedehands kopen -
18 ankommen
ankommen3 opgewassen zijn ⇒ tegen iemand, iets op kunnen♦voorbeelden:es kommt ihm nicht darauf an • hij vindt het niet belangrijkalles kommt auf die Umstände an • alles hangt van de omstandigheden afes käme auf einen Versuch an • je zou het eens kunnen proberen3 gegen etwas, jemanden nicht ankommen • tegen iets, iemand niet op kunnen4 (bei jemandem) schlecht, übel ankommen • (bij iemand) geen succes hebben; 〈 ook〉 (bij iemand) aan het verkeerde adres zijnder Roman kam beim Publikum gut an • de roman had succes bij het publiek -
19 durchgehen
durchgehen1 erdoor gaan, gaan door2 (aan één stuk) doorgaan, -lopen3 ervandoor gaan, op hol slaan 〈 van paarden〉4 aangenomen, goedgekeurd worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 eine Lehre durchgehen müssen • een opleiding moeten volgen, doorlopendas kann ich nicht durchgehen lassen • dat kan ik niet tolereren -
20 eins
eins11 eens, om het even♦voorbeelden:mit jemandem eins werden • het met iemand eens wordenes kommt alles auf eins heraus • het komt allemaal op hetzelfde neeretwas in eins sehen • iets als een geheel beschouwen————————eins2〈 telwoord〉♦voorbeelden:es schlägt eins • het slaat één uur
- 1
- 2
См. также в других словарях:
werden — werden: Das gemeingerm. Verb mhd. werden, ahd. werdan, got. waírÞan, aengl. weorđan, schwed. varda ist z. B. verwandt mit aind. vártati »dreht«, lat. vertere (verti, versum) »kehren, wenden, drehen« (↑ Vers), lat. vertex »Wirbel, Scheitel« (↑… … Das Herkunftswörterbuch
etwas — eine Prise; ein wenig; ein Spritzer (umgangssprachlich); (ein) wenig; ein kleines bisschen; (ein) bissel (umgangssprachlich); einen Tick (umgangssprachlich); … Universal-Lexikon
Etwas — Dings (umgangssprachlich); Teil; Ding; Dingsbums (umgangssprachlich); Gizmo (engl.); Dingens (umgangssprachlich); Objekt; Sache; Gegenstand … Universal-Lexikon
Etwas — Êtwas, ein unbestimmtes unabänderliches Pronomen ungewissen Geschlechtes, welches nur in der einfachen Zahl üblich ist, und überhaupt ein Ding bezeichnet, von welchem uns weiter nichts bekannt ist, oder von welchem man keine weitere Bestimmung… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Etwas — (s. ⇨ Ichts). 1. Bäter wat as gar nicks, seggt dei Düvel, un et dei Bottermelk mit dei Stakelfork. (Mecklenburg.) 2. Besser etwas als nichts. – Eyering, I, 66; Schottel, 1113b; Siebenkees, 298; Gruter, I, 8; Lehmann, 84, 81; Steiger, 298; Blum,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Etwas auf Hochglanz bringen — »Etwas auf Hochglanz bringen« bedeutet »etwas sehr gründlich sauber machen«: Am Wochenende werden wir zusammen die Wohnung auf Hochglanz bringen. Für das Endspiel muss das Stadion auf Hochglanz gebracht werden! … Universal-Lexikon
Werden — Wērden, verb. irregul. neutr. Präs. ich wērde, du wírst, er wírd, wir wērden, u.s.f. Conj. ich wērde, u.s.f. Imperf. ich wárd oder wúrde, du wúrdest, (wárdst,) er wárd, oder wúrde, wir wúrden, ihr wúrdet, sie wúrden, seltener, wir wárden, ihr… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Etwas auf Eis legen — Etwas auf Eis legen; jemanden auf Eis legen Die Bildlichkeit der umgangssprachlichen Wendungen bezieht sich darauf, dass man Nahrungsmittel, die nicht gleich verzehrt werden, auf Eis aufbewahrt. Im übertragenen Sinn bedeutet »etwas auf Eis… … Universal-Lexikon
Etwas zu Grabe tragen — Die Wendung ist gehoben und bedeutet »etwas endgültig aufgeben«: Er musste alle seine Hoffnungen zu Grabe tragen. Wir werden es nie zulassen, dass Freiheit und Demokratie in unserem Land zu Grabe getragen werden … Universal-Lexikon
etwas auf der hohen Kante haben — Etwas auf die hohe Kante legen; etwas auf der hohen Kante haben Die Herkunft der Wendungen ist unklar. Man vermutet, dass mit »hoher Kante« ein in größerer Höhe angebrachtes Wandbrett gemeint ist, an das man nur mit Mühe heranreicht. Ein… … Universal-Lexikon
Etwas auf die hohe Kante legen — Etwas auf die hohe Kante legen; etwas auf der hohen Kante haben Die Herkunft der Wendungen ist unklar. Man vermutet, dass mit »hoher Kante« ein in größerer Höhe angebrachtes Wandbrett gemeint ist, an das man nur mit Mühe heranreicht. Ein… … Universal-Lexikon