-
1 zojuist
♦voorbeelden:hij is zojuist uitgegaan • il vient de sortirzojuist was hij nog hier • il y a un instant, il était encore ici -
2 zojuist
à l'instant, justement -
3 zojuist was hij nog hier
zojuist was hij nog hieril y a un instant, il était encore ici -
4 dit boek is zojuist verschenen
dit boek is zojuist verschenen -
5 een nuance aanbrengen in hetgeen zojuist opgemerkt is
een nuance aanbrengen in hetgeen zojuist opgemerkt isDeens-Russisch woordenboek > een nuance aanbrengen in hetgeen zojuist opgemerkt is
-
6 er is zojuist een nieuwe uitgave verschenen
er is zojuist een nieuwe uitgave verschenenDeens-Russisch woordenboek > er is zojuist een nieuwe uitgave verschenen
-
7 hij is zojuist uitgegaan
hij is zojuist uitgegaan -
8 *zoëven (woordenlijst: zo-even)
Deens-Russisch woordenboek > *zoëven (woordenlijst: zo-even)
-
9 zonet
-
10 juist
1 [algemeen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 juste ⇒ 〈 goed bedacht〉 heureux 〈v.: heureuse〉 〈 bijwoord〉 justement♦voorbeelden:de juiste woorden weten te vinden • savoir trouver les mots qu'il fautiets juist concluderen • déduire qc. avec justessejuist oordelen • juger justementjuist handelen • bien agirdaarom juist • pour ça justementjuist op het moment dat • au moment précis où -
11 nuance
♦voorbeelden:1 een nuance aanbrengen in hetgeen zojuist opgemerkt is • nuancer la remarque qui vient d'être faite -
12 pas
pas1I 〈de〉♦voorbeelden:een veerkrachtige pas • un pas soupleiemand de pas afsnijden • couper la route à qn.de pas inhouden • ralentir le paser flink de pas inzetten • y aller d'un pas gaillardpas op de plaats maken • piétiner sur placezijn pas versnellen • presser le pastwee passen hier vandaan • à deux pas d'iciII 〈 het〉♦voorbeelden:in iets te pas komen • être nécessaire (à)jouw gedrag komt hier niet te pas • ton attitude est déplacéevan pas • opportunjuist van pas komen, te pas komen • 〈 op het goede tijdstip〉 tomber à pic; 〈 gelegen komen〉 venir au bon momentniet van pas • hors de proposdat zou uitstekend van pas komen • cela nous arrangerait biendat geeft geen pas • cela ne se fait pas————————pas25 [in nog hogere mate] 〈 onderwerp〉 voilà qui; 〈 lijdend voorwerp〉 voilà ce que, ça, c'est du, de la 〈+ zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:werktuigdelen pas maken • ajuster des pièceshet pas getrouwde stel • les jeunes mariéshij is pas aangekomen • il vient d'arriverik heb hem pas nog gezien • je l'ai vu l'autre jour encorezo pas • à l'instanthet is pas tien uur • il n'est que dix heureshet is pas een jaar geleden • il y a un an seulementwe zijn pas in Utrecht • nous ne sommes qu'à Utrechtdan pas • alors seulementzij is vanavond pas aangekomen • elle est seulement arrivée ce soirpas toen hij weg was begreep ik … • ce n'est qu'après son départ que j'ai compris …5 dat is pas lekker! • voilà qui est bon!dat is pas hard werken! • c'est ce qui s'appelle travailler! -
13 uitgave
♦voorbeelden:zijn uitgaven opschrijven • tenir ses comptesuitgaven voor kleding • dépenses vestimentairesals uitgaven boeken • porter en dépenseer is zojuist een nieuwe uitgave verschenen • une nouvelle édition vient de paraître
См. также в других словарях:
Musée Louwman — en 2010 Informations géographiques Pays … Wikipédia en Français