-
21 schuiven
2 [verplaatsen met een werktuig] shovel3 [met betrekking tot opium/roken] smoke♦voorbeelden:een stoel bij de tafel schuiven • pull up a chairiemand als kandidaat naar voren schuiven • push someone forward as a candidateiets/iemand terzijde schuiven • 〈 figuurlijk〉 brush something/someone asideiets voor zich uit schuiven • 〈 figuurlijk〉 put something off, postpone something1 [zich langs een vlak (laten) voortbewegen] slide2 [zich met een stoel verplaatsen] move/bring one's chair♦voorbeelden:zitten te schuiven • fidget (on one's chair)in elkaar schuiven • slide … into one another, telescopeschuif wat bij elkaar • move your chairs a bit closer togethermet data schuiven • rearrange dates -
22 schuiven
1 [verplaatsen] pousser♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iets, iemand terzijde schuiven • écarter qc., qn.een stoel bij de tafel schuiven • approcher une chaise de la tablede grendel op de deur schuiven • pousser le verrou1 [zich langs een vlak voortbewegen] se glisser♦voorbeelden:in elkaar schuiven • s'emboîter¶ laat hem maar schuiven • laisse-le faire, il se débrouille bien -
23 zwieren
1 [zich heen en weer bewegen] (se) balancer2 [zich zwaaiend voortbewegen] tourner3 [aan de zwier zijn] faire la nocevoorbeelden: -
24 glijden
♦voorbeelden:de slee gleed over het ijs • the sleigh was gliding over the icezijn hand gleed over de balustrade • he passed his hand over the banistershet boek was uit haar handen gegleden • the book had slipped from her handsde mantel gleed van haar schouders • the cloak slipped off her shoulderszich van de trap laten glijden • slide downstairs -
25 schommelen
-
26 slingeren
4 [ordeloos neergelegd zijn] lie about/around5 [kronkelen] wind6 [met betrekking tot een varend schip] roll♦voorbeelden:de auto slingerde over de straat • the car zigzagged/lurched (drunkenly) along the street4 laat je boeken niet altijd op mijn bureau slingeren! • don't always leave your books lying around on my desk!II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 [winden om] wind4 [met een slinger voortbewegen] sling♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich slingeren〉1 [kronkelen] wind2 [zich om een voorwerp kronkelen] wind (oneself) -
27 zwieren
1 [zich heen en weer bewegen] sway♦voorbeelden: -
28 flitsen
-
29 kruipen
1 [algemeen] ramper2 [zich moeilijk voortbewegen] se traîner3 [onderdanig zijn] s'abaisser♦voorbeelden:3 voor iemand kruipen • se mettre à plat ventre devant qn.bij elkaar kruipen • se blottir l'un contre l'autre, les uns contre les autres→ link=bloed bloed -
30 rechtlijnig
1 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 rectiligne ⇒ 〈 figuurlijk〉 linéaire 〈 bijwoord〉 en ligne droite ⇒ 〈 figuurlijk〉 linéairement♦voorbeelden:rechtlijnig denken, redeneren • raisonner linéairement -
31 snorren
-
32 stommelen
1 [stotende bewegingen maken] cogner2 [zich stommelend voortbewegen] ±faire du bruit, un bruit sourd -
33 stromen
2 [zich in groten getale voortbewegen] affluer (vers)♦voorbeelden:de Amstel stroomt door Amsterdam • l'Amstel arrose Amsterdamde rivier stroomt in zee • le fleuve se jette dans la merde tranen stroomden haar over de wangen • son visage ruisselait de larmesde woorden stroomden van haar lippen • les paroles jaillissaient de ses lèvresuit iedere trein stromen drommen reizigers • chaque train déverse un flot de passagershet volk stroomde naar het stadion • la foule se pressait vers le stade -
34 suizen
1 [zacht ruisen] murmurer2 [zich snel voortbewegen] filer à toute vitesse♦voorbeelden:mijn oren suizen • j'ai les oreilles qui sifflentde auto suisde voorbij • l'auto passa à toute vitesse -
35 waggelen
-
36 zweven
1 [in evenwicht zijn; heen en weer gaan] flotter2 [zich drijvend voortbewegen] planervoorbeelden:zwevende valuta • monnaie flottantede koers van een munt laten zweven • laisser flotter le cours d'une monnaieboven een afgrond zweven • flotter au-dessus de l'abîmeeen glimlach zweefde op zijn lippen • un sourire flottait sur ses lèvrestussen leven en dood zweven • flotter entre la vie et la mort -
37 flitsen
-
38 kruipen
1 [met betrekking tot mensen] creep, crawl2 [met betrekking tot dieren] crawl3 [met betrekking tot planten] creep, trail5 [onderdanig zijn] crawl6 [schuilplaats zoeken bij] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 op handen en voeten kruipen • crawl on hands and knees/on all foursde stoet kroop over de weg • the procession crawled along the road5 voor iemand kruipen • crawl/grovel before/to someonebij elkaar kruipen • huddle together -
39 schuifelen
1 [zich schuivend voortbewegen] shuffle2 [telkens schuiven] shift, fidget3 [dansen, slijpen] smooch♦voorbeelden:met de voeten schuifelen • shuffle one's feet -
40 snorren
2 [zich snel voortbewegen] whizz♦voorbeelden:
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский
zich+voortbewegen
Страницы