-
1 zich verkleden
гл.общ. одеться (als- кем-л.), переодеться (als- кем-л.) -
2 zich verkleden
v. change -
3 zich verkleden
giyimini değiştirmek [-ir] v -
4 zich verkleden voor het eten
zich verkleden voor het etenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich verkleden voor het eten
-
5 verkleden
1 [omkleden] change (one's clothes)2 [vermommen] dress up♦voorbeelden:zich verkleden voor het eten • dress for dinner -
6 verkleden
I 〈wederkerend werkwoord; zich verkleden〉1 [zich omkleden] se changer2 [zich vermommen] se déguiser♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omkleden] changer2 [vermommen] déguiser♦voorbeelden: -
7 zich verfrissen
zich verfrissen〈 iets gebruiken〉 take some refreshment, refresh oneself; 〈zich wassen/verkleden〉 freshen up, refresh (oneself)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich verfrissen
-
8 presvuci se
zich verkleden -
9 dress for dinner
-
10 dress
adj. feestelijk, officieel, van kleding--------n. japon, jurk--------v. aankleden; zich aankleden; in de rij staan; een gerecht klaarmaken; versierendress1[ dres] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kleding ⇒ tenue, dracht————————dress2I 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; wederkerend werkwoord〉1 zich (aan)kleden ⇒ gekleed gaan, toilet maken♦voorbeelden:dress up • zich netjes/mooi aankleden, zich verkleden/vermommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)kleden ⇒ van kleding voorzien, kleren aantrekken2 versieren ⇒ opsieren, optuigen5 opmaken ⇒ kammen en borstelen, kappen♦voorbeelden:dress up • verkleden, vermommendressed in one's (Sunday) best • met z'n goeie goed aandressed in black • in het zwartdress up • opdoffen 〈 ook figuurlijk〉; mooi doen schijnen; aanvaardbaar laten ken/maken, leuk brengendress down • zacht/soepel maken 〈 leer〉; roskammen 〈 paard〉; 〈 figuurlijk〉een pak slaag geven, op z'n donder geven -
11 changer
changer [sĵãzĵee]2 veranderen (van) ⇒ (ver)wisselen, omruilen♦voorbeelden:le vent a changé • de wind is gedraaidchanger en mieux, en pire • ten goede, ten kwade veranderenpour changer • voor de veranderingchanger d' air • er tussenuit gaanchanger de couleur • van kleur verschietenchanger de mains • in andere handen overgaanchanger de train • overstappenchanger de vêtement • zich verkledenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (ver)wisselen ⇒ (om)ruilen, vervangen♦voorbeelden:changer une chose contre, pour une autre • iets tegen, voor iets anders ruilenchanger sa voix • zijn stem verdraaienvous n'y changerez rien • daar valt niets aan te verhelpenchanger qc. à qc. d'autre • iets aan iets anders veranderenchanger les idées à qn. • iemands gedachten verzettenchanger qc. en • iets veranderen inchanger qc. en bien • iets ten goede veranderen♦voorbeelden:se changer en • veranderen in1. v1) veranderen, (zich) wijzigen2) omruilen3) vervangen, (ver)wisselen4) verschonen [bed]2. se changerv -
12 déguiser
déguiser [deegiezee]2 verhullen ⇒ verbergen, verbloemen♦voorbeelden:déguiser son jeu • zijn bedoelingen verhullendéguiser son nom • een valse naam aannemensans (rien) déguiser • onverholen→ courant1. v1) vermommen (als), verkleden (als)2) verhullen, verbloemen2. se déguiser (en)v -
13 change
n. verandering, wijziging; wisselgeld, kleingeld--------v. wijzigen, veranderen; wisselen; zich verkleden; overstappenchange1[ tsjeendzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verandering ⇒ ver/afwisseling, overgang, variatie♦voorbeelden:1 a change for the better/worse • een verandering ten goede/kwadechange of heart • bekering, verandering van ideeënthe change of seasons • de wisseling der seizoenenfor a change • voor de verandering/afwisseling4 I had a change between L. and M. • tussen L. en M. moest ik overstappen5 keep the change! • laat maar zitten!ring the changes on something • iets op alle mogelijke manieren aanpakken; niet uitgepraat raken over iets〈Brits-Engels; informeel〉 ring the changes • veranderen, het anders aanpakkenthe change • overgang(sjaren)————————change21 veranderen ⇒ anders worden, wisselen2 zich verkleden ⇒ andere/schone kleren aantrekken♦voorbeelden:1 his voice is changing • zijn stem is aan het wisselen/brekenchange back into • weer veranderen inchange from a child into a man • van een kind een man wordenchange up • (naar een hogere versnelling) schakelenchange into second gear • in zijn twee zetten→ change over change over/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 veranderen ⇒ anders maken, transformeren2 (om/ver)ruilen ⇒ (om/ver)wisselen♦voorbeelden:change gear • (over)schakelenchange oil • olie verversenchange something for something else • iets (om)ruilen (voor iets anders)change the bed • het beddengoed verschonen -
14 costumer
costumer [kostuumee]1 verkleden ⇒ vermommen, kostumeren1 zich verkleden (als) ⇒ zich vermommen (als), zich kostumeren -
15 dress up
opdoffendress up————————dress upverkleden, vermommen————————dress upzich netjes/mooi aankleden, zich verkleden/vermommen -
16 travestir
travestir [traavestier]2 verdraaien ⇒ verkeerd voorstellen, weergeven -
17 одеться
vgener. zich klaarmaken, zich verkleden (als- êåì-ô.) -
18 одеться
vgener. zich klaarmaken, zich verkleden (als- êåì-ô.) -
19 переодеться
vgener. zich verkleden (als- êåì-ô.) -
20 Halloween
n. avond vóór Allerheiligen, feest gevierd in de avond van 31 Oktober waarbij kinderen in speciale kostuums gekleed van deur tot deur gaan om snoep te krijgenHalloween, Hallowe'en[ hælooie:n] 〈 Amerikaans-Engels, Schots-Engels〉
Страницы
- 1
- 2