-
1 wakker maken
spiertaDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > wakker maken
-
2 spierta
wakker maken [v], wekken [v], opwekken [v]; ontwaken, wakker worden [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > spierta
-
3 spierta
wakker maken [v], wekken [v], opwekken [v]; ontwaken, wakker worden [v] -
4 разбудить
wakker maken, wekken -
5 wake
n. sleep; weg, spoor; waken (over de dode de nacht voor de begrafenis)--------v. wakker maken, wekken; wakker worden, ontwakenwake1[ week] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 in the wake of • in het spoor van, in de voetstappen van————————wake2♦voorbeelden:wake up • ontwaken, wakker wordenwake up to something • iets gaan inzienII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 wake someone up to something • iemand van iets doordringen/bewust maken -
6 awake
adj. wakker--------v. wakker maken, wekkenawake1[ əweek] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 wakker♦voorbeelden:————————awake2, 〈 in het bijzonder in figuurlijk betekenis〉 awaken [ əweekən] 〈voor 1e variant ook awoke [əwook], awoken [əwookən]〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 réveiller
réveiller [reevejjee]♦voorbeelden:réveiller des souvenirs • herinneringen oproepenêtre réveillé • wakker zijn→ chat1. vwekken, wakker maken2. se réveillerv1) wakker worden, ontwaken2) weer opleven -
8 waken
v. ontwaken, wakker maken, wakker worden, verfrissen[ weekən]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opwekken -
9 knock up
(Slang) wakker maken, wekken; snel iets te eten klaarmaken; uitputten; legen; een vrouw zwanger maken (Vulgaire Slang)knock up1 inslaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in elkaar flansen/draaien/timmeren -
10 rouse
v. (op)wekken, doen ontwaken, wakker schudden; opjagen; prikkelen; zich vermannen; ontwaken, wakker worden[ rauz]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 будить
vgener. oproepen, opwekken, wekken, (iem.) wakker maken, (iem.) wakker schudden, overal maken -
12 let sleeping dogs lie
-
13 wecken
wecken♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 schlafende Hunde soll man nicht wecken • men moet geen slapende honden wakker maken -
14 sleep
n. slaap; coma--------v. slapen; uitrusten; liggen (- met)sleep1[ slie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:go to sleep • gaan slapen, in slaap vallenmy foot has gone to sleep • mijn voet slaaptnot lose sleep over something • niet wakker liggen van ietssend to sleep • in slaap doen vallenhave a good sleep • goed slapen————————sleep2♦voorbeelden:sleep late • uitslapensleep on • doorslapensleep out • buitenshuis/in de open lucht slapensleep on/over something • een nachtje over iets slapensleep together • met elkaar naar bed gaansleep with someone • met iemand naar bed gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:sleep off one's hangover • zijn roes uitslapen -
15 munter
munter1 vrolijk, levendig, monter2 onbekommerd, zorgeloos3 gezond, fit♦voorbeelden:nur munter! • met frisse moed aan de slag!munter und guter Dinge • fris en vrolijk, vrolijk en welgemoedmunter wie ein Fisch im Wasser • zo fris als een hoentje -
16 animate
adj. levendig; geanimeerd; waakzaam--------v. wakker maken; enthousiast maken; herleven, weer tot leven brengenanimate1[ ænimmət] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 levend2 bezield————————animate2[ ænimmeet] 〈 werkwoord〉3 animeren ⇒ aanmoedigen, inspireren -
17 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
18 framkalla
1) laten doen2) opwekken3) wakker maken4) laten5) maken -
19 будить
wekken, opwekken, wakker maken -
20 пробуждать
vgener. (iem.) wakker maken (кого-л.), oproepen, opwekken, wekken
См. также в других словарях:
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Bauer (der) — 1. Armer Bauern Kälber und reicher Herren Töchter werden nicht alt. – Kirchhofer, 347. 2. Auch der Bauer isst nicht ungesalzen. Was ihm indess von seinem Schulzen, Landrath oder Pfarrer vorgepredigt wird, ist in der Regel nicht mit attischem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon