-
41 authority
n. autoriteit; bevoegdheid; instantie[ o:θorrətie, ə-]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud: authorities〉♦voorbeelden:to have something on good authority • iets uit gezaghebbende bron vernomen hebben1 autoriteit ⇒ gezag, wettige macht2 autoriteit ⇒ (moreel) gezag, invloed♦voorbeelden:who's in authority? • wie heeft de leiding?, wie is verantwoordelijk?on/under the authority of • in opdracht van -
42 buggery
-
43 compound
adj. samengesteld--------n. scheikundige verbinding, mengsel; samenstelling--------v. vermengen, samenstellencompound1[ kompaund] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 samenstel ⇒ mengsel; 〈 taalkunde〉 samengesteld woord; 〈 scheikunde〉 (chemische) verbinding2 〈 benaming voor〉omheinde groep gebouwen/huizen ⇒ (krijgs)gevangenkamp; omheind gebied, schutstal 〈 voor vee〉————————compound21 samengesteld ⇒ ge/vermengd, gecombineerd♦voorbeelden:〈 anatomie〉 compound eye • facetoog, samengesteld oog〈 medicijnen, geneeskunde〉 compound fracture • gecompliceerde breuk/fractuurcompound interest • samengestelde interest, rente op rente〈 plantkunde〉 compound leaf • samengesteld/(dubbel)geveerd blad————————compound3[ kəmpaund]1 tot overeenstemming/een vergelijk komen ⇒ bijleggen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (dooreen/ver)mengen ⇒ samenstellen, opbouwen♦voorbeelden: -
44 custom
adj. gewoonte; klandizie--------n. gewoonte, gebruik, procedure[ kustəm]♦voorbeelden:♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉♦voorbeelden: -
45 deed poll
-
46 dock
n. dok; haven; beklaagdenbank--------v. dokken; inkrimpen; (in computers) dokken, het verbinden van een notebook computer met een dockingstation voor het verstrekken van elektriciteit en het ontvangen en/of verzenden van gegevensdock1[ dok] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 dok ⇒ droogdok, havendok, kade4 werf♦voorbeelden:————————dock21 dokken ⇒ de haven binnenlopen, in het dok gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 korten ⇒ (gedeeltelijk) inhouden, achterhouden3 beroven ⇒ ontnemen, ontdoen van♦voorbeelden:2 £10 was docked from his salary • er werd £10 van zijn salaris ingehouden -
47 find
n. vondst; uitvinding--------v. vinden; uitvinden; beslissen; vonnis vellenfind1[ fajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————find21 oordelen ⇒ verklaren, uitspreken♦voorbeelden:find against someone • iemands vordering afwijzenfind for someone • iemands vordering toewijzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vinden ⇒ ontdekken, terugvinden♦voorbeelden:1 pumas are found in America • poema's komen voor/vindt men in Amerikahe was found dead • hij werd dood aangetroffenfind someone out • iemand niet thuis aantreffen2 where does he find the courage? • waar haalt hij de moed vandaan?find someone attractive • iemand aantrekkelijk vindenhe found himself lost • hij ontdekte dat hij verdwaald was¶ 〈 wederkerend werkwoord〉 find oneself • zich bewust worden van zijn/haar roeping/kracht, zichzelf vindenshe could not find it in herself to leave him • ze kon het niet over haar hart verkrijgen hem te verlaten→ find out find out/ -
48 heritage
-
49 majority
adj. van de meerderheid--------n. meerderheid; met de meeste stemmen; meeste; rang van majoor[ mədzjorrətie] 〈voornamelijk enkelvoud; meervoud: majorities〉♦voorbeelden: -
50 penalty
n. straf; boete, bekeuring[ penltie] 〈meervoud: penalties〉2 (nadelig) gevolg ⇒ nadeel, schade♦voorbeelden: -
51 petty
adj. onbetekenend, onbelangrijk; kleingeestig[ pettie] 〈 pettiness〉1 onbetekenend ⇒ onbelangrijk, onbeduidend3 klein ⇒ tweederangs, ondergeschikt♦voorbeelden:petty cash • kleine kaspetty shopkeepers • kleine winkeliers♦voorbeelden:petty larceny • gewone diefstal, kruimeldiefstal -
52 plea bargaining
plea bargaining〈voornamelijk Amerikaans-Engels; juridisch〉 -
53 posse
n. (politie)macht; menigte[ possie]♦voorbeelden: -
54 power
adj. gemotoriseerd, bekrachtiging--------n. kracht; vermogen; capaciteit; mogendheid; macht (in wiskunde), electriciteitscapaciteit--------v. energie leveren (aan, voor); aandrijvenpower1[ pauə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gave ⇒ talent, aanleg2 macht ⇒ vermogen, mogelijkheid4 invloed ⇒ macht, controle5 (vol)macht ⇒ recht, bevoegdheid6 invloedrijk iemand/iets ⇒ mogendheid, autoriteit8 (drijf)kracht ⇒ (elektrische) energie, stroom♦voorbeelden:come in/into power • aan het bewind/de macht komen6 the Great Powers • de grootmachten, de grote mogendhedenunder one's own power • op eigen kracht10 to the power (of) • tot de … macht〈 informeel〉 more power to your elbow • veel geluk, succes————————power2〈 werkwoord〉1 aandrijven ⇒ van energie voorzien, voeden -
55 realm
n. koninkrijk; wereld; gebied[ relm]♦voorbeelden:the realm of science • het domein van de wetenschap -
56 return
adj. terugkomst, terugkeer, opbrengst; rapport--------n. terug; teruggave; ruimte; verdiensten; vergoeding; (in computers) de Return-toets heet ook Enter--------v. teruggeven; verklarenreturn1[ rittə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 teruggave 〈 ook met betrekking tot belasting〉 ⇒ terugzending; 〈 bij uitbreiding ook〉 teruggezonden artikel♦voorbeelden:a good return on one's investments • een aardige winst op zijn investeringen¶ by return (of post) • per omgaande, per kerende postin return for • in ruil voor→ happy happy/————————return21 retour-♦voorbeelden:return fare • geld voor de terugreisreturn ticket • retour(tje)II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:a return visit • een tegenbezoek————————return31 terugkeren ⇒ terugkomen, teruggaan♦voorbeelden:1 retourneren ⇒ terugbrengen, teruggeven6 kiezen ⇒ verkiezen, afvaardigen♦voorbeelden: -
57 special
adj. bijzonder; speciaal; uitzonderlijk--------n. iets bijzonders/speciaals, extratrein, extra-editie, (t.v.) special, speciaal programmaspecial1[ spesjl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 iets bijzonders/speciaals ⇒ extratrein; extra-editie; speciaal gerecht op menu; speciale attractie; (tv-)special, speciaal programma♦voorbeelden:3 what have you got on special? • wat hebt u in de aanbieding?————————special21 speciaal ⇒ bijzonder, apart, extra♦voorbeelden:special delivery • expressebestellingspecial effects • trucage〈 juridisch〉 special pleading • aanvoering van bijzondere/nieuwe elementen -
58 suborn
v. omkopen -
59 transfer
n. overplaatsing, overdracht--------v. overbrengen, transfereren, afleverentransfer1[ trænsfə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 〈 juridisch〉overdrachtsakte/brief————————transfer2[ trænsfə:] 〈 transferred〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overmaken ⇒ overhandigen, overdragen2 overplaatsen ⇒ verplaatsen, overbrengen♦voorbeelden: -
60 ward
n. afdeling (van een ziekenhuis of gevangenis); bescherming; onder protektoraat van-; voogd; toezicht; het (af)stoten; gleuf--------v. stoten, afstoten, terugdringen; voorkomen; verijdelen[ wo:d]1 (ziekenhuis)afdeling/zaal4 voogdijschap ⇒ hoede, curatele♦voorbeelden:put someone in/under ward • iemand onder voogdij stellen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
voornamelijk+juridisch
Страницы