-
1 prepossession
n. vooringenomenheid; vooraf gevormde mening; vooroordeel[ prie:pəzesjn] -
2 antipathy
-
3 bias
n. vroegere kennis; draai--------v. verdraaien van kennisbias1[ bajjəs] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aanleg4 〈 bowls〉 eenzijdige verzwaring 〈 van bal〉 ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 afwijking 〈in vorm en/of loop van de bal〉, effect♦voorbeelden:1 a bias towards the left • een voorkeur voor/neiging naar swithout bias • onbevooroordeeld————————bias2〈werkwoord; bias(s)ed〉♦voorbeelden: -
4 chauvinism
-
5 prejudice
n. vooroordeel; bevooroordeeld zijn; vorige rechtszaak--------v. schaden, benadelenprejudice1[ predzjədis] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 nadeel♦voorbeelden:————————prejudice2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 preoccupation
n. afwezige gedachten; idee waar men zich constant mee bezighoudt; bezigheid die je van tevoren al opslokt; geheel vervuld zijn (van een gedachte)[ prie▪okjoepeesjn]
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский