-
1 accomplishment
afwerking -
2 finish
n. eind; afwerking; polijsting--------v. eindigen; afwerken; afmaken; opmaken; afwerken; wegwerken; polijstenfinish1[ finnisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beëindiging ⇒ einde, voltooiing♦voorbeelden:(fight) to the finish • tot het bittere einde (doorvechten)————————finish21 eindigen ⇒ tot een einde komen, uit zijn2 finishen ⇒ de eindstreep bereiken, de finish bereiken3 uiteindelijk terecht/uitkomen ⇒ belanden♦voorbeelden:finish off with • eindigen metwe used to finish up with a glass of port • we namen altijd een glas port om de maaltijd af te rondenshe must have finished with Jamie • ze schijnt het uitgemaakt te hebben met Jamiewe have finished with that firm • we hebben geen (zaken)relaties meer met die firmaI haven't finished with you yet, my girl • ik ben met jou nog niet klaar, meisjehe has finished with your dictionary: you can have it back • hij heeft je woordenboek niet meer nodig: je mag het terug (hebben)II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 afwerken ⇒ voltooien, de laatste hand leggen aan4 appreteren ⇒ hoogglans geven aan, aflakken♦voorbeelden: -
3 completion
n. beëindiging; afmaken; voltooien[ kəmplie:sjn]1 voltooiing ⇒ afwerking, afronding♦voorbeelden:1 be near completion • (de/zijn) voltooiing naderenon completion of • bij (de) voltooiing van -
4 follow-through
-
5 felling
n. omhakken; neerslaan; afwerking (van naaisteek) -
6 completion
aanvullingafrondingafwerkinguitvoeringvoltooiing -
7 finish
aflaklaagafwerkinguitvoering -
8 surface finish
oppervlakte-afwerking
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский