-
1 обогреть
verwarmen -
2 обогревать
verwarmen -
3 to warm
verwarmen -
4 нагреть
verwarmen, verhitten -
5 нагревать
verwarmen, verhitten -
6 chauffer
chauffer [sĵoofee]♦voorbeelden:salle qui chauffe terrible • zaal die op zijn kop staatfaire chauffer • warm maken, opwarmen→ colleII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verwarmen ⇒ verhitten, stoken♦voorbeelden:→ oreille→ boisv1) warm worden/lopen2) verwarmen, verhitten3) stoken5) klaarstomen [leerling]6) jatten -
7 réchauffer
réchauffer [reesĵoofee]3 aanwakkeren ⇒ nieuw leven inblazen, aanvuren♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) (op)warmen2) verwarmen3) aanwakkeren2. se réchaufferv -
8 heizen
-
9 heat
n. hitte; gloed; vroege wedstrijd; bronst--------v. opwarmen; verwarmenheat1[ hie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 warmte ⇒ hitte, heetheid3 vuur ⇒ drift, heftigheid6 voorwedstrijd ⇒ serie, voorronde♦voorbeelden:→ dead dead/————————heat21 warm worden ⇒ warm lopen, heet worden♦voorbeelden:1 heat up • heet/warm wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
10 inchauffable
-
11 греть
warmte geven, verwarmen ; warmen -
12 нагревать
vgener. verhitten, verwarmen, warm maken -
13 отапливать
vgener. verwarmen -
14 согревать
vgener. bakeren, koesteren (о солнце и т.п.), verwarmen, warmen -
15 attenuate
-
16 bask
-
17 microwave
n. elektromagnetische golf van hoge frekwentie; kookapparaat dat elektromagnetische straling gebruikt om iets te koken of te verwarmen, ovensoortmicrowave1[ - weev] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————microwave2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in de magnetron zetten/verhitten ⇒ koken in de magnetron -
18 mull
-
19 warm up
v. verwarmen; warm maken; opwarmen, de spieren losmaken (sport); opwarmingwarm up♦voorbeelden:1 warm up to something • opgaan in/enthousiast worden over ietsII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 warm
adj. warm; warm (van karakter), hartelijk; hard, gevaarlijk, "heet"; opgewonden; in brand staan--------v. verwarmen; opwarmen; opwinden; zich opwinden; aantrekken (zich tot iemand aangetrokken voelen)warm1[ wo:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 warmte♦voorbeelden:1 come in and have a warm! • kom binnen en warm je wat!the warm of his office • de warmte van zijn kantoor————————warm2〈bijvoeglijk naamwoord; warmness〉3 warmbloedig ⇒ hartstochtelijk, vurig♦voorbeelden:keep a place warm for someone • een plaats voor iemand openhoudenyou are getting warm/warmer • je brandt je!, warm! 〈 bij spel, bijvoorbeeld met betrekking tot verstopt voorwerp〉————————warm3♦voorbeelden:1 warm to something • geïnteresseerd raken in iets, de smaak te pakken krijgen van ietswarm to/toward(s) someone • iets gaan voelen voor iemand→ warm up warm up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ warm up warm up/
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Eisglas — Eisglas, Craquelé Glas [kra kle ], Glas mit unregelmäßig rissiger Oberfläche, die durch Ansprühen von ofenheißem Glas (meist Hohlglas) mit Wasser oder durch Eintauchen des heißen Glases in Flüssigkeiten (Wasser, Öl) entsteht, wobei sich ein… … Universal-Lexikon