-
21 confederate
n. bondgenoot, medeplichtige--------v. confedereren, samengaan in een confederatieconfederate1[ kənfedrət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 federatielid ⇒ lidstaat, bondgenoot3 〈voornamelijk Confederate; geschiedenis〉 aanhanger der geconfedereerden 〈 in de Amerikaanse burgeroorlog〉————————confederate21 in een federatie verenigd ⇒ aangesloten (bij een federatie), verbonden♦voorbeelden:————————confederate3[ kənfeddəreet]1 een federatie vormen ⇒ een verbond aangaan, zich verenigenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 federaliseren ⇒ tot een federatie aaneensluiten, alliëren -
22 conglomerate
n. groep of massa gevormd door verscheidene elementen; groot bedrijf gevormd door opkomst van veschillende bedrijven--------v. ophopen, accumulerenconglomerate1[ kənglommərət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————conglomerate2————————conglomerate31 samenklonteren ⇒ samenballen, (zich) tot een massa verenigen -
23 consolidate
v. vormgeven; versterken; vermengen[ kənsolliddeet] 〈zelfstandig naamwoord: consolidation〉1 hechter/steviger/stabieler worden2 zich aaneensluiten ⇒ samengaan, fuserenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 consolideren ⇒ verstevigen, stabiliseren♦voorbeelden: -
24 couple
n. paar--------v. paren vormen, copuleren; met elkaar in verband brengencouple1[ kupl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 koppel ⇒ paar, span♦voorbeelden:————————couple2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aaneen)koppelen ⇒ verbinden, aanhaken♦voorbeelden:couple up • aan elkaar koppelen4 for most people bullfighting is coupled with Spain • de meeste mensen associëren stierenvechten met Spanje -
25 epitomize
-
26 federalize
v. federaliseren, een verbond aangaanfederalize, federalise[ fedrəlajz]2 〈 politiek〉onder federaal toezicht/centraal gezag stellen -
27 graft
n. ent; smeergeld--------v. enten, planten; samenstellen (in de landbouw); smeergeld aannemengraft1[ gra:ft] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————graft2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 enten ⇒ samenbinden, inplanten♦voorbeelden: -
28 in league with
verbonden,verenigen,in samenwerking met,samenspannendin league within samenwerking met, samenspannend met -
29 joint
n. Joint ( Amerikaans-Joodse liefdadigheidsinstelling, "Amerikaanse vereniging voor verdeling")joint1[ dzjojnt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verbinding(sstuk) ⇒ voeg, las, naad2 gewricht ⇒ geleding, scharnier♦voorbeelden:2 out of joint • 〈 ook figuurlijk〉 ontwricht; uit het lid, uit de voegen; 〈 figuurlijk〉 slecht geluimd————————joint2♦voorbeelden:joint management • medezeggenschap, gemeenschappelijk beheerjoint owners • mede-eigenaarsjoint responsibility • gedeelde verantwoordelijkheidjoint stock • maatschappelijk kapitaaljoint undertaking/venture • joint venture, samenwerking(sverband), gemeenschappelijke onderneming————————joint3〈 werkwoord〉1 verbinden ⇒ verenigen, lassen♦voorbeelden:a jointed doll • een ledenpop -
30 mix
n. mengsel, mengeling--------v. mixen; vermengen; omgaan met; inschenken; vloeistof gieten in een goedkopere vloeistof (wijn bij water)mix1[ miks] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 mengsel————————mix2♦voorbeelden:mix with • omgaan met→ mix in mix in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:mix one's drinks • door elkaar drinken -
31 organise
v. arrangeren, ordenen, systematiseren; opzetten, organiseren; verenigen; iets coördineren; leiden, leiding geven; unie vormen, organiseren; vakbeweging organiseren→ organize organize/ -
32 pack
n. pakket; pakje; horde; troep, zwerm; groep; verband; zalf--------v. (in)pakken, zijn koffer pakkenpack1[ pæk]1 pak ⇒ (rug)zak; last; bepakking; verpakking; pakket2 pak ⇒ hoop; pak vis/vlees/fruit; (verpakte) vangst/oogst 〈 van een seizoen〉; 〈 Brits-Engels〉 pak/spel kaarten; 〈 Amerikaans-Engels〉 pakje 〈 sigaretten〉♦voorbeelden:pack of nonsense • hoop onzinthis season's pack of salmon • de zalmvangst van dit seizoenII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 troep ⇒ bende; horde, meute 〈 jachthonden bijvoorbeeld〉; vloot 〈 van onderzeeërs, gevechtsvliegtuigen〉; 〈 sport〉 peloton; 〈 rugby〉 pack 〈 de voorwaartsen van een team〉♦voorbeelden:————————pack23 samenklitten ⇒ samenklonteren, zich verenigen♦voorbeelden:3 pack into • zich verdringen/persen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉8 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 op zak hebben 〈 pistool bijvoorbeeld〉 ⇒ bij de hand hebben♦voorbeelden:packed lunch • lunchpakketthe theatre was packed with people • het theater was afgeladen -
33 pair
n. paar; span--------v. parenpair1[ peə] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook pair〉3 tweespan♦voorbeelden:I have only one pair of hands! • ik heb maar twee handen!the pair of them • allebeithere's a pair of you • jullie zijn een mooi stelletjein pairs • twee aan twee2 where is the pair to this sock? • waar is de tweede sok?pair of spectacles • brilpair of trousers • broek→ clean clean/————————pair2〈 werkwoord〉1 paren ⇒ een paar (doen) vormen, (zich) verenigen; koppelen, huwen; paarsgewijze rangschikken♦voorbeelden: -
34 pool
n. gemeenschappelijk fonds; ziekenfonds; pool (soort biljardspel)--------n. zwembad; plas--------v. samenkomen; in val zetten; in gemeenschappelijk fonds stortenpool1[ poe:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————pool2〈 werkwoord〉 -
35 pull together
bijkomen; samenwerkenpull togetherII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verenigen ⇒ eenheid brengen (in), doen samenwerken♦voorbeelden:¶ pull yourself together • beheers je, verman je -
36 put together
-
37 rally
n. verzameling, hergroepering (v. troepen, enz.); bijeenkomst; opleving, herstel; serie slagen/klappen (tennis, boksen); rally, sterrit (sport)--------v. zich verzamelen; verzamelen; bijkomen; bijeenkomenrally1[ rælie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: rallies〉————————rally2〈 rallied〉1 bijeenkomen ⇒ zich verzamelen/hergroeperen4 (zich) herstellen ⇒ opleven, weer bijkomen♦voorbeelden:rally round the flag • zich om de vlag scharenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verzamelen ⇒ ordenen, herenigen2 bijeenbrengen ⇒ verenigen, op de been brengen♦voorbeelden: -
38 re-join
[ rie:dzjojn]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
39 reconcile
v. kompromis sluiten; schikken; vrede sluiten[ rekkənsajl]1 verzoenen ⇒ in overeenstemming brengen, verenigen♦voorbeelden:reconcile oneself to something/with someone • zich met iets/iemand verzoenen -
40 rejoin
v. antwoorden; van repliek dienen; opnieuw of weer verenigen; zich opnieuw voegen, aansluiten bij[ ridzjojn]
См. также в других словарях:
Theo Witvliet — (* 1939) ist ein niederländischer Theologe, Journalist und Autor. Inhaltsverzeichnis 1 Werdegang 2 Schriften (Auswahl) 3 Literatur 4 … Deutsch Wikipedia