-
1 to recapitulate
samenvatten -
2 sum up
-
3 abstract
adj. abstract; niet praktisch--------n. concentratie; verkorting; abstract--------v. samenvatten, verkorten; vereenvoudigenabstract1[ æbstrækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————abstract2[ æbstrækt] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 abstract ⇒ theoretisch, algemeen♦voorbeelden:1 in the abstract • in theorie, in abstracto————————abstract3[ əbstrækt]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 boil down
v. neerkomen op (in het kort); kort samenvattenboil down————————boil downkort samenvatten, de hoofdlijnen aangeven -
5 compress
n. drukverband--------v. samenpersen; samenvatten; beknoppencompress1[ kompres] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————compress21 opeen/samendrukken ⇒ opeen/samenpersen♦voorbeelden:1 compressed air • perslucht, samengeperste luchtcompress a complex idea into a few words • een ingewikkeld idee in een paar woorden samenvatten -
6 encapsulate
v. zich inkapselen; samenvatten -
7 epitomize
-
8 summarize
-
9 add
v. toevoegen; optellen; samenvatten[ æd]♦voorbeelden:1 this discovery adds to our knowledge • deze ontdekking draagt bij tot/vergroot onze kennis→ add up add up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 toevoegen ⇒ erbij doen, bijvoegen2 optellen♦voorbeelden:1 value added tax • belasting op de toegevoegde waarde, btwhe added 10% for expenses • hij deed er 10% bij voor onkostenadd one's name to the list • zijn naam aan de lijst toevoegenadd a wing to the palace • een vleugel aan het paleis bijbouwen→ add up add up/ -
10 associate
adj. toegevoegd, bijgevoegd--------n. deelgenoot, vennoot, compagnon--------v. associëren; verbinden; samenvatten; deelnemen; (in computers verbinden of koppelen met een bepaalde drie-letter extentie van een computer bestandassociate1[ əsoosjiət, -sjət] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 (met)gezel ⇒ kameraad, makker————————associate21 toegevoegd ⇒ bijgevoegd, mede-♦voorbeelden:————————associate3[ əsoosjie▪eet, əsoosie-]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 associate oneself with • zich verenigen met/aansluiten bijI always associate this with my earliest childhood • dat doet me altijd aan mijn vroegste kinderjaren denkenclosely associated with • nauw betrokken bij -
11 boil
n. steenpuist; kookpunt--------v. kokenboil1[ bojl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:be at the boil • staan te koken————————boil21 (staan te) koken ⇒ het kookpunt bereiken, gekookt worden♦voorbeelden:1 the kettle is boiling • het (thee)water staat op/kooktboiling hot • kokend heetboil away • staan te koken (tot niets overblijft)boil down • inkoken〈 informeel〉 boil down to • neerkomen op (in het kort, in grote lijnen)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 koken ⇒ aan de kook brengen/houden♦voorbeelden: -
12 compress a complex idea into a few words
compress a complex idea into a few wordsEnglish-Dutch dictionary > compress a complex idea into a few words
-
13 epitomise
-
14 focus
n. focus, brandpunt (ook in computers); (in computers) de plaats in een conversatie raam voor de ontvangst van de invoer--------v. concentreren, in focus zetten, samenvattenfocus1[ fookəs] 〈meervoud: ook foci〉♦voorbeelden:tuberculous focus • tuberculeuze haard2 scherpte♦voorbeelden:in(to) focus • scherpbring something into focus • scherp stellen op ietscome into focus • in het brandpunt komen 〈 ook figuurlijk〉; duidelijk in beeld komen 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 duidelijk gedefinieerd wordenout of focus • onscherp————————focus2〈werkwoord; ook focussed〉3 (zich) scherp stellen/instellen ⇒ scherp zien, scherp in beeld brengen♦voorbeelden:focus one's attention on • zijn aandacht concentreren op -
15 hypostatize
v. Samenvatten, als getest zien -
16 inventory
n. inventaris; boedelbeschrijving--------v. inventariseren, een boedelbeschrijving geven van; ongeveer samenvatteninventory1[ invəntri] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: inventories〉1 inventaris(lijst) ⇒ inventarisatie, boedelbeschrijving————————inventory2〈werkwoord; inventoried〉 -
17 outline
n. beschrijven; schetsen; omlijning; verkorte uitgave; hoofdlijnen--------v. schetsen, uitstippelen; zich aftekenen tegenoutline1[ autlajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 schets ⇒ samenvatting, overzicht; ontwerp♦voorbeelden:————————outline2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
18 précis
n. overzicht; afkorting--------v. Verkorten; samenvattenprécis11 samenvatting ⇒ resumé, uittreksel————————précis2〈 werkwoord〉 -
19 recap
v. wiel vervangenrecap1[ rie:kæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————recap2[ rie:kæp] 〈werkwoord; recapped〉1 recapituleren ⇒ kort samenvatten, samenvattend herhalen -
20 recapitulate
v. recapituleren[ rie:kəpitsjoeleet] 〈zelfstandig naamwoord: recapitulation〉
- 1
- 2